Avond
Een stem:
De violen der liefde zingen in de schemertuinen, waar de bloesemtrossen overhangen.
Nu is het de tijd....
Treed nu aan het open venster en luister naar verlangens kweelenden zang en adem de geuren van den Meiavond en zie op naar den hemel, waar àl klaarder sterren fonkelen.
Nu zwijgt de davering van het groot levensgebeuren en de kloknaalden vervullen trager hun ronden.
Nu is het de tijd....
Een gezang in de verte:
De harten rijpen, o, de harten rijpen
Als roode vruchten aan den ouden stam;
Er wordt in de hoofden een begrijpen
Van den sidderenden Pinkstervlam.
De oogen gaan lichten in de gezichten
Van velen, die ze hadden toegedaan,
Maar nu lezen de verholen gedichten
Die in 's broeders zijn geschreven staan.
Een ziele-orgel stuwt zijn wondere wijzen
Door de donkere lijven mèt het hartebloed
En doet menschen als gezegenden rijzen
En beeft toonloos in den broedergroet.
Schooner bloeien de lange zomerdagen,
Schooner vlinderen de lichte nachten aan,
Nu in menschen op veel bange vragen
Het antwoord licht en sterk en zoet is opgestaan.
Een stem:
Nu is er een groote uitvaart aan den Westerhemel. De wolken purperen, de zee gloeit, de zon wil heengaan. De hooge lucht verdonkert over het ruchtig zoemen der avondstad, waar de kleine lichten lokken.
Nu is het avond, nu zingen de violen der liefde in de schemertuinen.
Het Leven is nu wel een groot, diep oog, waarin de dingen spiegelen en de eigen geheimenissen gesluierd schemeren.
Nu is het de tijd wel, dat de harten rijpen als roode vruchten aan den ouden stam.
Philipp Exel.