‘Ik zal hem dooden,’ zei Kirill driftig.
‘Nee, laten we daarmee nog wachten,’ antwoordde Schtschemilow zakelijk. ‘Een moord is voor heden niet aangekondigd. Op dit oogenblik wijzen wij de terreur af.’
Elissaweta merkte daarna op: ‘Om een mensch te kunnen dooden, moet men gelooven, dat de eene mensch beter of slechter is dan de andere, dat hij zich van den ander niet bij toeval, niet maatschappelijk onderscheidt, maar mystisch. Dat wil zeggen: De moord bevestigt de ongelijkheid en de op ongelijkheid gegrondveste staat.’
Deze korte dialoog is ontleend aan de Russischen revolutie-roman (1904-'05), welke de meest Russische is, die ik ken: de roman is in het Duitsch getiteld: ‘Totenzauber,’ van Fjodor Ssologub. Elissaweta is de heldin uit het boek, het ideaal-type van een buitengewoon lievelijk, bekoorlijk, jong Russisch meisje van goede familie, dat door den schrijver met alle gaven van zijn talent wordt uitgebeeld, ongeveer zooals Goethe's Gretchen eens een Duitsch ideaal was en het misschien spoedig weer zijn zal. De vergelijking tusschen Elissaweta en Gretchen kan zeer goed gemaakt worden, want Elissaweta heeft met al haar natuurlijke, uit het diepst van haar gemoed voortkomende gaven en bekoring, groote overeenkomsten met Gretchen.
In de boven aangehaalde dialoog gebruikt Elissaweta een woord, dat de diepste kern van de Russische menschen-waardeering weergeeft. Zij rechtvaardigt de moord met de ‘mystieke’ opvatting over den mensch, die van dit standpunt uitgaat, dat er van nature slechte menschen zijn, welke niet zijn te verbeteren en die dus moeten worden terzijde gesteld oftewel vermoord. Ja, volgens hare opvatting rechtvaardigt het bestaan van zulke menschen slechts het bestaan van den staat. Bestonden zulke menschen niet, dan zou ook de staat elk bestaansrecht hebben verloren. Zijn beroep voltrekt zich slechts in zijn werkzaamheid als beul. Bestaan er geen slechte lieden meer, dan heeft de staat ‘seine Schuldigkeit getan’ en kan gaan! Wil hij niet vrijwillig gaan, dan dwingt men hem. Niet door onderricht, maar door de terreur, want de ‘mystische’ opvatting van den mensch, beantwoordt aan een soortgelijke opvatting van den staat.
Als Elissaweta nog eenige jaren ouder is, zal zij van sociaal-demokraat, die de verhoudingen wil verbeteren, een bolsjewiste, een terroristische communiste geworden zijn, die de menschen doodt, welke niet haar opvatting huldigen en de staat vernietigt, die slechts als beul beteekenis heeft.
In Rusland een vanzelfsprekende en natuurlijke ontwikkeling, die in Europa onbegrijpelijk en onnatuurlijk is, zoolang wij nog aan een geheel andere waarde-schatting van den mensch, een sociologische, blijven vasthouden.
Het verst in deze Europeesche waarde-schatting van den mensch gaat niet de Europeaan, maar de Amerikaan, want deze heeft het zuiverst Rousseau's opvattingen over den mensch in zijn opvoeding voor het persoonlijke zoowel als voor het maatschappelijke leven overgenomen. De Amerikaan vertegenwoordigt op de meest onverhulde en consequente wijze de opvatting, dat er van nature geen slechte menschen bestaan.