Bespiegelingen van een jeugdigen grijsaard
Idealen zijn als de bladeren der boomen: na elke periode van bloei welken ze weg, verdorren en vallen af. Maar vlak bij de litteekens der oude blaren zijn al de nieuwe knoppen uitgebroken, die op hun beurt openbarsten tot schoner ontwikkeling, dan denkbaar was....
Eenmaal echter vallen de bladen af en de knoppen blijven achterwege. Dan komt spoedig en onafwendbaar de eeuwige winter, die wij, tastend naar het meest van geheimen overvulde woord: dood noemen.
* * *
Voor den litterairen mens is zijn vrouw meer, dan zij in werkelijkheid zijn kan. Zij verbeeldt voor hem eindeloos veel vrouwen. Beurtelings is zij voor hem Maria Magdalena en Beatrijs, Helena en Aphrodite, Madame Bovary en Margaretha; zij is een vrouw, die hij gekend heeft of een, die hij zich op een gegeven oogenblik droomt - maar uiterst zelden is ze in waarheid z'n eigen vrouw.
Zo leeft hij in voortdurende geestelijke polygamie, omdat geen vrouw ter wereld ooit groot en veelzijdig genoeg kan zijn om voor hem absoluut z'n oude, diepe droom van de vrouw te vervangen.
* * *
De werken van de meeste schrijvers laten ons bewustzijn achter een veelheid van verschillende tafereelen, beelden van schoone landschappen, zonsop- en ondergangen, bloeiende velden, grijze dagen enz.
De boeken van Dostojewski daarentegen laten alleen de herinnering terug aan mensen, massa's mensen en altijd weer mensen. Goede en slechte, gewone en excentrieke, maar allen, ook de meest gewone en zij, aan wie we ons zeer verwant voelen, hebben iets in hun wezen, dat ons duister blijft, dat we nooit volkomen doorgronden en toch bijna noemen kunnen. Als we er over napeinzen, raken we tot vlak bij het begrip van dat geheimzinnige, maar nooit toch vinden we het juiste woord. En evenwel twijfelen we geen ogenblik aan dat onnoembare, noch aan z'n waarachtigheid.
Een enkele maal vinden we dit ook bij Tolstoï, b.v. in Anna Karenina, in Pierre uit ‘Oorlog en Vrede’ en het sterkst van al in Platon Karatajew, de soldaat. Maar zo diep en wonder-mystiek als Dostojewski heeft Tolstoï het nergens.
Ook bij Turgenjew en Gorki, soms bij Gogolj treffen we dit voor ons