Als een vrouw dezelfde schunnigheid uithaalt, die den man glimlachend vergeven wordt onder de uitspraak, ‘dat het menschelijk is,’ verplettert men haar onder het ernstige vonnis, ‘dat het onvrouwelijk is.’ Wat een compliment aan het genus ‘vrouw’ zou zijn, als het geen laaghartig smoesje was.
***
Zedelijkheid houdt niet zelden nauw verband met kennis van fisiologie. Het ‘heilig huwelijk’ tusschen broeder en zuster der Egyptenaren is tot gruwelijke bloedschande geworden, sinds - de vee- en hondenfokkers de gevaren der ‘eenteelt’ hebben leeren kennen en vreezen.
***
De beschaving en het samenleven in een ‘geordende maatschappij,’ hebben den mensch zoozeer ontaard, dat hij zelfs een huwelijk, dat zonder opzet kinderloos blijft, niet daarom alleen zonder meer voor ontbonden houdt.
***
De bloei van ‘de schuine mop’ onder alle standen, is het schrijnendste bewijs voor de zedelijke onrijpheid van ons volk, of.... voor de onzedelijke rijpheid?....
***
Dat den man op sexueel gebied zooveel meer vergeven wordt dan de. vrouw, vindt zeker zijn oorzaak in de minderwaardige rol, die de man in het scheppingswerk der natuur vervult. Vermoedelik behoort hij niet meer te zijn, dan de toevallige verwekker van het nieuwe wezen, dat onvervreemdbaar eigendom der moeder is en blijft - tot het op eigen beenen staan kan.
***
De vrouw is principieel passief. Aan een iedaal kan ze zich volkomen geven, maar meer ook niet. Soms meent ze, onder invloeden van allerlei aard, dat dit niet voldoende is, en gaat er voor werken. Dit nu wordt haar noodlottig. Want werken voor het ideaal kan ze door overgroote toewijding, die onmiddellijk overslaat tot fanatisme, niet anders dan dilettanties, en bevrediging vindt ze er nimmer in.
Zoodra ze zich - aan welk ideaal dan ook - eenmaal gegeven heeft, weet ze niets meer, dan dit ideaal alleen en dan nog het ideaal tot in z'n verste mogelijkheden. Met dikwijls schrikaanjagend raffinement zoekt ze voorwendsels om zich te kunnen opofferen en blijmoedig zal ze zich aan de vernietiging prijs geven, zoodra ze meent, dat het heilig ideaal dit eischt. En nooit dringt het begrip tot haar door, dat ze in al dit tumult niets zoekt, dan bevrediging voor haar eigen, diepste driften.
Wanneer ze mee gaat ageeren, in de koel beredeneerde actie-vanalle-dag, dan lijkt het werk haar nooit streng en stout genoeg. De eischen der practijk aanvaardt ze niet, omdat die dwingen tot concessies - wellicht slechts geringe en dan nog tijdelijk - en haar vurige geestdrift elke concessie verwerpt. Zij wil, direct en met één enkele, grandioze greep, alleen het absolute, volmaakte ideaal. Zelfs het verstand der vrouw