Maar de droom blijft een droom: de maatschappij kan zich de weelde eener volledige harmonie nog niet veroorloven, de evolutie is nog niet ver genoeg gevorderd.
Maar de menschheid is nimmer ten onder gegaan aan een te veel aan pessimisme. Integendeel, het vertrouwen blijft hecht en de strijd der klassen staat veelal in het teeken van het ideaal.
Zoo zien we in het grootsche tijdperk der Fransche revolutie hoe de opkomende derde klasse, de bourgeoisie, zich in haar strijd om de macht tegen kerk en adel, bedient van de idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Meen niet, dat de bourgeoisie haar strijd onder valsche leuze streed. Zij was in die dagen een jonge energieke klasse, die wist dat de samenleving rijp genoeg was om haar tot de macht te brengen, politiek en economisch. Maar de geschiedenis leert, dat elke opstrevende klasse haar strijd tegen de oudere aanbindt onder het devies, dat zij het werkelijke heil van de menschheid behartigt. Zij gelooft in haar droombeelden, gelijk een kind onvoorwaardelijk en met geestdrift gelooft in de weidsche plannen voor zijn toekomstig leven.
Met welke bezieling werd onder de leuze van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap in de jaren voorafgaande aan 1789 niet gestreden. Het behoeft niet gezegd te worden dat met de heerschappij der bourgeoisie de broederschap nog verre bleef. Hoe kon dit ook! De burgerlijke klasse had gestreden voor haar heerschappij, haar eindelijke overwinning. Maar zoodra had zij haar doel niet bereikt of de onderdrukking door haar van de onderliggende klasse nam een aanvang. En de leuzen van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap bleken niet anders dan zoodanig te kunnen worden opgevat, dat de heerschende klasse vrij was om de aan haar ondergeschikte massa te knechten, dat deze zonder onderscheid zich aan haar wil had te onderwerpen en dat de bourgeoisie, in hechte broederschap vereend, haar wil mag doen zegevieren.
De burgerlijke maatschappij, gelijk deze in de meeste landen bestaat, is een der fazen uit de geschiedenis van de onbeschaafde menschheid. Haar kenmerk is het geweld, de macht, de onderdrukking. Een andere mogelijkheid is trouwens uitgesloten. Zoolang een klasse-maatschappij bestaat zal van een harmonische samenleving niet gesproken kunnen worden. Economische dwang en afhankelijkheid voert steeds tot geestelijke onderdanigheid.
Het is vooral in deze laatste periode waarin de maatschappij verkeert - door ons kortweg met bourgeois-heerschappij betiteld - dat een vaster vertrouwen in de komst van een betere samenleving tot uiting komt. Eerst zijn het nog de utopisten als Saint-Simon, Fourier en Owen, die het socialisme door middel van prediking willen bereiken. Hun voorbeeld zal wel volgelingen hebben. Wanneer ieder maar overtuigd is van de rechtvaardigheid onzer ideeën, zoo zouden we uiterst beknopt hun gedachten kunnen weergeven, dan gaan we onze nieuwe maatschappij invoeren. En onze ideeën zijn zoo overtuigend, zóó schoon en haar verwezenlijking zal een toestand scheppen zóó tegenovergesteld aan den bestaande, dat arm en rijk voor onze denkbeelden zal willen strijden.
De utopisten, deze verheven droomers, zij wisten nog niet dat het