De Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren
(1918-1919)– [tijdschrift] Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 203]
| |||||||||
De verschijning van ‘Madame Bovary’
| |||||||||
Eerste deel.Het moge ietwat inquisitioneel klinken: maar hoe grooter de figuur eens kunstenaars in werkelijkheid is, des te onmogelijker is het, hem tijdens zijn leven te belichten op de wijze die hem toekomt niet alleen, doch die tevens voor de cultuurgeschiedenis - of, zooals Gaston Paris, de groote romanist, zich uitdrukt, telkenmale als hij spreekt van literatuurgeschiedenis: de ‘geschiedenis van den menschelijken geest’ - van het hoogste belang is. ‘Een terughoudendheid met als hoofdelement een gebrek aan vertrouwen in eigen oordeel, verhindert vaak de tijdgenooten in hen die in hun midden geleefd hebben en in de maatschappij, waarvan zij deel uitmaken, bijzondere gaven te erkennen en eene beteekenis die hun tijdvak voorbijstreeft,’ aldus de Fransche literaire philosoof Jules de GaultierGa naar voetnoot1) in zijn wijsgeerig werk over Flaubert. Hoe vaak het ook reeds gezegd is, en nog meer misschien gedacht, - dergelijke dingen kunnen trouwens niet genoeg herhaald worden, want de ondankbaarheid der tijdgenooten herhaalt zich door de eeuwen heen, - het moet, juist in verband met den grondlegger van den modernen realistischen roman, nog eens naar voren gebracht worden. Want zij zijn erin geloopen: ‘De geletterden zelf en de critici zijn erin gevlogen,’ gaat de Gaultier voort: ‘zij hebben hunne blikken gericht op de zorg, die Flaubert zoo nadrukkelijk beleed, zij zijn stilgestaan bij den “doodstrijd van den stijl,” bij het zoeken naar het nauwkeurige document, naar het woord, naar het gelijkwaardige epitheton en het physiologische rythme van den zin: zij hebben aanstoot genomen aan de literaire keukenvoor-fijnproevers, aan de volmaaktheid in het werk.’Ga naar voetnoot2) Neen, Flaubert heeft nog wel eenig ander belang. Als het waar is, dat hij voor alles artiest geweest is, dan zal men toch voornamelijk hierop den nadruk moeten leggen, dat het tijdstip, waarop hij als roman- | |||||||||
[pagina 204]
| |||||||||
schrijver-nà-Balzac verschijnt, zóóveel elementen moet hebben bevat, die met het begrip ‘realisme’ ten nauwste samenhangen, dat wij Gustave Flaubert niet uitsluitend behoeven te zien als den literairen kunstenaar, doch ook, en in niet onbelangrijke mate, als een (natuurlijk) onbewust product van zijn tijd. Deze opvatting om een kunststrooming in intiem verband te brengen met de politieke omstandigheden van een tijdvak, is niet geheel nieuw. Eén der eersten, die in den modernen tijd eene dergelijke poging hebben gewaagd, is Georg Brandes.Ga naar voetnoot1) In ons land is het voornamelijk Just Havelaar geweest, die meer nog dan Brandes, aan een dergelijk verband heeft gedacht en deze zienswijze, in historisch-materialistische richting, in zijne kunstbeschouwingen heeft ingevoerd. Wij zullen straks gelegenheid hebben terug te komen op zijne studie: ‘Kunst en Samenleving,’ verschenen in de Socialistische Gids (afl. Juli-Aug. 1917, blz. 522-553). Wanneer wij derhalve, naar onze opvatting, de draagwijdte van het literaire - en vooral wijsgeerige - genie van een Flaubert goed willen begrijpen, en meer speciaal de verschijning van een roman als ‘Madame Bovary’ in de geschiedenis der moderne letterkunde na 1857, dan dienen wij ons rekenschap te geven van alle elementen die ‘het kader van zijn tijd’ uitmaken, d.w.z. zoowel politieke als literaire, zoowel sociologische als biographische. | |||||||||
I. De politiek.Lodewijk XVIII. Gustave Flaubert is geboren in 1821, op een tijdstip van universeele onzekerheid. De regeering van Lodewijk XVIII, die in 1824 eindigt, had aan politieke feiten van eenig belang, opgeleverd
Karel X. Deze tyrannie duurt voort als Karel X den troon bestijgt. En ofschoon de revolutie van de dertiger jaren de belangrijkste politieke gebeurtenis is uit de regeering van dien vorst, moet men, om de lijn der evolutie goed te volgen, rekening houden met eenige feitjes van schijnbaar weinig belang. De eerste jaren dan van deze regeering worden gekenmerkt door de overheersching van de reaktionnaire geestelijkheid.Ga naar voetnoot2) Een der gevolgen hiervan was een wet op de pers, die bestemd was om den tegenstanders der kerk-belangen het zwijgen op te leggen. Spottenderwijs werd zij genoemd de ‘Wet van liefde en van rechtvaardigheid.’ Op dit oogenblik reeds begint de verbittering der gemoederen. Natuurlijk wint de oppositie voornamelijk veld in de arbeidende klasse. Buchez,Ga naar voetnoot3) | |||||||||
[pagina 205]
| |||||||||
waarvan wij later zullen spreken, was het geweest, die in Frankrijk eene afdeeling stichtte der Carbonari, naar het Italiaansche voorbeeld. En in 1821 telde zij reeds een 80.000 leden. Tengevolge nu der ‘Liefdeen rechtvaardigheidswet’ beginnen de Fransche carbonari talrijke complotten te smeden, die natuurlijk op eenige ter-dood-veroordeelingen uitloopen. Val van Villele. Bij den val van VillèleGa naar voetnoot1) neemt de oppositie sterk toe. Vooral nu er in 1829 opnieuw een ultra-royalistisch ministerie wordt gevormd onder Polignac. Wanneer dan één jaar later Karel X in den Moniteur zijn vier Ordonnantiën uitvaardigt, waarvan de voornaamste is de opheffing van de vrijheid van drukpers, zien wij het eerste der drie groote conflicten geboren worden, waarvan Frankrijk het tooneel was in een tijdruimte van twintig jaar. Den 29sten Juli maakt het volk zich meester van het Stadhuis, van het Louvre, van de Tuilerieën en de koning is genoodzaakt naar Engeland te vluchten. Flaubert. Te oordeelen naar het jeugdwerk van Flaubert, dat ons een zeldzaam-vroegrijp kind leert kennen, dat b.v. den muur van het amphitheater in het Ziekenhuis van Rouaan opklimt, om de lijken te bewonderen, - is het zeer waarschijnlijk, dat hij, alhoewel nog slechts 9 jaar oud, op dat oogenblik reeds of misschien iets later, begon na te denken over deze gebeurtenissen, natuurlijk zonder er ten volle de portée van te begrijpen. Hoe het ook zij, de Reis naar de Hel, geschreven op veertienjarigen leeftijd, bewijst dat hij op dien leeftijd reeds noch sympathie gevoelde voor den koning noch voor het volk.Ga naar voetnoot2) Louis Phillippe. De hertog van Orléans ziet zich nu plotseling in eene voor hemzelf wel meest komieke situatie geplaatst, tot koning van Frankrijk te worden gekozen. Het was de burgerman Louis Philippe. Want de revolutie van 1830 was onmachtig geweest tot het uitroepen van de Republiek. Casimir Périer. Echter, het ministerie van Casimir Périer heeft de verdienste betere kieswetten te hebben gebracht. - De partij van Lodewijk Napoléon, die zich in '30 had gevormd, waagde verschillende pogingen om Louis Philippe van den troon te stooten, o.a. in het laatste jaar van het eerste ministerie van Thiers, in 1840. - De laatste acht jaren hadden zich gekenmerkt door verschillende opstanden van republikeinen en een aanslag tegen den koning (in 1835 van Fieschi) had zelfs représaille-wetten uitgelokt (de zoogenaamde September-wetten). Guizot. Het ministerie Guizot, dat dan volgt en duurt tot den grooten Februari-opstand van '48, onderscheidt zich op zichzelf door niets belangrijks. De Voorloopige Regeering, waarin voor het eerst een arbeider plaats neemt naast mannen als Lamartine en Louis Blanc, proclameert de Republiek. De republiek. Als de Voorloopige Regeering gevormd is, hebben wij in twee politieke feiten als de instelling van het algemeen kiesrecht | |||||||||
[pagina 206]
| |||||||||
en de afschaffing van den doodstraf, twee gebeurtenissen van het hoogste belang. De revolutionaire beweging wint veld en den 23sten Juni 1848 wordt er te Parijs een socialisten-veldslag geleverd, waarbij 5000 personen het leven laten en die gewonnen wordt door generaal Cavaignac. - Wij weten, dat Flaubert tijdens dezen opstand in Parijs is geweest. Den 10den November wordt de Constitueerende Vergadering gevormd en juist een maand later wordt Louis-Napoléon Bonaparte tot president uitgeroepen. Den 2den December 1851 volgt de staatsgreep van dezen ‘Napoléon le Petit’ - zooals Victor Hugo hem noemt - en een jaar later verschaft hij zich de waardigheid van Keizer der Franschen. Napoleon III. Nu begint eene triestige en in-burgerlijke periode die zich uitstrekt van 1852-1859, Napoléon III schafte onmiddellijk bijna alle politieke vrijheden af. Doodsbang als hij was voor de pers, onderwierp hij deze aan eene buitengewoon-strenge bewaking en onophoudelijke bedreigingen. Geen enkel nieuw blad kon gesticht worden zonder machtiging van de regeering, die het recht opeischte om den hoofdredacteur aan te wijzen. Ieder blad, dat als ‘gevaarlijk’ bekend stond, kon dan ook willekeurig opgeheven worden. Het proces tegen Flaubert. Onder deze omstandigheden wordt het begrijpelijk, dat men Flaubert in 1857 een proces heeft kunnen aandoen ‘wegens aanranding der publieke zedelijkheid en van den godsdienst.’ Het is niet uitsluitend geweest om de z.g. ‘schunnigheden,’ die het Openbaar Ministerie in ‘Madame Bovary’ meende te hebben ontdekt. Er waren natuurlijk vóór 1857 al veel krasser en ‘schuiner’ dingen gezegd dan er in dat boek aan te wijzen waren. En bijna nooit had een regeering ingegrepen. Het is louter toeval, dat Flaubert het slachtoffer moest worden van de politieke gesteldheid van zijn tijd. Edoch: hij werd van slachtoffer held. En van held martelaar. En zijn martelaarschap was zijn succes.... dat hij zelf trouwens nooit als een succes heeft beschouwd, of niet dan op zeer ironische wijze. Wonderlijke samenloop der omstandigheden! Indien men Flaubert niet in staat van beschuldiging had gesteld wegens zijne ‘onzedelijkheid;’ indien er toevallig op dat oogenblik in Frankrijk eene regeering was geweest die zich met de journalistiek - ‘Madame Bovary’ verscheen eerst in een tijdschrift: de Revue de Paris - in het geheel niet had bemoeid, zouden dan de aanhangers van ‘Mad. Bovary’ wel zóó spoedig en in zoo grooten getale zijn opgekomen, m.a.w. zou de school van den realistischen roman zich zoo snel hebben geconstitueerd? Men kan daar gevoegelijk aan twijfelen. Er zou waarschijnlijk, globaal gesproken, wel een halve eeuw zijn verloopen, vóórdat de literaire ideeën en theorieën van Flaubert, de eerste naar voren gebracht door zijn verdediger Maître Sénard voor de Rechtbank,Ga naar voetnoot1) de laatste te distilleeren uit den roman zelf, waarlijk wortel hadden geschoten. De advocaat Sénard is het geweest, die heeft aangetoond, dat alle geïncrimineerde passage's en ideeën en procédé's reeds in de toenmalige literatuur in kiem aanwezig waren. | |||||||||
[pagina 207]
| |||||||||
Hij is het geweest, die in het openbaar, voor een publiek van gerechtelijke autoriteiten en voor een tribune-publiek, dat bestond uit kunstenaars van alle richtingen, ‘Madame Bovary’ heeft geanalyseerd op een wijze, die geheel in overeenstemming bleek te zijn geweest met de opvattingen van Flaubert zelf,Ga naar voetnoot1) die ten slotte het boek aan hem heeft opgedragen. Wat Labory in den modernen tijd, met betrekking tot de Dreyfus-zaak, heeft gepresteerd van uit politiek oogpunt, dat heeft Sénard gedaan voor de geschiedenis van den modernen roman. En hoewel wij later op het verloop van het proces terug zullen komen, kunnen wij nu reeds als elementen voor het succes van Flaubert aanwijzen: de politieke mentaliteit van de regeering van Napoléon III en de meesterlijke verdediging van Flaubert's advocaat: meester Marie-Antoine-Jules Sénard.Ga naar voetnoot2) De uitvindingen en ontdekkingen. Hervatten wij thans weer ons ‘beeld van den tijd,’ van de periode die zich uitstrekt tusschen het geboortejaar van Flaubert en het verschijningsjaar van ‘Madame Bovary.’ Ons tableau zou zeker niet voltooid zijn, indien wij niet mede rekening hielden met de geweldige technische activiteit, die zich in Frankrijk in dit tijdsbestek ontplooit. De namen van mannen als Geoffroy Saint-Hilaire, Ampère, Cuvier, Arago zijn bekend genoeg om ze hier in verband te brengen met de wis- en natuurkundige wetenschappen. - In 1816 is het Jouffroy die zijn stoomboot vervolmaakt. De stoombootschroef wordt uitgevonden door Dallery, van Amiens. In 1835 gaat de eerste reizigers-spoortrein,Ga naar voetnoot3) naar het type van Séguin, van Annonay. Ampère en Arago vullen elkander aan in hunne uitvindingen de telegraaf betreffende en de eerste telegraafGa naar voetnoot4) wordt in 1884 gevestigd op de spoorlijn van Parijs naar Rouaan. In 1820 reeds heeft de stad Parijs zijn gasverlichting. - Fresnel en Arago werken samen in hunne uitvinding van den vuurtoren. In '39 doet Arago in de Academie van Wetenschappen te Parijs eene mededeeling over de werkwijzen inzake photografie van Joseph Niepce en Daguerre. De photografie op papier wordt ten slotte gevonden door Blanquart Evrard in 1847. Eindelijk moeten wij vermelden, dat zelfs de landbouw deelneemt aan deze geweldige menschelijke werkzaamheid; zij verbetert hare cultuur-procédé's en hiervan vinden wij den reflex in ‘Madame Bovary’ zelf: het is het beroemde hoofdstuk der landbouwfeesten (Hoofdst. VIII)Ga naar voetnoot5) | |||||||||
[pagina 208]
| |||||||||
Overzicht. Drie groote politieke conflicten in twintig jaar tijds; eene sociale evolutieve drang naar de demokratie, evenals in onze dagen, doch die in de vijftiger jaren der vorige eeuw geen levensvatbaarheid genoeg bezat om zich staande te houden; eene plotselinge, geweldige vlucht der wetenschappen, en meer speciaal der natuurwetenschappen, een algemeene drang dus ook naar nauwkeurigheid in de menschelijke gedachte: is het wonder, dat op een bodem van deze constitutie eene literatuur moest wortel schieten, die zich zou bezighouden - in wetenschappelijke richting - met de groote sociale verschijnselen van den tijd? De Socialisten. Is het wonder ook, dat bij deze gewichtige politieke gebeurtenissen, de uitvindingen der wetenschap, de toepassing van stoom in de industrie en het verkeer, de arbeidsvoorwaarden in dier voege geschokt worden, dat de massa's zich beginnen te roeren? Door de industrieele overproductie ontstaat eene moordende concurrentie in de voornaamste Europeesche landen. Een der gevolgen hiervan is belangrijke loonsverlaging voor de werklieden en zelfs afdanking van een groot deel hunner.Ga naar voetnoot1) De ellende, die hieruit en uit de ongekende werkeloosheid voortspruiten, leidt tot veelvuldige opstanden. De socialistische theorieën, en in verband hiermede de vorming eener socialistische politieke partij, hangen in de lucht.Ga naar voetnoot2) In 1848, nog voor de Februari-Revolutie, verschijnt in Duitschland het ‘Communistisch Manifest’ van Marx en Engels, dat sindsdien in bijna alle Europeesche talen vertaald is, nadat één jaar te voren in Frankrijk zelf reeds een dergelijk geschrift het licht had gezien, n.l. ‘Principes du Socialisme, manifeste de la démocratie au dix-neuvième siècle,’ van de hand van den Fourrierristischen Victor Considerant. Zoo zien wij - het zij terloops opgemerkt - dat ook hier een Franschman den Duitschers vóór was en hun zeer waarschijnlijk ook wel eenige stof geleverd zal hebben.Ga naar voetnoot3) Wij gaan thans over tot eene korte behandeling der sociologische literatuur van vóór '57, waarmee dit gedeelte van deze studie afgesloten zal zijn. | |||||||||
II. De sociale literatuur.Van deze overmatige activiteit en beweging dan, kan men, zooals gezegd, een weerschijn terugvinden in de sociale literatuur van het tijdvak. Wanneer wij nagaan, dat de geschiedenis van die dagen gekenmerkt wordt eerst door het liberalisme, vervolgens door revolutionnaire uitingen van eene socialistische nuance, dan wordt de ook hier sterk ontwikkelde productiviteit dezer nieuwe literatuur ten volle begrijpelijk.Ga naar voetnoot4) Saint-Simon. De hertog de Saint-Simon was in 1825 gestorven. Twee maanden te voren had hij zijn ideeën geresumeerd in een werkje, getiteld: ‘Le Nouveau Christianisme.’ Hierin had hij zijn ideeën uit de in 1803 gepubliceerde ‘Lettres d'un habitant de Genève’ weer | |||||||||
[pagina 209]
| |||||||||
opgenomen. Het behelsde een beroep op het ‘gevoel’ en niet meer uitsluitend op het intellect.Ga naar voetnoot1): ‘De moderne richting moest gedragen worden door godsdienst, en de kiem van dien godsdienst lag in het oude Christendom. Het was een religie van broederliefde, zich aansluitende aan het denkbeeld van vooruitgang, en rustende op het geloof in God. De maatschappij der arbeiders of producenten, door den godsdienst geleid, moest een stevige organisatie vormen, en al de maatschappelijke instellingen moesten tot doel hebben de verbetering van het zedelijk verstandelijk, stoffelijk lot der armste en talrijkste klasse der menschen.’Ga naar voetnoot2) Hier vindt men dus de organisatorische idee, die zich in het verdere verloop der eeuw zoo snel en krachtig zou ontwikkelen, reeds in kiem aanwezig. Al is het dan ook de organisatie met als basis: het geloof in God. Daarvoor was de durf, om deze officieel-religieuze aangelegenheden geheel los te laten, nog niet geheel doorgebroken. Trouwens, men moet niet vergeten: deze ‘Brieven’ dateeren uit den Napoleontisch-cesaristischen tijd en verschenen twee jaar na Chateaubriand's ‘Atala’ en één jaar na zijn ‘Génie du Christianisme.’ Het Saint-Simonisme. ‘Het nieuwe Christendom’ was Saint-Simon's testament geweest, dat school maakte. Tegen 1827 reeds constateerde men eene geweldige expansie. Maar eerst na 1830 wordt de leer een ware macht en oogstte vrij talrijke aanhangers. Eén daarvan was o.a. Emile Barrault, professor aan de Universiteit te Sorèze, die in 1869 stierf en ook drama's en comedie's heeft geschreven.Ga naar voetnoot3) Hij gaf vooral college's over de geschiedenis der Schoone Kunsten en was een zeer goed redenaar. - Noemen wij nog Henri Fournel, den beroemden ingenieur, die de eerste Fransche spoorlijn van Parijs naar Saint-Germain aanlegde. Ter propaganda organiseerden de Saint-Simonisten openbare voordrachten, waar de leer werd uiteengezet en toegelicht. Deze cursussen werden gehouden te Parijs voor een later zeer talrijk publiek. Het is voor de internationale cultureele wisselwerking van belang te vermelden, dat mannen als John Stuart Mill, Ludwig Börne en Heinrich Heine deze voordrachten, die ongeveer samenvielen met de gebeurtenissen van het jaar '30, hebben bijgewoond. In dat jaar treden o.m. twee nieuwe leden toe, waarvan de namen waren: Berlioz en Liszt. Mannen als Saint-Beuve, Charles Rémusat, Duvergier de Hauranne, Guizot, V. Hugo en Béranger waren allen medewerkers geweest van het Saint-Simonistische orgaan: Le Globe.Ga naar voetnoot4) | |||||||||
[pagina 210]
| |||||||||
Dat Flaubert zelf van deze beweging niet onkundig is gebleven, staat vast. Toen ter tijde was hij natuurlijk te jong om er zijn volle aandacht aan te schenken. Maar hij heeft zeker de beide deelen doorgebladerd, waarin de voordrachten afgedrukt stonden. In een brief uit Egypte, gedateerd 17 Mei 1850, neemt hij de benaming voor het eerst in de pen. En zijn beste vriend uit zijn jeugdtijd, Maxime Ducamp, had ook eene studie geschreven over de Saint-Simonisten, waaraan Flaubert zeer zeker niet geheel vreemd zal zijn geweest.Ga naar voetnoot1) De Literatuur. Het spreekt vanzelf, dat de overdrijvingen van Saint-Simon's discipelen geen enkelen invloed uitoefenden op de literatuur van den tijd. Maar, het is zeker dat zij sterk den invloed onderging van de grondgedachte der nieuwe leer. Zoo zou één der grootste dichters van den tijd, Lamartine, die onder de Restauratie bij uitstek conservatief was geweest, één der leiders van de Republiek worden. Terwijl een vrouw als George Sand - men moge over haar denken hoe men wil - in de nieuwe ideeën werd ingewijd door Pierre Leroux en haar leven lang heeft zij ze verdedigd. Enfantin Chevalier. Na de cholera-epidemie van 1832 trekken de Saint-Simonisten zich op Ménilmontant (buiten Parijs) terug. Echter, zij hadden zulke eigenaardige gewoonten aangenomen - zij staken zich b.v. bij speciale gelegenheden in eene speciale kleedingGa naar voetnoot2) - dat zij argwaan bij de Regeering opwekten en in Augustus 1832 worden Enfantin en Chevalier aangeklaagd wegens onzedelijkheid, voor de Rechtbank gedaagd en deswege veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf. Als zij vrij zijn, gaan zij de wijde wereld in om propaganda te maken voor hunne denkbeelden of liever om ‘de vrouw’ te zoeken, zooals Enfantin het uitdrukte. Een groepje van vijf discipelen trok met dezen naar Egypte, terwijl Chevalier naar Amerika toog. Lambert, Holstein, Alexis Petit, Ollivier en Henri Fournel zijn allen bezield door dezelfde idee: een nieuwen godsdienst te stichten en het Oosten met het Westen te verbinden. De Revolutie van '48, die het ‘liberale timmerwerk’ van Louis-Philippe en Guizot ineentrapte, verzwakte ten zeerste de kracht der beweging, die ten slotte tegen 1870 volledig uitstierf. De belangrijkste punten, die op het program hadden gestaan, waren geweest: 1o de gelijkheid tusschen man en vrouw; 2o de emancipatie van de vrouw; 3o de rehabilitatie der materie; 4o de solidariteit tusschen alle volken. De Vrouwenbeweging. Juist in verband met deze feministische eischen der Saint-Simonisten moet het ontwaken der vrouwen-beweging gereleveerd worden. ‘Toen de Juli-revolutie uitbrak, kwam de gedachte aan bevrijding ook van de vrouwen uit lange knechtschap opnieuw duidelijker tot uiting en bracht de vrouwenwereld zelf in de diepste ontroering. De oude eisch der politieke ontvoogding trad weer op den voorgrond en het Saint-Simonisme wierp nieuwe brandstof in de wereld, toen het de | |||||||||
[pagina 211]
| |||||||||
bevrijding der vrouw van mannelijke heerschzucht ook op het gebied van het geslachtsleven verkondigde. Een der meest belangwekkende documenten van dien tijd is het tijdschrift “La femme nouvelle” dat verscheen van 1832 tot 1834 te Parijs....’Ga naar voetnoot1) ‘Het openstellen der universiteiten, het toelaten der vrouwen tot hoogere beroepen, dat waren eischen waarmee zij thans haar veldtocht opende en de stichting van een genootschap tot verheffing van den toestand der vrouwen - het eerste van dien aard - was het eerste practische resultaat. Een idieel resultaat echter van vèrstrekkende beteekenis was de groeiende belangstelling waarmee mannen der wetenschap zich tot de vrouwenkwestie wendden. Zoo hield Ernest Legouvé in 1847 in het Collège de France een reeks voordrachten over de zedengeschiedenis der vrouwen, waarin hij door het schilderen van haar treurigen staat een zeer grooten indruk maakte: “Geen openbaar onderwijs, geen vak-onderricht voor de meisjes; het leven zonder huwelijk een onmogelijkheid voor haar en het huwelijk zonder bruidschat onmogelijk,” riep hij uit, en schilderde met donkere kleuren het lot van de arme dochters der bourgeoisie, wie alleen het klooster, het beroep van gezelschapsjuffrouw of onderwijzeres, of het onteerend bedelaarsleven bij gegoede verwanten restte. Hij eischte voor haar toelating tot het beroep van arts en wenschte dat zij door den Staat aangesteld zouden worden als school-, gevangenis- en fabrieksinspectrices, - een eisch, waarvan de billijkheid een halve eeuw later in zekere landen nog steeds bestreden wordt!’ ‘Het middelbaar onderwijs voor meisjes, dat een zoo veelbelovende vlucht genomen had, leed in 't bizonder. sterk (na de reactie van 1848) onder het snel toenemen van het aantal opvoedingskloosters, die de Omwenteling van 1789 geheel onderdrukt en Napoleon tot het uiterste beperkt had. Haar concurrentie was voor de wereldlijke kostscholen bijna vernietigend; niet alleen gaf de bourgeoisie aan de goed ingerichte, door tuinen omgeven, allerlei voordeelen biedende kloostersGa naar voetnoot2) voor hare dochters de voorkeur boven de enge, donkere wereldlijke opvoedings-instellingen, ook de onderwijzeressen konden zich nauwelijks staande houden tegenover de kloosterzusters.’ Wat haar economische taak betreft, citeeren wij het volgendeGa naar voetnoot3): ‘Met hamer en nijptang, met schaaf en met zaag in de eigen krachtige vuist beheerschte de man de productie; hij beheerscht haar ook dan nog, als de drijfkracht der meer gecompliceerde productiemiddelen op menschenkracht berust, maar hij moet naast zich plaats maken voor de vrouw naarmate de mechanische drijfkrachten zich ontwikkelen en in de plaats van de grovere eigenschappen van het menschelijk lichaam vaardigheid en behendigheid gevorderd worden. Vrouwen- en kinderarbeid was derhalve het noodwendig gevolg der opbloeiende groot-industrie.’Ga naar voetnoot4) ‘De machine kiest de in de vrouw belichaamde goedkoopste arbeidskracht, en dat zij voor zekeren arbeid gekozen wordt, wordt door de soort van den arbeid bepaald.’ | |||||||||
[pagina 212]
| |||||||||
Hoewel Frankrijk altijd een land is geweest, waar de vrouwen voortdurend een bepaalden invloed uitgeoefend en hun rol gespeeld hebben in de politieke en intellectueele wereld, zien wij toch in deze periode de vrouwen op maatschappelijk gebied ook op den voorgrond treden. Madame Pautret de Mauchamps staat aan het hoofd der toenmalige vrouwenbeweging en het waren ook vrouwen, die van den aanvang af het eerst en het meest sympathie gevoelden voor de nieuwe ideeën. De namen van George Sand, van de gravin d'Agoult (= Daniël Stern), van Clarisse Vigoureux, van Flora Tristan en Pauline Roland, aan welke laatste Victor Hugo een schoon gedicht gewijd heeft in zijn ‘Châtiments,’ zijn bekend genoeg om hier alleen genoemd te worden. Het Fourrierisme. Een andere en volgende groote sociale strooming van het tijdvak was de leer van Fourrier,Ga naar voetnoot1) die dezelfde begrippen had aangenomen als het Saint-Simonisme. Echter zij kwam met een systeem. De leer van Saint-Simon was er niet in geslaagd vaste vormen aan te nemen. Het fourrierisme biedt zich onmiddellijk aan het publiek aan als een stelsel met deze constitueerende elementen: associatie, eenheid en orde. - Ironieën van de zijde van het publiek worden met een apostolischen ernst beantwoord. Victor Considerant. De meest verdienstelijke onder de discipelen was wel Victor Considerant, geboren in 1808 en die Sainte-Beuve later noemen zou: ‘l'excellent et loyal Considerant.’ In 1836 had hij een groot werk in drie deelen gepubliceerd: La Destinée sociale,’ dat later zeer populair werd. Het zijn de theorieën der ‘phalanstère's,’ die erin ontwikkeld worden. In de 4de uitgave van 1851 vindt men de volgende bespotting van het ‘kruideniers’-type, waarin men een treffende gelijkenis ontdekt met het klein-burgerlijke type van Flaubert. Wij vertalen: ‘De eertijds vergoddelijkte handel wordt thans afgespiegeld en bespottelijk gemaakt in den persoon van den kruidenier: de kruidenier, model en oermodel, banale en veelvuldige personificatie van den handelsgeest, zooals MayeuxGa naar voetnoot2) de verpersoonlijking is van den philosophisch-burgerlijk-liberalen geest, de kruidenier ten slotte, die waarschijnlijk ook op het oogenblik het type en de personificatie is van Frankrijk zelf - zóóveel verwoestingen heeft die geest ook bij ons aangericht! - Komaan, winkelier, bedaar wat! maak je niet zoo druk daar achter je toonbank.... niet aan jou wijt men de gebreken van het uitgebreide stelsel, waarvan jij een goedaardig lid bent; jij hebt de maatschappij niet georganiseerd, winkelier. Het zou even onredelijk zijn om den soldaat den oorlog te verwijten. De soldaat haakt naar den oorlog, jij naar den verkoop, en gij hebt beiden gelijk in uw sfeer. Verkoop, en houd je gemak,’ enz.Ga naar voetnoot3) Op dit soort van aanhalingen kan men nooit genoeg de aandacht vestigen. Het wordt toch waarlijk tijd dat men dezen auteurs recht laat wedervaren. Zij, die den geest van him tijd vertegenwoordigen, dragen er maar al te vaak toe bij verschijnselen van artistieken aard te verklaren, welke, zonder de politieke en sociale inlichtingen, in den regel | |||||||||
[pagina 213]
| |||||||||
in eene duisternis blijven hangen, waarmee de z.g. esthetische beschouwingen ze zoo gaarne omhullen. De bladzijde, die wij hierboven aangehaald hebben, bewijst dat Considerant, hoe gering zijn waarde voor de literatuur in het algemeen ook moge zijn, één der eerste scheppers is geweest van het literaire type van den burgerman-kruidenier, d.w.z. van de middelmatigheid. Considerant maakte reizen naar België en Holland en, zooals hierboven reeds vermeld,Ga naar voetnoot1) in 1847 publiceerde hij het geschriftje, dat in de evolutie der socialistische ideeën zooveel invloed heeft uitgeoefend.Ga naar voetnoot2) De Pompéry. Overigens is er geen gebrek aan sociale geschriften. Tien jaar vóór de verschijning der ‘Principes’ was er van Edouard de PompéryGa naar voetnoot3) verschenen: ‘Le docteur de Tombouctou, nouveaux essais de science sociale et de philosophie.’Ga naar voetnoot4) - Ten slotte is het niet te verwonderen, dat naast het type van den ‘kruidenier’ ook het type van den ‘dwaas,’ den socialen droomer, kortom den utopist, zijn intrede doet in de literatuur. Cantagrel. De schepper hiervan is Cantagrel,Ga naar voetnoot5) een man van zeker talent en wiens boek ‘Le Fou du Palais-Royal’Ga naar voetnoot6) eigenlijk handelt over het stelsel van Fourrier. Uit deze periode stamt ook een werk, dat korten tijd vóór de Dreyfuszaak herdrukt zou wordenGa naar voetnoot7) en zich in hoofdzaak richt niet tegen het Joodsche ras als zoodanig, maar tegen den Joodschen geest, die zich in den loop van den tijd van vele Christenen scheen meester te hebben gemaakt. De schrijver, die geleefd heeft van 1803 tot 1885, heet Alphonse Toussenel en zijn boek droeg den opzienbaren titel: ‘Les Juifs, rois del' Epoque.’ ‘Hetoogmerk van zijn boek,’ zegt QuackGa naar voetnoot8), ‘is aan te toonen, dat Frankrijk (moreel - A.) daalt, maar dat de financie-mannen er steeds vooruitgaan en een financiëele feodaliteit, een geld-aristocratie vormen, een koninkrijk van de Joden.’ Wat is nu het type, dat de schrijver op het oog heeft? ‘J'appelle Juif, tout trafiquant d'espèce, tout parasite improductif, vivant de la substance et du travail d'autrui.’ Behalve door den luidruchtigen titel, heeft het werk ook door zijn inhoud zeer veel opgang gemaakt.Ga naar voetnoot9) | |||||||||
[pagina 214]
| |||||||||
Het ‘Communisme.’ Het is niet alleen in geschrift, dat de nieuwe ideeën over de maatschappij begonnen baan te breken. Vanaf 1832 tot aan de Revolutie van '48 toe tellen wij minstens zes belangrijke proeven in communistische richting, zoowel in Frankrijk als in het buitenland en de ‘phalanstères’ in Amerika onder leiding van Victor Considerant hebben zeker succes. Tegen het einde van het jaar '48 waarschuwt deze het Fransche volk tegen de politiek van Louis-Philippe, in: ‘Le Socialisme devant le Vieux Monde ou le Vivant devant les Morts.’ Maar in zijn brochure van 1850 wordt hij anarchistisch. Zij heet ‘La Solution ou le gouvernement direct du peuple’ en zou later op mannen als prins Kropotkine grooten invloed uitoefenen. En in 1871 schreef hij nog in de bekende moeilijke politieke omstandigheden, een brochure met den snorkenden titel: ‘De Vrede in 24 uur, gedicteerd door Parijs aan Versailles.’ In 1880 kwam de dood van zijn vrouw met wie hij 43 jaar geleefd had. Zelf stierf hij in 1893. ‘Van het fourrierisme bleef niet veel anders over dan een eigenaardige opvatting van de wetenschap der Sociologie,’ meent Quack: het kader van deze studie veroorlooft ons echter niet deze opvatting hier uiteen te zetten. Wij moeten ons haasten onze schildering te voltooien. Godin. Tegen 1852 werd er door een leerling van Fourrier, den later beroemd geworden kachelfabrikant Godin,Ga naar voetnoot1) een poging gewaagd tot verwezenlijking der Fourrieristische denkbeelden, in theorie altijd. Hij ontwikkelt zijne denkbeelden over het ‘familistère’ en reeds in 1859 laat hij een groote fabriek bouwen, waar de arbeiders aandeel hadden in de winst. De geheime Genootschappen. In deze periode beginnen ook de geheime genootschappen hunne monster-koppen op te steken. Wij hebben reeds gesproken over de ‘Charbonnerie’ (= Carbonari). Maar het beroemdste van deze genootschappen was dat van ‘de Rechten van den Mensch.’ In het begin van het jaar 1833 telde het, alleen in Parijs meer dan 3000 leden. De bekendste leiders waren: Voyer d'Argenson en Charles Teste. - Het genootschap ‘des Familles’ en dat ‘des Saisons’ waren van minder beteekenis. Er blijven nog eenige, uit sociaal oogpunt groote figuren over te te noemen, die op het toppunt van hun roem staan omstreeks het verschijningsjaar van ‘Madame Bovary.’ De Revolutionaire Socialisten. Auguste Blanqui,Ga naar voetnoot2) die zeven en dertig jaar van zijn leven in de gevangenis heeft doorgebracht, Armand BarbèsGa naar voetnoot3) en Martin Bernard zijn de leiders der revolutionnaire socialisten. Wat Barbès betreft, kunnen wij niet beter doen dan deze mooie bladzijde van George Sand over hem vertalenGa naar voetnoot4) (Histoire de ma vie, ed. 1876, IV, p. 449): | |||||||||
[pagina 215]
| |||||||||
‘De ware grootheid van Barbès kwam uit in zijn houding voor zijn rechters en werd aangevuld door de langdurige marteling in de gevangenis. Daar verhief zijn ziel zich tot heiligheid. Uit de stilte van deze diep-ootmoedige en vroom-berustende ziel is de welsprekendste en zuiverste opwekking tot de deugd gekomen, welke deze eeuw in staat was te begrijpen. Nooit een dwaling, nooit eene tekortkoming in deze absolute zelfverloochening, in dezen rustigen en zachtzinnigen moed, in die teedere vertroostingen, die hij zelf altijd gaf aan de door het lijden gebroken harten. De brieven van Barbès aan zijne vrienden zijn de schoonste tijden van het geloof waardig. Gerijpt door nadenken, heeft hij zich verheven tot de waardeering der hoogste wijsbegeerte; maar, wijl hij stond boven het meerendeel van hen, die onderwijzen en die preeken, heeft hij de kracht aangenomen van een stoïcus vereenigd met de nederige zachtzinnigheid van den waren Christen. Zonder bepaald een schepper te zijn in den kring der gedachten, heeft hij zich, zonder het te weten, daardoor gelijkgesteld met de grootste denkers van zijn tijd. Bij hem hebben het woord en de gedachte van anderen wortel geschoten; zij hebben gekiemd en zijn opgeschoten in een hart zoo zuiver en vurig dat dat hart is geworden een spiegel der waarheid, een toetssteen voor de fijnzinnige gemoederen, een zeldzaam en waarachtig voorwerp van troost voor allen, die terugschrikken voor het besef der tijden, de onrechtvaardigheid der partijen en de neerslachtigheid der geesten in de dagen van beproeving en vervolging.’ Etienne Cabet Buchez en Roux-Lavergne. In 1840 geeft Cabet, die gestorven is in het verschijningsjaar van ‘Madame Bovary,’ in de Revue de Paris eene ‘Geschiedenis der Fransche Revolutie’ in het licht,Ga naar voetnoot1) dat weliswaar een belangrijk werk is, doch dat toch onderdoet voor de groote ‘Parlementaire geschiedenis der Fransche Revolutie,’ in 40 deelen, van Buchez in samenwerking met Roux-Lavergne, beëindigd in 1838 en die eene onontbeerlijke bron is geworden voor allen, die dit tijdvak willen leeren kennen. Twee werken, geschreven in een tijdruimte van 14 jaar, raken elkander voorts door hun christelijk, godsdienstig-getint socialisme: het eerste is van 1833 ‘Paroles d'un Croyant’ door den abt Felicité de Lamennais; het andere van '47 en geschreven door bovengenoemden Etienne Cabet: ‘Le vrai christinanisme selon Jésus-Christ.’ Twee boeken ook van een enorm succes en bijzonder grooten invloed. De Geestelijken. Lamennais is het beroemdste type geworden van die religieuze socialisten, die uit den schoot der Katholieke Moederkerk te voorschijn zijn gekomen. Met hem moeten nog genoemd worden drie abten, die in dezelfde beweging een zekeren naam verworven hebben: Châtel, Chatôme en Constant, de laatste gestorven in 1875 en schrijver van: ‘La bible de la liberté’ (1841)Ga naar voetnoot2) - Wij hebben het bewijs, dat Flaubert althans het werk van den abt Constant gekend heeft. In een brief aan Eugène Crépet (1857) schrijft hij (wij vertalen): ‘U kent den abt Constant, hij zal u inlichtingen kunnen verschaffen over het volgende: ik heb dat van avond noodig: Zooveel mogelijk | |||||||||
[pagina 216]
| |||||||||
geilheden, gehaald uit geestelijke schrijvers, meer speciaal uit modernen’Ga naar voetnoot1). Buchez. Van Buchez hebben wij reeds gesproken: volgen nog eenige aanvullingen. - In 1831 stichtte hij het weekblad ‘l'Européen,’ waarvan het doel heette te zijn: de maatschappelijke verwezenlijking van de Christelijke leer. Twee jaar later ontwikkelt hij zijne ideeën in eene ‘Inleiding tot de wetenschap der Geschiedenis of wetenschap der menschelijke ontwikkeling,’Ga naar voetnoot2) een werk waaraan een specialiteit als Quack ook grooten invloed toekent. - Aan den vooravond van de revolutie van '48 was ook Buchez een man van gewicht. Pierre Leroux. Wij komen thans tot een man van zuiver-proletarische afkomst. Pierre Leroux werd geboren te Parijs, in 1797, als een echt arbeiderskind. Van uit literair-historisch standpunt reeds boezemt hij ons belang in door zijne Fransche vertaling van Goethe's Werther. In de Revue Encyclopédique publiceerde hij in 1832 een reeks artikelen getiteld: ‘Verhandeling over den tegenwoordigen staat der maatschappij en van den menschelijken geest,’Ga naar voetnoot3) waarin hij aandringt op de Eenheid, die, volgens hem, onontbeerlijk is voor eene menschen-maatschappij. Voor de ‘Revue Indépendante’ schrijft hij opnieuw (1841/42) onder den titel: ‘Drie verhandelingen.’ Dit keer had hij tot motief gekozen: Futuram civitatem inquirimus.Ga naar voetnoot4) Daarom richt hij zich in de eerste plaats tot de philosofen. Dan, in zijn ze verhandeling, tot de kunstenaars: ‘Waarom - zoo spreekt hij tot de dichters - waarom zijn uwe zangen zoo somber, uwe gedichten zoo droef?’ En het antwoordt luidt: wijl er overal twijfel en scepticisme is,’Ga naar voetnoot5) En in zijn derde betoog richt hij zich tot de politici. Hij is van meening, dat om de politiek te grondvesten, noodig zijn: wetenschap en liefde. - Van 1838 tot '40 schreef hij twee werken, die het program inhielden van zijn leer: ‘Over de Gelijkheid’ en ‘Over de Menschelijkheid.’Ga naar voetnoot6) - Pierre Leroux was overigens een zeer sympathieke figuur. Alle nobele geesten van Frankrijk voelden zich aangetrokken tot dien eenvoudigen en ingetogen man. Door zijn boersch uiterlijk boezemde hij, van af het eerste oogenblik reeds, vertrouwen in. Zijne rustige manieren, zijn kalme blik, zijn overvloedige haardos maakten den indruk van een zeer ernstig mensch. Onder hen, die hem oprecht bewonderden, treffen wij in de eerste plaats George Sand aan. Deze is trouwens altijd geestdriftig gestemd geweest ten opzicht van martelaren der sociale hervorming. Zij had Leroux voorgesteld een tijdschrift te stichten: ‘la Revue indépendante.’ Dat was in '41. In de twee jaren, die volgden, publiceerde hij zijn uitgewerkte ‘Verhandeling over den tegenwoordigen staat van den menschelijken geest’ en zijn studie: ‘Over God, of wel over het leven beschouwd in de bijzondere wezens en in het universeele wezen;’Ga naar voetnoot7) vervolgens een studie over de wijsbegeerte van Schelling en een over Petrarca; ten slotte | |||||||||
[pagina 217]
| |||||||||
artikelen over Victor Cousin en Jouffroy. - In '43 levert hij een sterksocialistisch gekleurde studie: Over de ploutocratie, die een oogenblik de aandacht van het publiek geheel in beslag nam. Het werd aangevuld door een opmerkelijk werkje: ‘Le carrosse de M. Aguade,’ een stuk samenspraak in een kroeg van één der volksbuurten van Parijs. - In 1845 stichtte hij te Boussac de ‘Revue Sociale,’ één der eerste tijdschriften van dit genre. Den 4den Juni 1848 werd hij, met Thiers en Proudhon, verkozen tot lid van de Nationale Vergadering. Na den staatsgreep echter van den 2den December moest hij vluchten naar Engeland. Na een vrij ellendig bestaan in de hoofdstad, komt hij terug in Frankrijk en houdt zich dan voornamelijk bezig met theologische studies. Hij beëindigt ten slotte dit werkzame leven in April 1871, juist als de Commune haar hoogsten triomf viert. Guépin. In 1850 publiceert Guépin een ‘Wijsbegeerte van het Socialisme, of studie over de verandering in de wereld en in de menschelijkheid,’Ga naar voetnoot1) een zeer uitgebreid werk, waarin de geschiedenis en de evolutie der socialistische stelsels uiteengezet worden. Vier jaar later geeft hij een werk uit, dat bedoeld is als een aanvulling op het vorengenoemde: ‘Philosophie du XIXe siècle, étude encyclopédique sur le monde et l'humanité,’ en dat een breed overzicht geeft van alle sociologische studieën. Hij stierf in 1873.Ga naar voetnoot2) Louis Blanc. Louis Blanc werd vooral beroemd door zijn ‘Histoire de dix ans,’ waarvan de vijf deelen van 1842 tot 1844 verschenen. Het doel van den schrijver was hiermede aan te toonen, dat de maatschappij onder Louis-Philippe reeds, verrot was. In zijn Geschiedenis der Revolutie volgt hij te nauwkeurig Buchez: en ten slotte loopt het trouwens uit op een apothéose van Robespierre. - Na de Februari-revolutie van '48 maakte hij deel uit van de regeering en had als zoodanig ook waarlijk succes. In '48 publiceerde hij een brochure: ‘Het Socialisme, recht op Arbeid, antwoord aan den heer Thiers’ en in 1850 de ‘Pages d'histoire de la révolution de février 1848,’ later uitgewerkt tot eene ‘Geschiedenis der Revolutie van '48.’ Hij stierf twee jaar na Flaubert, in 1882. Pecqueur. Uit de school van Pierre Leroux en Buchez is Constantin Pecqueur, die, twee jaar voor de ‘Histoire de dix ans’ eene ‘Nieuwe Theorie’ had geschreven ‘over sociale en politieke economie,’Ga naar voetnoot3) een werk van 900 bladzijden, dat voor het eerst het beginsel van het collectivisme op wetenschappelijke wijze formuleert. Colins. Een ander, buitengewoon vruchtbaar auteur van communistische richting is - schrikt niet voor den naam! - Jean Guillaume César Alexandre Hippolyte, baron van Colins. Deze publiceert in 1854 vier deelen over de kwestie: ‘Wat is sociale wetenschap.’ In '57 voltooit hij drie deelen van zijne ‘Economie politique, source des révolutions et des utopies prétendues sociales,’ terwijl in hetzelfde jaar nog elf deelen verschijnen over ‘Sociale wetenschap.’ Zijn denkbeelden zijn ten slotte min of meer burgerlijk. | |||||||||
[pagina 218]
| |||||||||
Vidal. Een ander collectivist, François Vidal,Ga naar voetnoot1) was één der eersten die in het huidig verband wijst op het proletariaat der intellectueelen. Hij gaf in '46 een werk uit ‘Over de verdeeling van den rijkdom,’ waarin hij o.a. zegt:Ga naar voetnoot2) ‘Naast de iederen dag talrijker wordende proletariërs der industrie, zijn er voortaan ook proletariërs van het intellect, die onze Gymnasia telken jare bij duizenden uitspuwen en die het aantal der gedeclasseerden helpen toenemen.’ Het Gevoels-Socialisme. En naast dit alles is er natuurlijk, zooals overal elders, ook het gevoels-socialisme. ‘Het (socialisme) hing een bevenden gloed van verwachting om de magere gezichten der werkers, het daagde als een schemer van hoop in de sombere achterkamers der eeuwig-bezorgde kleinburgers, het spreidde een zacht waas van verteederde menschelijkheid door de letterkundige salons, het gloeide in de werken der romanschrijvers en steeg uit de gebeden der christelijke demokraten,’ zegt mevrouw Henriëtte Holst in meergenoemd werk.Ga naar voetnoot3) - Het is duidelijk, dat men deze gestemdheid vooral bij dichters aantreft en niet zoozeer bij romanschrijvers. Echter, een man als Châteaubriand - kunnen wij een meer conservatieven geest uitzoeken dan dezen? - blijkt er in de laatste jaren van zijn leven iets van te pakken te hebben gehad. In zijn studie over de Engelsche literatuur (1836) komt, tegen het eind, een passage voor van uitgesproken socialistisch karakter. Daar staat o.a. dit:Ga naar voetnoot4) ‘De maatschappij, zooals zij thans is ingericht, zal niet blijven voortbestaan. Naarmate het onderwijs afdaalt tot de mindere klassen, ontdekken dezen de geheime wonde, die sinds het begin der wereld aan de maatschappelijke orde knaagt; eene wonde, die de oorzaak is van al ons leedgevoel en van al onze volkswoelingen. De te groote ongelijkheid der levensvoorwaarden en vermogens kon stand houden, zoolang zij aan den eenen kant door onwetendheid en aan den anderen kant door een kunstmatige organisatie van den Staat was verborgen, maar zoodra die ongelijkheid door allen werd gezien, trof de doodelijke slag zijn doel. Herstel, zoo gij 't kunt, de aristocratische ficties; beproef het, den arme te overreden, als hij ééns zal kunnen lezen, den arme, wien het levend woord elken dag door de pers, van stad tot stad, van dorp tot dorp wordt gebracht; beproef het, den armen man te bewijzen, wanneer hij hetzelfde verstand, dezelfde kennis bezit als gij, dat hij zich moet onderwerpen aan alle ontberingen, terwijl zijn buurman, zonder arbeid, duizendvoudig den overvloed des levens geniet; uw pogingen zullen vruchteloos zijn; vraag de menigte geen deugden boven de natuur.’ En nog dit: ‘Eens zal er eene toekomst zijn machtig en vrij, in al de volheid der evangelische gelijkheid, maar die tijd is nog verre.’ Lamartine. Is het voorts niet Lamartine zelf, die ons deze vibreerende verzen toezingt: Et pourquoi nous haïr et mettre entre les races
Ces bornes ou ces eaux, qu'abhorre l'oeil de Dieu?
De frontières au Ciel voyons-nous quelques traces?
Sa voûte a-t-elle un mur, une borne, un milieu?
| |||||||||
[pagina 219]
| |||||||||
Nations, mot pompeux pour dire barbarie,
L'amour s'arrête-t-il où s'arrêtent vos pas?
Déchirez ces drapeaux! une autre voix vous crie:
L'Egoïsme et la Haine ont seuls une Patrie,
La Fraternité n'en a pas.Ga naar voetnoot1)
Hugo. En hoort eens Victor Hugo in 1852 uitvallen tegen de fabrieksheeren: C'est de ces douleurs-là que sortent vos richesses,
Princes! ces dénûments nourrissent vos largesses,
O vainqueurs! conquérants?
Votre budget ruisselle et suinte à larges gouttes
Des murs de ces caveaux, des pierres de ces voûtes,
Du coeur de ces mourants.
Béranger en Dupont. Ook de vaderlandslievende BérangerGa naar voetnoot2) en de overigens onbeteekende Dupont rijmen straatliedjes op dit thema. Van den laatste citeeren wij: Mal vêtus, logés dans des trous,
Sous les combles, dans les décombres,
Nous vivons avec les hiboux
Et les larrons, amis des ombres....
Nos bras, sans relâche tendus,
Aux flots jaloux, au sol avare,
Ravissent les trésors perdus,
Ce qui nourrit et ce qui pare:
Perles, diamants et métaux,
Fruit du coteau, grain de la plaine:
Pauvres moutons, quels bons manteaux
Il se tisse avec notre laine!
Eugene Sue en de andere Romanschrijvers. Wij zullen hiei niet in den breede spreken over den roman. Een apart hoofdstuk zal gewijd worden aan zijn ontwikkeling als literair genre in het tijdvak dat ligt tusschen Balzac en Flaubert. Daarbij zullen wij dan ook gelegenheid vinden den invloed na te gaan, die de roman-literatuur van buiten-af onderging. Wij moeten ons dus hier beperken tot de vermelding van enkele romans, die zich onmiddellijk bezighouden met de beschrijving van sociale toestanden. ‘Les Mystères de Paris’ van Sue, hoe gering de literaire waarde ook moge wezen, had een buitengewoon succes. Het was de beschrijving van het leven uit de volksbuurten van de groote mysterieuse lichtstad. - ‘De Voddenraper van Parijs’ is een over-bekend en bitter-gestemd | |||||||||
[pagina 220]
| |||||||||
drama van Félix Pyat. - In 1850 schrijft de politicus-letterkundige Alphonse Esquiros zijn werk over ‘Het leven hiernamaals van socialistisch standpunt,’ dat in dit verband genoemd moet worden. Hij interesseert ons vooral door zijn in 1869 uitgegeven werk van opvoedkundigen aard: ‘De Emile der 19de eeuw.’ - In 1850 ook publiceert Théophile Thoré een werkje over: ‘De Vrijheid,’ waarin vooral een haat gelucht wordt tegen den ‘bourgeois-satisfait,’ die volgens den schrijver, eveneens tot het soort der ‘kruideniers’ behoort. Ten slotte treffen we in 1851 nog aan eene brieven-verzameling van Louis Ulbach,Ga naar voetnoot1) waarin vooral betoogd wordt, dat de politiek moet opgevat worden als een kunst, wil zij de menschen, dóór de gerechtigheid, voeren naar het geluk. Dit was trouwens ook het oogmerk van Michelet, toen hij in 1846 zijn schoon boek in het licht gaf over ‘Le Peuple.’
Proudhon. Eindelijk komen wij aan de laatste groote figuur van deze serie personen. Het is de man, die zichzelf noemde: ‘de verdwaalde schildwacht van het proletariaat.’ Proudhon is één der meest serieuze figuren van den tijd. Hij debuteerde in 1840 met een ‘mémoire,’ zooals hij zelf dit noemt. Het was de beroemde sociale studie over de vraag: ‘Wat is eigendom?’Ga naar voetnoot2) met als antwoord, onmiddellijk op de eerste bladzijde geplaatst: ‘Dat is diefstal,’ hetgeen natuurlijk een ongemeen succes oogstte. - Echter, zes jaar later komt er een ander werk uit van zijn hand, dat hem in korten tijd een eerste plaats zou verzekeren onder de sociologische auteurs. Het is het ‘Stelsel der economische tegenstrijdigheden, oftewel philosophie der ellende.’Ga naar voetnoot3) Het is een werk van buitengewone beteekenis, vol ideeën en paradoxen van de meest eigenaardige soort, gehuld in een schitterenden vorm. Hij kritiseert in hevige mate de socialisten van zijn tijd en beweert, dat de utopieën den gang der maatschappij tegenhouden. Maar vooral oefende hij invloed uit door zijne bladen,Ga naar voetnoot4) die in alle klassen van het volk werden gelezen. In '49 gaat hij de gevangenis in en komt er uit met een werk: ‘Biechten van een revolutionnair,’ waarin hij zijn eigen geschiedenis vertelt. In 1851 verscheen er van zijn hand één der belangrijkste werken over de revolutie in het algemeen: ‘Idée générale de la Revolution au XIXe siècle.’ - De meeste van zijn andere werken handelen meer over kwesties van technisch-staathuis-houdkundigen aard. Maar wat in '51 een buitengewone emotie veroorzaakte in Frankrijk niet alleen doch in geheel Europa, dat was zijn werk: ‘Over de Rechtvaardigheid in de Revolutie en in de Kerk.’Ga naar voetnoot5) Om er een idee van te geven, vertalen wij hier een uittreksel: het is een bespotting aan het adres van den grooten Duitschen dichter Heinrich Heine:Ga naar voetnoot6) ‘In onze dagen is er nog een man gevonden, gezegend door de natuur en beladen met fortuin en roem, doch een toonbeeld van zelfzucht en hoogmoed, die zijne laatste oogenblikken onteerde door eene afvalligheid, zooals de wijsbegeerte er weinige telt: die man is Heinrich Heine. | |||||||||
[pagina 221]
| |||||||||
Na langen tijd een minnaar der Revolutie te zijn geweest, de Democratie gestreeld, de populariteit genoten en het atheïsme en het vermaak bezongen te hebben, is hij een man zonder beenen geworden, die noch geloof noch liefde meer in 't hart heeft en zich niet meer kan vereenigen noch met de natuur noch met de maatschappij: ten slotte wordt hij deïst en komt, naar hij zegt, terug op het religieus leven. De logica, zijn menschen-haat, zijn geheime angsten zouden hem wel tot het katholicisme willen voeren; hij schaamt zich: hij heeft de religie van den Christus te veel uitgejouwd, te zeer vervloekt! Maar den Bijbel en het Jodendom prijst hij aan: hij bewondert Mozes en zijne wetgeving. Nooit, zegt hij, had de godsdienst in hem een vijand. Hij wenscht zichzelf geluk met Saint-Sulpice gehuwd te zijn en het op zich genomen te hebben, zijne kinderen in den Christelijken godsdienst op te voeden. Hij meent, dat de Katholieke godsdienst nog wel eeuwen zal blijven voortbestaan. Aangezien hij uit menschelijk respect zijn gebed niet durft te richten tot den Christus, zou men zoo zeggen, dat hij hem door strijkage's probeert om te koopen. Terwijl hij getuigenis aflegt van zijn achting voor den priester en nadat hij zijn sarcasme geslingerd heeft naar Hegel, naar de Revolutie, naar het volk van Februari, naar de Protestantsche Hervorming, naar de nieuwe Duitsche exegese, - eindigt hij met een lofzang op de Jezuïten. Heinrich Heine is gestorven zooals hij heeft geleefd: als een lichtekooi......’ Misschien ligt hierin ook een bewijs, dat Proudhon van het moordende sarcasme van den grooten lyrischen dichter weinig begreep. Wij kunnen ons echter, op het oogenblik althans, met deze kwestie hier niet bezighouden en moeten de vluchtige biographie van de figuur van Proudhon voortzetten. In 1858 wordt hij, net zooals Flaubert het jaar tevoren, aangeklaagd wegens het gebruik van onkiesche uitdrukkingen, dus ‘wegens aanranding der publieke zeden.’ - Dit schijnt - het zij terloops opgemerkt - door de eeuwen heen het machtsmiddel te zijn geweest, waarmede men ‘gevaarlijke’ idealisten heeft getracht onschadelijk te maken: te beginnen bij Socrates. - Proudhon moest naar België vluchten. Maar ook vandaar wordt hij verjaagd. Als hij in '62 weer in Frankrijk terugkeert, zet hij zich weer tot schrijven en geeft daarna nog enkele vrij beroemd geworden werken uit op politiek gebied.Ga naar voetnoot1) Zijn dood kwam den 19den Januari 1865. - Het zou overbodig zijn hier nog stil te staan bij de beteekenis van zijn werk. Daar is in onze dagen geen Fransch arbeider, die, al is het ook vaak op een afstand, Proudhon niet kent. De Journalistiek. Tot de uitingen van de geweldige activiteit, die zich in dit tijdvak bezig is te ontplooien, behooren ook de ontelbare bladen en tijdschriften, die in de jaren tusschen 1830 en '50 het licht zagen. Velen hiervan beleefden slechts een kort bestaan en moesten vaak, na enkele jaren verschijnens, soms zelfs na enkele nummers, weer opgeheven worden.Ga naar voetnoot2) Hun groot aantal echter, welks bestaan te danken is aan eene zóó groote | |||||||||
[pagina 222]
| |||||||||
menigte uitingen op sociaal en politiek gebied, is daar om onze stelling, ten opzichte van deze politieke en economische beroeringen, ten duidelijkste te illustreeren. De voornaamsten mogen hier een plaats vinden: Daar is dan vooreerst (vóór 1830) ‘Le National’ onder redactie van Armand Carrel, dan Le Producteur met in de redactie o.a. Buchez en als secretaris Cerclet: het verscheen van October 1825 tot 1 April 1826. Voorts de Opinion Nationale, waarin de polemiek gevoerd werd tusschen Ad. Guéroult en Renan; le Globe, het latere orgaan der Saint-Simonisten; l'Organisateur, waarvan het eerste nummer verscheen 15 Augustus '29; eindelijk ook het vermaarde Journal des Débâts, dat tot op heden ten dage nog bestaat. Uit een volgende periode dateeren het dagblad La Democratie pacifique (vanaf 1 Aug. '43) en het maandelijksck tijdschrift La Phalange (sinds 1845). Voorts l'Humanitaire, l'Egalitaire en Le Populaire, welk laatste bestaan had van 1830-'34 en weer opgericht werd in April 1841. Sinds 16 October '30 kwam uit l'Avenir onder Lamennais; sinds 27 Februari '48 le Peuple constituant; sinds December '31 het weekblad l'Européen van Buchez; daarna weer Le Producteur als tijdschrift. Voorts l'Atelier (1840-'48), de tijdschriften La Revue Nationale, La Revue Encyclopédique, La Revue indépendante, La Revue Sociale (sinds '45 onder P. Leroux), La Revue occidentale. Louis Blanc gaf uit le Bon Sens; sedert '38 verscheen ook nog La Revue du Progrès en La Réforme (het laatste ook met Louis Blanc, doch hoofdredacteur is Flocon). Ten slotte sommen wij nog op: La Ruche Populaire (sinds '39), La Fraternité, l'Union, Le Représentant du Peuple (April '48 - Sept. '48), Le Peuple (Sept. '48 - Oct. '49) en La Voix du Peuple) Oct. '49 - Juli '50). Conclusie. Er zijn natuurlijk nog veel meer op te noemen. Wij volstaan echter met deze dertig. En wij hebben deze opgesomd, ‘droog’ en zakelijk, zooals trouwens in principe heel dit gedeelte van onze studie is opgezet, alleen en uitsluitend om te laten zien hoe, juist in die jaren van vóór 1857, ook de pers haar macht begint te veroveren en haar rol zal gaan spelen in de samenleving. Zullen wij hier nog veel aan toevoegen? Spreken deze ‘droge’ feiten niet reeds voor zichzelf? Meer dan dertig groote bladen en tijdschriften in een tijdsverloop van ruim twintig jaar! Er moet wel iets geleefd hebben in de hoofden en harten van de Fransche massa, er moet wel wat gebroed hebben in het brein der groote enkelingen, om, in een begin-tijdperk van de journalistiek, zooveel expansie te bewerkstelligen. Nogmaals: deze inderdaad ‘droge’ opsomming is noodig geweest om de conclusie te trekken, die de lezer bij zichzelf heeft voelen opkomen en die wij zullen trachten hier te formuleeren: De periode, die zich uitstrekt tusschen het geboortejaar van Flaubert en de verschijning van ‘Madame Bovary’ wordt vooral gekenmerkt door: een haat tegen de bestaande maatschappij en cultuur. De veelvuldige pogingen, hetzij in theorie, hetzij in praktijk, om den stand van zaken te verbeteren, bewijzen het. Lyrisch gesproken verheft die haat zich tot eene pessimistische levensbeschouwing, tot eene pessimistische smart-om-het-leven: ‘Een enkele maal,’ zegt één onzer fijnzinnigste kunst-critici, ‘als bij toeval, brak de medelijdende liefde van den dichter door al deze | |||||||||
[pagina 223]
| |||||||||
beklemmingen heen en ontstond een kunstwerk als Flaubert's ‘Coeur Simple,’ het kleine novelletje dat zoo hoog blijft uitstaan boven zijn groote historische romans, misschien zelfs boven zijn grootsche ‘Bovary.’ Een figuur als die van Flaubert is vooral belangrijk om den innerlijken strijd die zich onbedoeld in zijn werk doet kennen. De mensch Flaubert bleef zoo veel grooter dan de kunstenaar. De kunstenaar Flaubert deed den mensch geweld aan. En om dien grooten mensch te leeren begrijpen en liefhebben, doet men beter Flaubert's correspondentie te lezen, dan zijn ‘Salammbô’ of ‘Saint-Antoine’ of ‘Education Sentimentale.’ Eerst uit zijn brieven wordt 't ons duidelijk welke groote geesteswaarden onderdrukt en gesmoord bleven in die kunstwerken. En eerst zijn brieven onthullen ten volle de dramatiek van deze romans, die toch, meer dan welke ook uit de ‘realistische school,’ monumentale levens-symbolen mogen heeten.’Ga naar voetnoot1) Dit is een schoone passage met een grootsche gedachte, een visie, zooals er twee per eeuw ten beste worden gegeven. En dit is de passage, waarvan wij oorspronkelijk zijn uitgegaan bij het schrijven van deze bladzijden. Hij behelst juist datgene, wat wij hier bezig zijn te ontwikkelen en waarvan men in de inleiding de vage omtrekken heeft kunnen zien. Want Flaubert schreef zijn romans ondanks zichzelf. Daar is misschien niet één, die hij met zijne volle overtuiging heeft laten drukken en de wereld ingestuurd. Het zou kunnen, dat zijn historische romans en meer speciaal ‘Salammbô’ eene uitzondering hierop maken. Want, romantisch als deze kunstenaar in eerste instantie aangelegd was, zocht hij zijn romantiek in de eerste plaats te bevredigen door en uit te storten in zijne historische studieën en visie's. Het realisme beleed hij ondanks zichzelf. Hij werd er heen gedreven.... door zijn tijd. Het is niet te verwonderen, dat in een tijdvak, waarin zooveel zin voor de realiteit aan den dag treedt - de realiteit, waarvan de roman (als literair genre) als het ware de meest onmiddellijke weergave en uitdrukking is - de roman zelf, vrij onverwacht een vlucht neemt, die zij in voorgaande eeuwen nooit gehad heeft. Is het een toeval, dat alle dichters uit de romantische school ook romans beginnen te schrijven? Victor Hugo zoowel als Lamartine, de Vigny zoo goed als Gautier? Maar Flaubert voelde het. Flaubert voelde, dat zijn tijd vol ‘realisme’ was, getuige een brief van 1852, waarin hij schrijft: ‘Zoo is Frankrijk dan, sedert 1830, uitgelaten van een idioot réalismeGa naar voetnoot2); de onfeilbaarheid van het algemeen kiesrecht is gereed om een dogma te worden, dat zal volgen op dat van de onfeilbaarheid van den paus.’Ga naar voetnoot3)
Ziehier dan in groote trekken - en soms ook in bijzonderheden, - ‘het kader van den tijd.’ Laten wij onze verdere beschouwingen van literairen aard ontwikkelen in het daarvoor te bestemmen gedeelte. |
|