leeft niet. En men vraagt zich af, hoe de diepe en zeer bewogen kunstenaar, die ‘Blauwbaard’ schreef en ‘Christophorus,’ belangstelling heeft kunnen tonen voor deze wonderlik-dogmatiese opvatting: dat God een heilige zou noemen, een hoog voorbeeld voor de mensen, haar, die nooit zondigde, omdat ze geen zondige begeerte kende.
In ‘Arnulphus’ is meer beweging weliswaar, maar niet veel meer menselike bewogenheid. En ‘de Heilige van het Getal,’ dat is een welbewust zoeken naar ‘iets,’ maar de moderne mens zoekt iets anders. Want ondanks alle heiligheid zoekt deze vreemde dichter toch aldoor maar naar zichzelf en hij vindt: ‘God’.... De moderne mens zoekt misschien ook naar zichzelf, maar aan het eind van zijn dooltochten vindt hij: de Mensen....
De twee andere verhalen, samen geheeten: ‘De vijf zinnen,’ en het eerste: ‘De boer, die sterft,’ het twede: ‘De geboorte van Eva,’ zijn weinig geschikt om ons onze teleurstelling te doen vergeten. ‘De boer, die sterft,’ dat zeer mooie fragmenten heeft, dat telkens weer mooi is, als hij ons de stervende ouwe man in prachtige realiteit laat zien, verloopt tot een vrijwel ongenietbaar zinnespelletje, waar achtereenvolgens ‘de vijf zinnen’ van de boer, gepersonifieerd in vrouwenfiguren, hem komen vertonen wat goeds hij door hen ieder apart genoot. Het is bijna kinderachtig en volstrekt onbelangrijk.
‘De geboorte van Eva’ zou men eigenlik kunnen noemen: ‘de geboorte van Adams zinnen,’ zoals het vorige verhaal misschien het sterven van de zinnen is in een laatste opflikkering. Want eerst-door Eva's achtereenvolgens met smart ondergane zinnelike indrukken, ontwaakt Adam, de God-gelijke, tot de bewustheid van het bezit zijner vijf zinnen. Ook hierin zijn zeer mooie gedeelten, het laatste, de bruiloft van Adam en Eva is zelfs gestegen tot de volle heerlikheid van Karei de Woestijne's talent, maar als geheel en door zijn al te duidelike, zinnebeeldige bedoeling is het toch te opzettelik om als geheel te kunnen ontroeren door brandend leven....
Misschien is het zeer ongelukkig te noemen, dat deze verhalen, geschreven van 1912 tot 1914, nu komen, in de wilde branding van de tijd, die over ons heenslaat....