valschheid in den handdruk der verzoening, en na korten tijd kan er, zonder gevaar voor onaangenaamheden, glimlachend gesproken worden over het fatale incident.
* * *
De vriendschap tusschen vrouwen - als die überhaupt bestaanbaar is! - wordt door een kaakslag onherstelbaar gebroken. Ze slaat om in een schrijnende haat, die nooit volkomen slijt. Door conventie gedwongen, kan een verzoening tot stand komen, maar immer blijft er een gevoel van brandende beleediging. En nog na jaren kan een geringe toespeling de tranen van spijt in de oogen der geslagene doen springen.
* * *
De man, die een slag in het gezicht krijgt van de vrouw, die hij liefheeft, kan haar nooit meer met de oude oogen van teederheid aanzien. Nooit vergeeft hij haar ten volle deze opperste krenking van zijn majesteit, en geen jaren van toewijding zijn in staat volkomen den smaad uit te wissen, die zijn ziel-van-man leed.
* * *
De vrouw, die een slag in het gezicht krijgt van den man, dien ze liefheeft, schreit zich van wanhoop bijna de oogen blind. Maar spoedig na de grievende vernedering is diep in haar ziel al de neiging tot vergeven, en in haar verholen blikken keert de oude genegenheid terug, verhoogd met den glans van een nieuw gevoel, dat nauw verwant schijnt aan bewondering. Geleidelijkerwijs slijt alle spijt over de ondergane krenking weg uit haar hart, en haar liefde wint aan omvang en diepte door haar verdeemoediging onder de sterke hand, die haar sloeg.
* * *
Het ‘huwelijk’ zooals onze maatschappij dat kent, is een volslagen misverstand, en al de eeuwen, die deze instelling reeds leeft, hebben een bizonder onaangenaam soort ontaarding in onze gevoelens-van-liefde doen ontstaan, die aanleiding geven tot de betreurenswaardige conflicten, waarvan hieronder gesproken wordt.
* * *
Een man verwacht, na de bruiloft zijn verloofde niet meer te zullen herkennen in zijn vrouw. Dit is even redeloos als te verwachten, dat het water eener rivier aan gene zijde van een brug anders zijn zal, dan vóór die plaats.
* * *
Wie niet meer verwacht na z'n huwelijk zijn verloofde zich te zien openbaren als een geheel nieuw wezen, vol onbekende, maar vagelijk en langdurig gedroomde, en niet minder vurig begeerde dingen, trouwt haar niet.
Dit is dwaas. Want hij had de schoonste kans op een gelijkmatig, rustig leven, zonder heerlijke, passioneele momenten weliswaar, maar ook zonder schokkende teleurstellingen.
* * *