Maar hierover niet meer. Wat is, kortaf, mijn doel? Een oproep tot een Socialistiese Broederschap der Jongeren.
Ai! wat een woord. Ai! wat een luchtkasteeltje! Stel u gerust. Ten eerste: geen broederschap van kolonisten, geen tweede Walden. Ten tweede: geen onbeperkte eenheid van gedachten, of sentimenteel elkaar uit broederlike liefde gelijk gaan geven.
Maar dit:
dat wij, als revolutionnaire socialistiese jongeren in àl onze verscheidenheid één grondslag gemeen hebben: een diep verlangen naar Eenheid.
Velen onzer zijn lid van een der vele rode organisaties, en staan daar midden in de soms vertwijfeling wekkende tweedracht, waarmee die organisaties, die allen streven naar een nieuw staatkundig en maatschappelik stelsel, elkaars macht verzwakken.
Nederland en 't buitenland, beide leveren ons droevige voorbeelden te over. Gij kunt hier kiezen tusschen S.D.A.P., S.D.P., S.P., enz. enz. Deze scheiding, dit uiteenvallen in grote en kleine brokstukken is, behalve een principiëel uiteengaan, ook 't werk van mensen en menselike hartstocht,
Wie onzer durft geloven, dat alleen principes b.v. de tegenstelling Troelstra-Wijnkoop beheersen?
Maar wij, als jongeren, wij staan hier onder de druk van de tweespalt der ouderen.
Maar wij, als jongeren, die de persoonlike vetes niet zo scherp voelen als de ouderen, want wij stonden buiten him eerste twisten, wij hunkeren naar een zuivere uiteenzetting van beide richtingen en wij staan milder tegenover hetgeen hen verdeelt.
En wij, juist wij, kunnen daarom vragen uit de diskussies weg te laten al wat persoonlik is en zelfs maar uit de verte wijst op ‘verraad’ en ‘bedrog.’
Eenheid bij de socialisten van Nederland?! Maar eerst Mevr. Roland Holst, toen Enka, ze trokken uit de S.D.A.P. Toch meen ik nòg, dat in deze grootste organisatie deze vrouwen haar oppositie moesten voeren.
Eenheid! nee, wij zijn niet wijzer in taktiek dan onze grote voorgangers, en zelfs nu reeds, bij m'n oproep, besef ik, dat Eenheid van principes, vooral Eenheid van Organisatie, niet in àlle gevallen mogelik of wenselik is.
Maar wij, die niet verbitterd en bedroefd, vol haat en persoonlike wrok staan door oude herinneringen, wij hebben juist een kans, een betere, dan de ouderen, en dit, dit juist legt ons een zware verantwoordelikheid op. En minstens wel de taak, bij al ons streven, als één onzer grootste idealen dit zoeken naar Eenheid duidelik voor ogen te houden.
Nu sluit dit gans niet uit een scherpe belichting van hetgeen ons verdeelt. Ook wij, met ons jonger en daardoor spontaner gevoelsverlangen naar Eenheid, ook wij vragen geen verdoezeling van verschillen. Bewust, sterk in kennis, wetend wat ons scheidt, zoeken we naar dàt, wat ons vereent.
Dit zoeken, dit waarachtige streven naar Eenheid, dit moet ons richtsnoer zijn.
En als een licht voor ons op dit wel moeilike pad, zien we de grote