| |
XV. Hoofdstuk.
Breeder bericht over 't schryven van Brieven.
DEwyl het een byzonder deel van de Welleventheid uytmaakt, een bequamen styl te hebben in het schryven van zyne brieven, en dat de ongeoeffenden zelden daar gelukkig in zyn; zo willen wy nog eenige voornaamste regelen van die konst hier by voegen.
Voor eerst moet acht gegeven worden op de staat en gelegentheid van yder, daar men aan schryft: of hy ryk, of arm, edel, of onedel, in staat of waardigheid is, 't zy geestelyk, of wereltlyk, een Onderdaan of een Vorst en Heer, en van wat grootheit: daar na op 't beroep, gelegentheid, ouderdom, en het opzigt dat 'er is van den eenen
| |
| |
Persoon tot den anderen, de gelykheid van staat, hoogheid oflaagheid, overeenkoming of verschil van jaren, van oeffening, de verwantschap, de vriendschap, het gemeen of onderscheiden belang, en diergelyke andere behoorlyke inzichten.
Een Persoon van lager staat moet aan een Persoon van hoger staat, meer of min bewys doen van ontzag, eerbieding, vernedering, en gedienstigheid van woorden; verheffende zyn styl, en die vercierende, na de grootheid en waardigheid van den Persoon daar hy aan schryft, nu een wydloopigheid, dan deftigheid, ingebondentheid en kortheid gebruikende.
Een Persoon van hooger staat schryft aan een ander van lager staat, en die veel by hem verkeert heeft, met een eenvoudige en effene styl; toonende zyne begeerte om hulp te doen, en zyn aanzien en vermogen ten zynen voordeele te gebruiken; doch met kortheid en waardigheid: zulks nogtans, dat hy van zyn ernsten strengheid wat laat vallen, en 't gebruik van zyne opper- | |
| |
voogdye ontveinzende, zich goedertieren en minnelyk toone.
Tusschen Persoonen van verscheiden staat word een andere welbetamelykheid vereischt in een Geestelyke, een ander in een Wereltlyk Persoon: want aan den eenen schryft men met meerder matigheid en ontzag, en aan den anderen veel losser en vryer. Met Geleerden mag men gebruiken geleerde manieren van spreken, spreuken en vercierselen, die met de Ongeleerden belagchelyk zouden zyn: en 't heeft een bevallige aardigheid, dat men woorden en voorstellingen gebruike, na de oeffening en wetenschap des genen, daar men aan schryft, gepast.
Dus als men schryft aan Persoonen van staat, handelt men van zaken der gemeene bestieringe: aan Vrienden, met welke wy gemeenzaam zyn, van huis en huisselyke zaken. Met Hovelingen houd men een hoofs gelaat en men gebruikt hoofsche uytdrukkingen; en met eenige konstige en meesterlyke streken. Tegens Krygs-lieden gebruikt men ongeveinsde, ronde en vrye redenen van
| |
| |
oorlog. Die in beleeftheid over vloeyen, dien smaakt het, dat men hen daar in zo zou voldoen, gelyk zy aan andere gewoon zyn. De zwaarmoedigen en deftigen hebben een walg van aardigheid en ydelheid. Van gelyken vereischt de jonkheid een andere styl, als de bejaartheid. De Jongeling schept vermaak in dertele woorden, in bloemen, in groente; 't geen in hem te verdragen is, om dat de volgende jaren deze gebreken verbeteren. De mannelyke jaren hebben zin in een gedronge taal, daar in niets te vergeefs zy; in een deftige, zuivere, klare, opmerkelyke manier van spreken. Een oud Man is langzaam en femelig, en zo traag in het schryven, als in alle zyne handelingen.
Die dan bequame Zend-brieven wil schryven, behoort twee zaken in acht te nemen, als de Stoffe en Forme derzelver.
De Stoffe der Zend-brieven zyn alle zaken, waarvan gesprek kan vallen, zonder eenige uitneming: want al 't geen men aan een by zynden Vriend mondelyk kan zeggen, mag men hem in 't af zyn door een brief schryven; ik ver- | |
| |
staa, wanneer zulks de voorzichtigheid toelaat: dewyl yder weet, dat het niet altyd geraadzaam is, zyne verborgentheden aan 't papier te vertrouwen: aangezien het zelve verlooren kan worden en in vreemde handen komen te vallen.
De Stoffe verandert na de verscheidenheid der Brieven, die men gewoon is te schryven, 't zy van Handeling, 't zy van Gedienstigheden.
Handel-brieven zyn de gene, die van zaken van belang spreken; en de zelve zyn veelerley, als Brieven van Waarschouwing, van Beraad, van Vertoog, van Bevel, van Verzoek, van Gebiedenis, van Aanbieding, van Hulp, van Klachte, van Verwyt, van Ontschuldiging, en diergelyke.
Brieven van Waarschouwing dienen om onze Vrienden te onderrichten wat 'er gebeurt, zo wel in onze zaken, als in de hare, of in die van anderen. Gelyk nu deze slag van brieven de gemeenste is, zo is die ook onder allen de slechtste, dewyl zy hare stoffe mede brengt, zonder dat het van nooden zy den geest te bekommeren om dezelve uit te vinden. Alleenelyk moet men de zaken vertel- | |
| |
len gelyk zy leggen, even gelyk men die mondelyk zou zeggen: doch met opmerking van niets lichtvaardiglyk te schryven, dat ons of onze Vrienden schaden mogt, indien zulks quam openbaar te worden. Waar op men voornamelyk acht moet nemen, sprekende van groote Persoonen, of van zaken van Staat.
Beraad-brieven zyn tweederley, na dat men die schryft, of aan de genen die raad begeeren, of aan de genen die 't niet verzoeken.
De eerste manier vereischt weinig konst. Men mag beginnen met eenige kleine ontschuldiging zyner bequaamheid, en zeggen, dat anderen, meerder ervarentheid hebbende, beteren raad zouden geven: nogtans, gemerkt men ons de eere doet van ons om raad te vragen, dat wy niet wergeren willen dien mede te deelen. Daar na moet men zyn goetdunken verklaren, en dat bevestigen met redenen getrokken uit de nuttigheid, eerlykheid, of vermakelykheid; wel lettende, dat zy den staat en gelegentheid des Persoons, dien zy aangaan, mogen passen. Men zal
| |
| |
besluiten met een wensch, dat het besluit, by hem aan te nemen, tot zyn voordeel en vergenoegen mag strekken.
In de tweede manier mag men omtrent deze styl volgen. Eerst moet men zich ontschuldigen wegens dat men hem poogt raad te geven, zonder daar toe verzogt te zyn; zeggende dat ons de vriendschap daar toe verplicht: Dat het niet en is een misvertrouwen van de voorzienigheid onzes Vriends: maar wetende, hoe veel hem aan de bewuste zaak is gelegen, dat wy met d'opening onzes gevoelens hem gelooft hebben vriendschap te zullen doen: Dat wy ons tegen een ander, dien wy minder beminnen, zodanig niet zouden gedragen: maar ten zynen opzichte ons verzekeren, dat hy onze vryborstigheid voor aangenaam zal opnemen; inziende, datze voortkomt uit een hert, hem gantschelyk genegen en toegedaan. Hier op ons goetdunken voorgewend hebbende, moet men dat met goede reden versterken; toonende, dat onze raad niet alleen heerlyk, maar ook nut en aangenaam is: onze redenen schikkende na den genen, met welken men te doen
| |
| |
heeft. Voort zal men daar by voegen, indien men aan zyn meerder schryft, dat men in zyne bescheidentheit stelt, zulken raad te volgen als hem goet zal dunken: Dat men ons gevoelen alleen heeft ontdekt, om het zelve met het ingeven zyner voorzichtigheid, of de raadslagen zyner andere Vrienden vergelykende, te beter in zyne zaak zich te dienen. Men zal eindigen met wenschen, en bidden, dat d'Almogende zyn aanstaande besluit wil zegenen, en daar toe een goede uitkomst verleenen. Maar tot zyn minder schryvende, of aan iemand daar men zeer gemeen mede is, mag men hem vermanen den gegeven raad te volgen, ja zelfs hem daar toe aanporren; vertoonende, indien hy den zelven veracht, dat het te vrezen zy, dat 'er hem wat qnaads van zal komen.
Brieven van Vertoog schryft men aan den genen, die eenige misdaat begaan heeft, om hem die te doen bekennen, of hem te raden en te bewegen om zulks te verbeteren.
Men behoeft niet veel omwegen te gebruiken, wanneer men eenig vermo- | |
| |
gen heeft over hem dien men berispt: want dan mag men wel opentlyk voortvaren, en zyn gebrek of misbedryf uitgebreid en beschreven hebbende, hem voorhouden, hoe zwaarlyk hy Godt heeft vertoornt, en zynen eerlyken naam te kort gedaan: hem voorts vermanende, dat gebrek te schuwen, of het ongelyk, zynen naasten aangedaan, te verbeteren, en diergelyke.
Maar als men zyns Vriends gebreken wil bestraffen, doch op zulk een wyze als men zyn ongunst daar door niet zou winnen, vereischen deze brieven vry meerder konst. Als dan mag men dezen regel volgen: Voor eerst zullen wy de goede hoedanigheden onzes Vriends pryzen, en hem betuigen, hoe groot en waardig wy dezelve achten: voorts zullen wy zeggen, dat gelyk 'er niets ter wereld volmaakt is, de glans zyner deugden zeer word verdonkert door de gebreken, daar hy zig toe begeeft. Of wel, zo wy denken dat dit te straf zy, en hem zo opentlyk niet durven tegen spreken, mogen wy zeggen, dat dit het oordeel zyner beste Vrienden is, die zeer rouwig en
| |
| |
bedroeft zyn, om datze hem zo zeer aan de ontuchtigheit verslingert zien. Hier zullen wy byvoegen, dat, indien hy een ander was dien wy niet zo hertelyk beminden, wy hem daar van niet gerept zouden hebben: maar dat de hertelyke vriendschap, welke wy hem toedragen, ons verplicht hem het quade gerucht, 't geen 'er van hem loopt, te ontdekken; bedroeft zynde te verstaan, dat de roem en lof, die men van hem spreekt, met dit of dat gebrek in hem te berispen, vergezelschapt zyn. Wy zullen ook zeggen, te verhopen, dat hy even de zelve openhertige vryheid in zulk een geval omtrent ons zal gebruiken, en dat wy byzonderlyk aan hem daar over verplicht zullen zyn: daar uit bemerkende, wanneer hy ons niet wil vleyen, dat hy ons oprechtelyk bemint. Daar na zullen wy de gebreken, die wy in hem bespeuren, of aan zyne jeugd, of aan het gezelschap, daar hy by verkeert, mogen toeschryven; wel wetende, dat hy andersints daar toe zich niet zou laten verleyden. Voorts zullen wy besluyten, met hem het nut en de eere voor te stellen, die
| |
| |
hem dezelve gebreken zullen doen verfoeyen: Dat hy by Godt daar door zal aangenaam zyn; en dat alle eerlyke Menschen hem daar over zullen loven: zeggende, dat wy een goet vertrouwen hebben, dat hy onze vermaningen zal plaats willen geven, en ons daar dank voor weten; verhopende haast tyding van zyn verbetering te vernemen, waar toe wy den Almogenden bidden hem door zynen H. Geest te willen bystaan en versterken.
Brieven van Bevel schryft men alleen aan de genen, daar wy macht over hebben, als Kinderen, Dienstboden, en diergelyke.
De Eenvoudigste daar van zyn de allerbeste; alzo het genoeg is haar te doen begrypen wat zy doen of laten zullen. Maar zo men 't somtyds gevoeglyk vind, kan men haar de lichtheid en billykheid van 't gene men beveelt, voorstellen, met byvoeging van beloften, van belooning, voorstelling van gehoorzaamheid, en dreiging van straf zo zy anders doen: en tot besluit kan men zeggen, dat wy verhopen, dat zy haar best zullen doen, en ons
| |
| |
daar door oorzaak geven van over haar te vreden te zyn.
Brieven van Verzoek zyn waar door men by een Vriend om eenige gunst of vriendschap bid, 't zy voor zich zelfs, of voor iemand anders. Deze Verzoek-Brieven hebben plaats in alle standen en staten; alzo niemand zo verheven in middelen of vermogen is, die niet somtyds vreemde hulp en bystant van noden heeft.
De Verzoeken zyn tweederley, de eene opentlyk en rechtgaande, en de andere bedektelyk en met omwegen.
Van de eerste bedient men zich in een zaak, die openbaarlyk en heerlyk te erlangen is, en tegen een goed Vriend, beginnende met een betuigenis van 't vast vertrouwen dat men in zyne vriendschap heeft: voorts moet men de lichtheid der zaak vertonen, daar men hem om verzoekt, en, zo 't noodig is, verklaren door wat middel hy tot de uitkomst der zelve geraken zal, en dan moet men den brief sluiten met belofte van de vriendschap, die hy ons gedaan zal hebben, te erkennen.
Tot de tweede begeeft men zich, als
| |
| |
de zaak niet zeer redelyk is, of als men van de goetwilligheid des genen, dien men iets verzoekt, niet wel is verzekert. In zulken geval, moet men in de inleiding van den brief zyne vermetelheid ontschuldigen, van dat men een Persoon, wien men nooit eenige merkelyke dienst of vriendschap gedaan heeft, met een verzoek durf lastig vallen: daar na moet men zeggen, dat men niet te min vertrouwt zyn verzoek te zullen verwerven; alzo men weet dat hy boven maten goed is, en vermaak schept in een yder te verplichten, als dikwils aan geringer Persoonen grooter verzoeken toegestaan hebbende, dan wy aan hem doen. En zo wy voormaals eenige weldaad van hem ontfangen hebben, zullen wy zeggen, dat wy aan hem alreeds zeer veel verschuldigt zynde, nog meerder wenschen aan hem verplicht te zyn: doch indien wy hem vriendschap gedaan hebben, zal het genoeg wezen, een woord of twee als in 't voorbygaan daar van te melden. Hier na zullen wy hem voor houden, dat het gene wy verzoeken eerlyk en billyk is, en dat hy 't ons alzo ligt kan verleenen, als het ons nut
| |
| |
en noodzakelyk is. Voorts, wanneer het een dringende zaak is, zullen wy hem zoeken te bewegen tot medelyden over onze elende en ramp, daar hy, onder alle onze Vrienden, ons alleenig kan uittrekken. En tot slot zullen wy verzekeren, daar voor altyd aan hem verbonden te zullen blyven, en te tragten dien schuldigen plicht zeer haast weder af te leggen: en dat, zo ons de macht of gelegentheid daar toe ontbreekt, wy daar over een eeuwig geheugen in ons hert zullen bewaren; en dat wy Godt bidden, dat hy altoos zo gelukkig mag blyven, dat hy nimmer onze vergelding van noode mogt hebben.
Brieven van Gebiedenis, of Recommandatie, schryft men, wanneer men een Vriend, of zyne zaken in de gunst of zorg van een ander wil beveelen.
In de gebiedenis van een Persoon moet men voor heen verklaren, wat ons tot zyner beveeling beweegt: als, dat het onze Bloedverwant of Vriend is, en dat wy aan hem, of aan den zynen, zeer verbonden zyn: voorts moet men daar by voegen, dat hy onzer gebieding waardig is ten opzigte zyner deugd en
| |
| |
goetheid, ons wel bekent; dat wy anders ten zynen voordeele niet zouden spreken. Daar na moet men zeggen, dat, zo hem eenige weldaad of vriendschap bewezen word, wy het zelve, als aan ons eigen Persoon gedaan, zullen erkennen. En tot besluit onzen Vriend verzoeken, te willen maken, dat de gene, dien wy hem beveelen, mag bevinden, dat onze gebieding niet krachteloos geweest zy. Of wel zeggen, dat wy ons zo vast op zyne vriendschap betrouwen, dat wy niet vrezen afgeslagen te worden; of zelfs dat wy weten, dat hy meer doen zal, dan wy op hem begeeren.
Maar als men een zaak, zonder aanzien van Persoon, beveelt, gelyk een zaak aan een Richter, of iemand anders, zo is 't genoeg haar de gerechtigheid of licht-doenelykheid voor te stellen, en de eer of het nut dat haar uit de zorg en voorstand derzelver zal toekomen. En als men deze twee gebiedingen, als van een Persoon met zyn zaak, t'zamenvoegt, gelyk zulks dikmaals gebeurt, zo moet men de redenen voorwenden, die de zelfde beide betreffen.
Brieven van Aanbieding van Hulp zyn
| |
| |
de gene, die men aan zynen Vriend schryft, als hy in eenige nood is, om hem alzulke hulp en bystant aan te bieden, als hy zal behoeven.
Want wy behooren niet te wachten, met onzen Vriend by te staan, tot dat hy 't op ons begeert; maar zyne schaamte sparen door het voorkomen van zyn verzoek. Deze brieven mag men beginnen met de verklaring van 't misnoegen, 't geen men heeft, wegens zynen Vriend in nood of gevaar te zien; en zeggen, dat men gewenscht had aan hem zyne liefde in een beter handel te mogen betuigen: maar nademaal hy tot zulken staat is gekomen, dat hy zyner Vrienden onderstant van noden heeft, willen wy hem toonen, dat wy van dit getal zyn: Dat hy veel ryker en machtiger Vrienden mag hebben als wy, maar geen die hem meer toegedaan en gunstiger zyn: Dar wy tot den tyd, om ons van de plichten en verbintenissen, die wy aan hem en de zynen schuldig zyn, te ontlasten, gekomen zyn: En dat hy dierhalven maar heeft te openbaren, waar in, en hoe hy vermeent dat wy hem konnen helpen: Dat hy ons vaardig zal
| |
| |
vinden met onze middelen en vermogens, om hem uit angst en smerte te trekken.
Brieven van Klachte schryft men somwylen aan den genen, die ons misdaan of verstoort heeft, om hem zyn misbedryf te doen bekennen, of om hem zyne ondankbaarheid te verwyten.
Hier in moet men zich onderscheydelyk dragen, na de gesteltheid van den Persoon en de misdaad. Indien men zich zoetjes en matig beklagen wil van een Vriend, met wien men niet gezint is in tweedracht te komen, en wiens misdaad niet grof en schandelyk is, zo zal het goed wezen onze klachten met lof ten zynen opzichte te mengen; en te zeggen, dat het ons leed is, dat hy zich niet tegen ons na den eisch onzer vriendschap gedragen heeft; nochtans niet geloovende, dat hy zulk een quaden wille zou gehad hebben, en dat wy hem al te moderaat achten, om ons met opzet te hebben willen verongelyken: Dat hy zich onverziens misgrepen mag hebben, of door iemand, die ons quaad wilde, mogt hebben laten vervoeren; zo dat wy vaardig zyn om zulks te vergeten,
| |
| |
wanneer hy ons teekenen van leedwezen daar over wil betoonen: en dat hy ons, zo wel als ooit te vooren, tot zynen dienst geneigt en vlytig zal vinden.
Als wy eenige zware verorgelyking ontfangen hebben, is 't geoorloft zich wat sterker daar over te beklagen; maar nogtans zonder de palen van vergrootinge te buiten te gaan, en tot de lasteringen te komen. En men moet beginnen, zeggende: Dat men lange, en met groot gedult, de dingen ontveinst en verzwegen heeft, waar over men billyk oorzaak had van zich te beklagen; liever hebbende, die onder stilz wy gentheid voor by te gaan, als te schynen twist te willen zoeken: maar de wyl hy volhard, en zelfs erger vrezen doet, dat men nu niet langer magzwygen; nogtans liever gewilt hebbende onze klagten by hem, als by eenen derden voort te brengen: Dat men hem (indien de quade zucht zyne redelykheid nog niet gantschelyk heeft ingenomen) zelfs Regter van zyn ongelyk maakt: Dat wy hem nooit oorzaak om ons te verongelyken gaven; maar ons tegen hem altyd als welgenegene goede Vrienden gedra- | |
| |
gen hebben: Dat hy ons over zulks reden en bescheid van deze overlast geve, zo hy zich dierhalven by al de werelt niet beschuldigt wil vinden: maar indien hy ons daar behoorlyke herstelling van doet, dat wy te vreden zyn alles onder de voet te treden en hem voorts onder 't getal van onze Vrienden te stellen.
Brieven van Verwyt schryft men aan eenen ondankbaren, die de genoote weldaad met quaad heeft vergolden. In zulken geval moet men hem eerst doen gedenken de vriendschappen en diensten, die men hem heeft gedaan, door welke men getragt had hem te verplichten, en zyne genegentheit te onderhouden; ja zelfs eenige vergrooting gebruiken, indien de zaak zulks vereyscht: nogtans daarby voegende, dat men 't zelve tot zyn leedwezen doet, en tegen zynen aart: maar dat zyn ondankbaarheit ons daar toe dwingt. En daar op mag men zyn gewisse tot getuige roepen, of het gene men hem voorwerpt niet waaragtig zy. Daarna een kleine uitbreiding doen, tot vertoog hoe leelyk en onwaardig dit gebruik by eenig reedelyk Mensch is: Daarby voegende, dat wy verhoopten,
| |
| |
dat de geheugenis onzer weldaden hem voor een spoor tot verwekking zyner vriendschap zou dienen: maar dat wy nu gewaar worden, in een ondankbaar Land gezaait te hebben; en dat alle bekentenis, die wy van hem ontfangen, laster en ongelyk is; nog min nog meer, dan of wy hem Vyand geweest waren: Dat wy Godt bidden, hem de oogen te willen openen, om hem te doen bekennen, hoe verre hy zich zelven vergeten heeft.
Brieven van Ontschuldiging zyn meerendeels beantwoordingen op die van Klagte of Verwyt: en men moetze verscheidentlyk ontwerpen, na de meening die men heeft nopende de opgeworpene misdaad te loogchenen of te belyden. Indien het een valsheid is, die men plat afleggen wil, moet men zig eerst over de quade tongen beklagen, die ons by onzen goeden Vriend ten onrecht geschonden hebben; voorts indien het te pas komt, zeggen, dat wy niet gedagt hadden, dat hy haar zo veel geloof zou vergunt hebben, vertrouwende dat hy onze rechtvaardiging ook plaats zal geven: Dat wy hem bidden te gelooven,
| |
| |
dat de betichtingen, die men hem van ons heeft gedaan, lasterlyk zyn; en dat hy 't zelve, ten opzicht van zulke en zulke dingen, erkennen kan: Dat zyne vriendschap ons te lief en te waart is, en wy nooit gedagten van hem te verongelyken ontfangen hebben: Dat hy dan de verdagtheid, die hy van ons heeft opgenomen uit zynen geest uit wissche, en ons voortaan houde, gelyk wy altyd geweest zyn, voor zyne beste Vrienden.
Maar indien de beschuldiging waar en wel gegrond is, kan men zig dus ontschuldigen: Dat 'er ter Wereld niemand zo wys is, die niet somtyds dwaalt: Dat wy Menschen zyn, zonder ons van de menigvuldige boosheden, die alle anderen onderworpen zyn, te willen vryspreken, Dat wy deze reys daar van overvallen zyn geweest, tot ons groot leedwezen: Maar dat wy ons op de goetheid van onzen Vriend zo zeer betrouwen, dat hy deze misdaad zal vergeten: Dat wy nooit de wil gehad hebben om hem te misnoegen, of eenige zaak te begaan die hem mogt verdrieten: Dat wy voortaan bedachtzamer zullen zyn, en ons tragten uit dit mis- | |
| |
bruik, door alle mogelyke wegen van dienstbaarheid, op te rechten. Indien wy met eenigen Grooten, wiens toorn wy ontzien, te doen hebben, zal men moeten zyne barmhertigheid aanroepen; hem de navolging Christi voorstellende, die vaardig tot vergeven is, zo dra hy ons met leedwezen aangedaan ziet; en men moet zeggen, dat deze genade en zachtmoedigheid hem veel eere en roem zal doen behalen, en dat hem alle deugtsaame Menschen daarover grotelyks zullen pryzen; en dat het gevoelen, 't welk wy daarvan zullen bewaren, ons zal verwekken om hem voortaan met meerder vlyt en moeyten te dienen.
Brieven van Gedienstigheit dienen tot opbouwing, of onderhouding van vriendschap met iemand, en daar zyn 'er van verscheide slag, als Brieven van Vereeniging, van Bezoek, van Gelukwensching, van Troost, van Dankzegging, van Boertery, en diergelyke.
Brieven van Vereeniging schryft men, om zig in iemands vriendschap in te wikkelen, en men moet die beginnen met een uitlegging van 't gene ons be- | |
| |
weegt om de eere van zyne kennis te zoeken; en tot dien einde een optelling doen van de deugden die hy, zo wy vernomen hebben, bezit, als van zyne vriendelykheid, beleeftheid, edelmoedigheid, wysheid, en diergelyke gaven; daar in een voorzigtige verandering gebruikende, na de hoedanigheid des genen met welken men handelt; hem loovende op zo welgemanierden voet, dat men in onze redenen geen vleiery bespeure. Voorts mag men zeggen, indien hy ons gewaardigen wilde onder 't getal zyner Vrienden te ontfangen, dat hy ons zulks niet onwaardig zal bevinden; en tot dezen einde zig zelven een weinig pryzen, maar zeer zedig en kortelyk. Besluitende, zal men hem verzekeren, dat, ingeval dit geluk ons gebeurt, 't welk wy verhopen, wy tragten zullen zyne vriendschap te bouwen en te onderhouden, by alle soorten van plichtplegingen en diensten, zo dat hem de eere, die hy ons zal gedaan hebben, nooit zal berouwen.
Besoek-brieven dienen tot onderhouding der vriendschap tusschen afwezenden, en houden een staat van bezoe- | |
| |
kingen in, die men aan zyne Vrienden persoonlyk zou doen, zo wy by hen woonden. Daar by mag men zeggen, dat men geen grooter vernoegen heeft, als door brieven haar te onderhouden, aangezien onze afwezentheid niet toelaat zulks mondeling te doen: Dat wy zeer begeerig zyn om te weten hoe 't met hen mag staan, en of hare zaken voorspoedig zyn: En dat wy niet twyffelende, of zy hebben diergelyke gedagten over ons, haar onze en ons huisgezins Zaken mededeelen: Dat wy verdrietig quynen door vierige begeerte om haar haast weder te zien: Dat de dagen, die wy van haar gezicht berooft zyn, ons jaren schynen, en de jaren eeuwen; boven al, wanneer wy geen brieven van haar bekomen: Dat wy haar vermanen ons dikwils te schryven; dat zy ons geen grooter pleyzier konnen doen, en dat wy van onze kant 't zelve zullen doen; in diervoegen, dat zy veel eer over onze moeyelykheid als onagtzaamheid zullen te klagen hebben: En eindigen met een betuiging van onze wederzydsche vriendschap ongekreukt te willen onderhouden; verzekerende, dat
| |
| |
'er nooit afgelegentheid van plaats, nog verloop van tyden zal wezen, die haar uit ons hert zou rukken: Dat wy verhopen door de daad, eer als met woorden, dit te bevestigen, als het haar zal believen daar een preuve van te nemen, en dat wy ons het zelve van harent wegen beloven, aan dewelke wy allerlye voorspoed toewenschen.
Brieven van Gelukwensching worden geschreven aan Vrienden, om ons met haar te verblyden over eenig geluk, haar toegekomen, als een Eer-ampt of Waardigheid daar zy toe verkoren zyn, een goede Egtgenoot die zy verkregen hebben, of van eenig groot gevaar ontkomen, of van een ziekte opgestaan te zyn, en diergelyke. In den aanvang moet men 't genoegen betuigen, 't welk men uit zynen Vriends geluk ontfangt; zeggende, dat wy daar zulk een groot gevoelen van hebben, als of ons dat zelf was toegekomen; en dat onze oude vriendschap en maagschap ons daar toe verplicht: Dat 'er 't Gemeen zig zelfs in verheugt, ziende dat Menschen van deugd en eere toe zulk een Waardigheid verheven zyn, en dat met groote
| |
| |
reden, gemerkt zulk een geluk niet zo zeer hun eigen, als den Staat toegekomen is, die van waardige en bequame Mannen voorzien moet zyn. Voorts om te toonen, dat wy reden hebben om ons te verblyden, over 't geluk onzen Vriend toegekomen, zullen wy de uitnementheid en waardigheid daar van voorstellen, en zeggen, dat het niet licht voorby vliegend is, maar dat hy al zyn leven het nut en 't genoegen daar van zal genieten: Dat het een eere is, die zynen naam onsterffelyk zal maken; en dat deze eere van veele nagejaagt is, maar by weinige verkregen. Dat het hem niet by geluk is toegevallen, maar dat het een vergelding is voor zyne verdiensten. Daar na zullen wy eindigen met wenschen, dat hem deze voorspoed langduerig byblyve, niet alleen tot zyn byzonder vergenoegen, maar ook tot heil en welvaart van 't Gemeen. Somtyds mogen wy hem vermanen, oorzaak te nemen om zich zelven namaals zo veel te overwinnen, als hy anderen voormaals gedaan heeft, en dagelyks in deugd en goetheid toe te nemen.
Indien het is om zich met zynen
| |
| |
Vriend over 't ontsprongen ongeluk of gevaar te verblyden, mag men in zyne Brieven vervatten: Dat Godt gezien heeft, dat hy zyn Geslacht en 't Gemeen noch nut en voordeelig was, en dat hy hem tot haren dienst heeft behouden: Of wel, dat d'Almagtige, die hem lief heeft, hem niet onvoorziens uit de Wereld heeft willen rukken, maar hem noch uitstel verleenen tot onderzoek zyner gewisse, dat hy dan zyn leven waar neme, 't welk hy als van nieuws heeft ontfangen, om dat te besteden ter eere des genen, die 't zelve hem weer vergunt heeft.
Troost-Brieven dienen tot verzoeting der qualen en tegenspoeden onzer Vrienden. Wanneer het quaad niet groot is, moet men haar zeggen, dat zy geen oorzaak hebben om zig zo zeer te bedroeven; dat de zaak zulks niet verdient: Dat zy meerder moed behoorden te toonen; dat zy haare achting en goeden naam verkorten. Zelfs mogen wy wel eenige boertery daar onder mengen, behoudens dat men weet of hy, dien zy word toegezonden, zig daar in niet zal belgen; hem voorts hoop ge- | |
| |
vende dat de krankheid niet langduerig zal zyn; en dat 'er haast een gelukkige uitkomst te wachten staat: Dat de geheugenis van daar uit ontworstelt te wezen, hem nog t'eeniger tydt vermaak en vernoegen zal toebrengen.
Doch indien onze Vriend eenig groot leet is overgekomen, zo moet men hem zeggen, dat men geweldig van zyn verdriet geraakt is geweest; en daar in zulken deel nemende, als wy doen, men niet zo zeer bequaam is om hem daar in te troosten, als om ons met hem daar in te bedroeven: Nogtans gemerkt onze maagschap, vriendschap, (of zodanig als wy hem verschuldigt zyn) vereisschen, dat wy tot zyne quaal eenige verzagting zouden gebruiken, zo hebben wy willen bezoeken zulks te doen: Dat wy hem niet willen vermanen zig niet te bedroeven: Dat zulks een wreetheid of verfoeyelyke onmenschelykheid zou wezen; verlooren hebbende, 't zy Man, Vrouw, Vader, Moeder, of diergelyke: Dat hy, behalven dat de wonde nog zo versch is, alle oorzaak van droefheid heeft: Maar nogtans dat hy zyne droefheid behoort te matigen, en zig stant- | |
| |
vastig te toonen, moediglyk verdragende 't gene hy niet beteren kan, en makende van de nood een deugt: Dat, in der waarheid, zodanigen ongeval een kleynder gemoed, als het zyne, zou verslaan en nedervellen; maar dat wy van zyne stantvastigheid verzekert zyn, die zig van een ydele droefheid niet zal laten overwinnen, en niet vertoeven toe dat de tyd zyne wonde heele, en zyne droefheid doe slyten, gelyk men ook de slechste gebeuren ziet, maar dat hy tydig die droefheid zal matigen: Dat het nu de tyd is om te doen blyken, dat hy de lessen der wysheid geleert heeft: Dat het niet nodig is, dat de natuer zynenthalven haren loop zou veranderen, en hem bevryden van de gehoorzaamheid harer wetten, waar aan al de wereld onderworpen is: Dat, als een quaal niet te heelen is, men die door ongematigde droefheid verbittert; gelyk men de nagels in een wond drukkende, dezelve verergert, en hare genezing veragtert: Dat hy een Christen is, en zig zonder tegenstreven aan de wille Godts moet onderwerpen: Dat deze smert tegenwoordig wel pynelyk
| |
| |
is; maar dat zy tot zyn nut en welvaart verkeeren zal, indien hy dezelve weet wysselyk op te nemen: Dat Godt middelen en uitkomsten weet, waar gene schynen te zyn; en dat hy dezelve; naar hem beproeft en getoetst te hebben, in vreugt en vernoegen zal komen hervormen: Dat 'er geen leet zo groot is, 't geen men niet door lydzaamheid, en een vast besluit, kan overwinnen: Dat zeer veele Menschen, diergelyke ongevallen hebbende geleden, zig moedig en bestendig daar in getoont hebben, namelyk zulke bybrengende, die hem meest bekent zullen zyn.
Brieven van Dankzegging worden geschreven aan de genen, die ons eenige weldaden gedaan hebben; en men moet haar voorzigtelyk bepalen en schikken, zo na den aard der weldaad, als na de hoedanigheid des genen die de zelve voortgebragt heeft. Gemeenelyk begint men die met de ontfangene vriendschap weder op te halen. Daarna vergroot men zulks, om te toonen dat wy de waardye daar van wel bekennen; daar by voegende, dat wy die onwaardig waren, als onzen Vriend nooit oorzaak tot
| |
| |
zodanigen gunst gegeven hebbende; of indien wy hem eenige kleyne vriendschap bewezen hebben, zo heeft hy ons nu met woeker hondert-dubbelt daar voor voldaan: Dat de weldaad, die wy ontfangen hebben, ons zeer wel te pas was gekomen, wanneer wy meest daar na verlangden: Dat, als wy van anderen verlaten waren, hy ons bystand verleent heeft: Dat hy ons door zyn vermogen heeft beschermt: Dat hy ons in den hoogstdringenden nood zyne beurs open gedaan heeft: Dat hy zich in gevaar begeven, of in den haat van anderen geworpen heeft, om ons uit angst en pyn te verlossen: Dat wy wenschen, dat hy nooit tot zulken staat kome; maar in geval zulks gebeurde, dat wy by alle mogelyke wegen van dankbaare erkentenis zullen toonen, hoe veel wy aan hem verplicht zyn.
En indien de weldaad zo groot is, dat wy de middelen niet hebben om die ooit waardiglyk te vergelden, zullen wy zeggen, da twy Godt zullen bidden zynen eeuwigen loon te willen zyn; en beloven, daar van een eeuwige geheugenis in 't binnenste onzes herten te
| |
| |
bewaren, en 't levendig gevoelen, dat wy daar van hebben, by alle manieren van dienstvaardigheden te betuigen. En ingeval de gene, van wien wy die weldaad ontfangen hebben, zo verheven en machtig is, dat hy daar voor geen andere vergelding begeert, mogen wy ons van dit zelve Compliment bedienen.
De Brieven van Boertery hebben geen plaats, dan tusschen de aldergemeenzaamste Vrienden; en men kan 'er geene voorbeelden van geven, gemerkt de ingebooren aart zulks meest moet voortbrengen. Alleen moet men in de boerteryen gade slaan, dat zy eerlyk zyn, en de geene daar wy aanschryven, nog iemand van aanzien zich daar aan te belgen heeft; niet doende gelyk de onbescheydene, die liever een goed Vriend dan een boertery willen verliezen. De omstandigheden der Menschen, en der dingen met welke hy boerten wil, zullen een bescheiden persoon ligtelyk voorschryven, hoedanig hy zich daar in behoort te dragen. Noch is aan te merken, dat de boerteryen geen eygentlyke stof der Brieven maken, maar ge- | |
| |
meenelyk onder de ernstige, om die smaak te geven, gemengt worden.
Gemengelde Brieven zyn of van Handel-zaken, of van Gedienstigheden, vervattende een t'samenvoeging van eenige der voorgaande dingen. Deze worden gemeenelyk gebruikt: want zelden gebeurt het, dat men Brieven schryft van een eenig stuk sprekende: en de Brieven van Handel-zaken beginnen of eindigen met Gedienstigheden. Hierom is het onnoodig, een byzondere regel daar van te geven: want die enkele brieven ontwerpen kan, zal zig niet verlegen vinden in de gemengde te bepalen; maar hoe meerder stof hy daar toe zal hebben, hoe lichter hy met de zelve zal kunnen voortkomen.
d'Antwoord-Brieven vinden hare stof voorgeschreven in de gene die zy te beantwoorden hebben, en vereisschen niets, als van stuk tot stuk daar aan te voldoen, na dat het ons mogelyk is, of de voorzichtigheid zulks toelaat; maar in de Handel-Brieven moet men gene merkelyke dingen onbeantwoord voorby gaan. In die van Gedienstigheden
| |
| |
is het niet noodig altyd zo ernstig of volkomen te zyn. Men voldoet, met tegen de zedigheid niet te zondigen, en de wetten der vriendschap niet te schenden. Maar zo wel in d'eene soort van Brieven als in d'andere, word de naarstigheid zeer geprezen: want door 't vlytig en haast beantwoorden toont men, dat de Vrienden ons lief zyn; 't welk men niet te lange uitstellen mag, zonder de smette van kleinachting of van traagheid op ons te halen. En indien den aart der zaken, die men behoort te beantwoorden, uitstel vereischt, zo is het goet, om zynen Vriend niet te lang in twyffel te houden, maar hem by wyze van voor-berigt eenige woorden schryvens door middel van een kleyn Briefje toe te zenden, waar by men hem verzekert, zyn verlangen by de eerste gelegentheid te zullen voldoen. Als men ook Brieven beantwoorden wil, door welke men zich verlet of verbolgen vind, zo is het goed zulks een weinig uit te stellen, zo wel om zich door de eerste beroering des toorns niet te laten overweldigen, als om onzen Vriend tyd van bedenking te ge- | |
| |
ven, en alzo door te groote haastigheid de wederzydsche vriendschap niet te verstooren.
By de Forme der Zend-brieven word verstaan alles wat men tot de Zend-brieven vereischt, boven de stoffe om die wel te begrypen.
Hier onder stelt en begrypt men de Deelen der Brieven, die of gemeen, of bezonder zyn.
De gemeene deelen zyn de geene, welke alle Brieven zonderling noodig hebben, als de Opschriften en Onderteekeningen.
Het Opschrift der Brieven is twederley, het een uitwendig, en het ander inwendig. Het uitwendig Opschrift is, dat men buiten, als de Brieven gevouwen zyn daar op schryft; en dit moet den naam en tytels bevatten van den geenen aan wien men schryft, met de plaats daar hy woont; maar het geene men hier in meest moet gade slaan, zyn de tytels, om een iegelyk die zodanig te geven als hem toekomt, of hy begeert te hebben: anders worden de Brieven niet aangenaam ontfangen, en veroorzaken misnoegen.
| |
| |
De Tytelen worden dusdanig gestelt:
Aan de Heeren Staten Generaal.
Doorluchtige, Hooge en Mogende Heeren, de Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden.
Aan den Heere Prince van Oranjen.
Doorluchtige, Hoog-geboren Vorst en Heer, Myn Heere, Zyne Koninklyke Hoogheit, den Prince van Oranjen, &c.
Aan den Raad van State.
Edele, Mogende Heeren, de Heeren Raden van State der Vereenigde Nederlanden.
Aan de Collegien der Admiraltieit.
Edele, Erentveste, Wyze, Voorzienige, en zeer Discrete Heeren, de Heeren Gecommitteerde Raden in het Collegie ter Admiraliteit in de Kamer tot, &c.
Aan de Vorsten van Nassau.
Doorluchtige, Hoog-gebore Vorst en Heere, Myn Heere, Prins &c.
Aan byzondere Graven.
Hoog-gebore Grave, Genadige Heere, Heere, &c.
Aan de Staaten van andere Provincien.
Edele, Mogende Heeren, de Staten van, &c.
| |
| |
Aan de Heeren Staten van Holland en West-Vriesland.
Edele, Grootmogende Heeren, Myne Heeren de Ridderschap, Edelen en Steden, reprezenterende de Staten van Holland en West-Vriesland.
Aan de Gecommitteerde Raden van Holland en West-Vriesland.
Edele, Mogende Heeren, de Heeren Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland en West-Vriesland.
Aan den Hoogen Raad in Holland.
Edele, Mogende, Erentveste, Hooggeleerde, Wyze, Voorzienige, zeer Discrete Heeren.
De Heeren Prezident en Raden in den Hoogen Raad in Holland.
Aan het Hof Provinciaal.
Edele, Mogende, Erentveste, Hooggeleerde, Wyze, Voorzienige, zeer Discrete Heeren.
De Heeren Prezident en Raden in 't Hof Provinciaal van Holland, Zeeland, en West-Vriesland.
Aan de Reken-kamer in Holland.
Edele, Erentveste, Wyze, Voorzienige, zeer Discrete Heeren, de
| |
| |
Heeren van de Kamer van Rekening der Graaffelykheits Domeinen in Holland.
Aan de Regenten van Amsterdam.
Edele, Groot-achtbare, Erentveste, Wyze, Voorzienige en zeer Discrete Heeren, de Heeren, &c.
Aan de andere groote Steeden. Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden Gouda en Rotterdam.
Edele, Achtbare, Erentveste, Wyze, Voorzienige, zeer Discrete Heeren, de Heeren, &c.
Aan de andere kleine Steden in Holland, ter dagvaart verschynende.
Erentveste, Wyze, Voorzienige, zeer Discrete Heeren, &c.
Aan groote Heeren.
Hoog-gebore, Edele, Gestrenge Heere, Heere, &c.
Aan Edele Heeren.
Wel-Edelgeboren, Gestrengen Heere, Jonkheer, &c.
Aan mindere Edelen.
Wel-Edelgeboren Heere, &c.
Aan een Predikant.
Eerwaarde, Godzalige, Hoog-geleerde Heer, &c.
| |
| |
Aan een Rechtsgeleerde.
Erentveste, Hoog-geleerde Heer, N.N. Rechts-geleerde.
Aan een Doctor in de Medicynen.
Erentveste, Hoog-geleerde Heer, N.N. der Medicynen Doctor.
Aan een voornaam Burger.
Erentveste, Wyze, Discreten Heer, N.N.
Aan een gemeen Burger.
Eersame, Wyze, Discreten N.N.
Aan een Poëet.
Erenthafte, Welgeleerde, en Zinryke Heer, N. N
Doch aan veele van dezen schryft men dikwils alleen, Myn Heer, Myn Heer: N.N. met de Tytels der eer-ampten, bedieningen, of handelingen die zy oeffenen.
Als men schryft aan iemand die van een veel lager stand is als wy zyn, en van een kleiner staat, gebruikt men in 't Opschrift een verkorting, in dezer voegen:
Aan Monsr. Monsr.
Of wel, aan Mr. Mr. N.N. of noch anders, aan Meester N.N.
Aan Vrouwen schryvende, moet men het zelve onderscheid waarnemen: want aan een Vorstin, of groote Vrouw, zal men stellen:
| |
| |
Aan Mevrouw, Mevrouw, N.N.
Met hare andere Tytels en hoedanigheden. Alwaar aan te merken is, dat men de Tytel Mevrouw geeft, niet alleen aan de gene, welker Mannen Doorluchtige en Hoog-geborene genoemt worden, maar ook aan andere van veel geringer stof.
Aan die van minderen staat schryft men:
Mejuffrouw, Mejuffrouw, N.N.
Of wel men verkorting
Mejuffr. Mejuffr. N.N.
Aan die nog van lager staat zyn schryft men:
Juffrouw, Juffrouw, N.N.
Of wel met verkorting
Juffr. Juffr. N.N.
Het inwendig Opschrift is, 't geen men van binnen in de Brieven schryft, de Tytels van Doorluchtige, Hoog-geboren Heer, of Myn Heer, Mevrouw, en Mejuffrouw boven aan in een byzonderen regel stellende, met een groote tusschen-spacie van de tweede regel, in dezer voegen:
| |
| |
Myn Heere.
Den uwen heb ik ontfangen, &c.
Maar aan die men zo veel eere niet doen wil, voegt men dat in den zelven regel met het ligchaam der Brieven, op deze wyze:
Myn Heer: ik heb vernomen, &c.
De Bloed-verwanten voegen by de Tytels van Myn Heer, of Mejuffrouw, den graad harer Maagschappye, dusdanig:
Myn Heer en Oom.
Mejuffrouw en Nicht.
Maar dit moet men in 't uitwendige Opschrift niet schryven; door dien het somtyds niet goed is, dat de Boden of andere Brief-dragers weten, dat 'er tusschen de schryvende eenige bloed-verwantschap is.
Aan een inwendig Opschrift stelt men den naam niet des geenen dien men beschryft, ten zy hy van een geringen staat mogt wezen, gelyk een Heer aan een Ambachts-man op dezen voet:
Sr. Pieter, ik wilde wel, &c.
| |
| |
Of, Goede Vriend Nicolaas, soo haast als gy dezen, &c.
Juffrouw Catarine, gelieft my met den eersten, &c.
Of wel, Meester Pieter, &c
Juffr. Catarine, &c. Of noch wel den enkelen naam.
In 't ligchaam der Brieven gebruikt men ook in 't gezach der Grooten de Tytels van Zyne Hoogheit, of Excellentie, na den eisch der gemeene manier, daar by herhalende dien van Myn Heer: als ook den zelven Tytel van Myn Heer, wanneer men iemand wil eeren ofschoon by niet van een zeer verheven staat is.
d'Onderschryving houd d'alderlaagste plaats der Brieven: en tegen Grooten schryft men aldus:
Uwer Hoogheits, of Doorluchtigheits, &c.
Zeer ootmoedige en onderdanige Dienaar, N.N.
Of wel, Zeer ootmoedige en verplichte Dienaar, N.N.
Aan die van minder stant:
Uwen zeer ootmoedigen en genegen Dienaar, N.N.
Of wel:
U ootmoedigste en toegenegenste Dienaar, N.
| |
| |
En aan die van nog lager staat:
Uwe Dienstwillige, &c.
Indien een Vrouw schryft, zal zy zetten, Dienaresse.
Als men aan eenige Persoonen van Staat schryft, laat men ook een tamelyke grote spacie tusschen dit onderschrift en het ligchaam der Brieven, die altyd behooren te eindigen met de Tytels van, Doorluchtige, Hoog-gebore, &c. of van Myn Heer, Mevrouw, Mejuffrouw, een byzondere regel, ook een middelmatige spacie tusschen 't ligchaam open latende. Andersints laat men 'er niet zo veel nog in d'een nog in d'ander.
Als Vrienden van ongelyken stant malkander beschryven, zo doet die geene die van den grootsten stant is, den graad des vriendschaps wel in 't hoofd zyner Brieven verklaren; maar die van minder stant behoort te tragten zulks alleen in 't onderschrift te stellen.
Ter zyde, tegen over d'onderschryving, zet men den dag en tyd, met de plaats daar men is. Maar het is niet altyd geraadzaam de plaats te melden: in zulken geval moet men dat in de pen laten. Doch sommige stellen nu
| |
| |
den Datum boven in de Brieven, voor de Tytels van Myn Heer, of Mevrouw.
De bezondere Deelen der Zend brieven zyn, die in alle Brieven verschillen; als, het Begin, het Verhaal, en het Slot.
Het Begin vervat gemeenelyk eenig kleyn Compliment, of Gedienst-reden, om zich in de goede gunst der geenen, aan wien men schryft, in te voegen, met de voorstelling van 't geene men te zeggen heeft. Maar hier van bedient men zich weinig, dan alleen in lange Brieven, en van zware zaken meldende. Maar in korter Brieven begint men ten eersten met de Hoofdstoffe.
In 't Slot is men gewoon zyne vriendschap en dienstvaardigheid te betuigen, met eenige wensch of bede te doen voor 't geluk des geenen, aan wien men schryft.
Het Verhaal der Brieven is onderscheiden, na de stoffen die men daar in brengt. Men houd daar gemeenelyk geen regel in, maar verhandelt de zaken zo die zich best onder 't schryven schikken, zonder veel op de t'zamenbinding te passen, dan alleen somtyds
| |
| |
in d'Antwoord-brieven, daar men de order der geenen, die men beantwoord, volgt; en men gebruikt eenige kleine spacie, als men tot eene andere materie, heel verscheide van de voorgaande, komt. En dit is het geene wy te zeggen hadden wegens de Deelen.
Daar dient ook verder op de Styl der Zend brieven wel acht genomen te worden. Zy behoort voor eerst eenvoudig te zyn, en niet veel van de gemeene spreekwyzen te verschillen. De Tekenen der Reden-rykers, en boven al die van uitroeping en van verkorting der Sylaben, en diergelyke, schikken zig daar niet, als ook niet de lange omdrayingen der redenen. Maar in de Brieven der Gedienstigheden, mag men wel, door de cierlykheid der woorden, aan de onvolmaaktheid der stoffe voldoen. En in alles 't geen wy in zulke Brieven ter neder stellen, moet 'er eenige aannemelykheid uitschynen, die iemand tot het lezen en welbetrachten van de zelve beweegt; schuwende nogtans op allerlye manieren de onordentelyke neiging, op dat 'er niets ongeschikts, nog geen onhebbelyke woorden, of onbe- | |
| |
quame spreekwyzen mogen ingevoegt zyn.
Men moet in zyne Brieven de Welgevoegelykheid opmerken, en ten dien einde zorgvuldig overleggen, wat 'er tot de zaak die men verhandelt, als ook ter plaats, en ten tyde daar men in leeft, behoort en redelyker wyze vereischt word. Gelyk mede behoorlyk acht te geven op de Persoonen, zo wel des Schryvers en aan wien men schryft, als van wien men schryft. Want het geen welgevoegelyk zou wezen, schryvende aan iemand van zulk een stant als wy zyn, zou onbetamelyk ten opzigt van een groot Personagie bevonden worden, en hem ten uitersten vertoornen. En 't geen in den mond van een oud aanzienlyk Persoon welluidende is; zou in den mond van een Jongeling, en een gering Persoon belagchelyk wezen. Anders moet men spreken van een Krygsman; anders van een Schriftgeleerde; en anders van een Vrouw: Zo dat in het schryven de wyze voorzichtigheid, zonder welke men zich voor het beschimpen der Menschen van verstand zou bloot stellen,
| |
| |
ons voor bestierdster en geleidster moeten dienen.
Voorts moet in het schryven van Brieven ons de Beknoptheid zyn aanbevolen, welke vereischt, dat zy niet te lang nog te kort, maar middelmatig groot moet wezen. Men oordeelt een Brief van middelmatige groote, als die redelyk geschikt is na de stoffe daar zy van handelt, welke nu eens vereischt uitgebreid, en dan eens wederom verkort te worden. Want gelyk die niets overvloedigs behoren te begrypen, nog herhalingen te gebruiken; zo moeten zy ook niet vergeten, 't geen tot verligting van 't verstand, in de zaak die men verhandelt, nodig mag zyn. Aangaande de lange Brieven, en die veel bladeren beslaan, waar in eenig stuk van de Leere word verhandelt, die behooren meer Boeken als Brieven genoemt te worden.
De Zend-brieven behooren in een verstaanbare Taal, klaar en duidelyk geschreven te zyn: want menigmaal begrypen zy zaken, die men aan eenen derden niet durft of wil toonen, om de uitlegging der duisterheden daar in te vragen. Doch deze klaarheid word be- | |
| |
grepen door het vernuft en de ervarentheid des genen aan wien men schryft; dewyl sommige ligtelyk begrypen het gene, waar in andere zeer verlegen en verstelt zouden staan.
Ten laatsten moeten de Brieven Zuiver, zonder eenige kladden of uitwissingen geschreven zyn, op Papier (met vergulde kanten en gemuskust, zo men begeert) met schoone margien of kanten: want het gene in een uitspraak de werkelyke beweging is, even het zelve is het schryven van een Brief. Hy behoort het oog van den Lezer niet te vermoeyen, maar hem door zyn schoonheid te bewegen tot stil te staan, en die met lust te overleggen; andersints te vrezen zynde, wanneer hy duyster te lezen is, dat 'er eenige gewichtige zaak, zonder opmerking, mogt voor by gegaan worden.
Eindelyk behoorende Zend-brieven bequaam verzegelt te zyn, met zyde, lak, of andersints toegedaan. Maar als men die met zyde sluit, moet de kouleur met den Schryver bestaan, en zwart zyn, indien men in de rouw is, gelyk ook het lak. En zo men vele Brieven in
| |
| |
een pakje sluit, behoort men die zo te perssen, dat zy weinig plaats nodig hebben.
|
|