waar daar door des te meerder te doen gelden.
En voor al moet men niet veel hoesten, noch te zeer ragchelen, noch te lang bezig zyn met zyn speeltuig te stellen.
Men moet zich ook wachten, van zich zelven te pryzen door zekere voorbedachte gebaarden, die het behagen, 't geen wy in ons zelven hebben, te kennen geven, en te zeggen, by voorbeeld, wanneer men zingt: dat is een fraay Vaers, zie daar noch een beter, let op die toon, enz. Dit is het doen van een slecht-hoofd, en van een roem-zuchtigen.
Insgelyks moet men zorg dragen om 'er kort uit scheiden, ten einde om niet verdrietig te vallen, en, gelyk men zegt, als het spel op zyn best is, op te houden.
En zelfs moet men zo veel te eerder daar uitscheiden, om dat niemand zal zeggen, houd op: alzo het een onbeleeftheid is zulks te zeggen, indien de geene, die zingt, een Persoon van staat is, gelyk het ook een onbeleeftheid is, te spreken, en hem te stooren, wanneer hy zingt.