Onschuldverlangen
Waarom wil de biograaf van iemand die de onschuld en de schoonheid van het leven zo schitterend en humoristisch in troostrijke liedjes heeft bezongen, dat allemaal weten? Omdat die gedichten en liedjes ondenkbaar waren geweest zonder dit alles.
Wilmink ontpopte zich begin jaren zeventig als een felle antifeminist. In het wereldbeeld dat hij van huis uit had meegekregen, hoorden vrouwen hun man te dienen. Toen Noor in 1976 wilde scheiden, schreef zijn moeder haar bijna veertigjarige zoon dat hij dat niet moest pikken. Noor moest hem verzorgen, zodat hij de kost kon verdienen. ‘Noor moet aan haar man en kinderen denken en niet zoveel uithuizig zijn’, schreef ze. ‘Jij moet voor je rechten opkomen en je niet in de hoek laten drukken. Je moet rustig kunnen werken. Jij moet verzorgd worden, op tijd je eten, en schone kleren, dat moet je eischen.’
Maar in de jaren zeventig viel dat niet meer te eisen. De manier waarop zelfstandig opererende vrouwen hem bejegenden, had Wilminks geloof in zichzelf aan diggelen geslagen. Van jongs af aan leefde hij in zijn eigen fantasiewereld, waarvan hij het beminde middelpunt vormde. In het volwassen leven, waar hij voor zichzelf moest opkomen, kon hij niet aarden. Dat was wat hem kwelde en in paniek bracht. Om die paniek te bezweren creëerde hij een paradijselijk contraleven waarin hij het onschuldige kind kon blijven. Zo ontvluchtte hij de verwarrende jaren zestig en zeventig, waarin alle traditionele verhoudingen waarin hij zich veilig had gewaand, begonnen te schuiven.
Zijn geluk bestond eruit dat hij juist in die tijd werd gevraagd voor het Schrijverscollectief van de vara, dat teksten en liedjes schreef voor televisieprogramma's als De stratenmakeropzeeshow. Daar excelleerde hij in een rol die hem op het lijf geschreven was. Zijn van heimwee naar een veilige, over-