Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 32
(2014)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
In het oog gehouden
| |
Homo-erotiekIn Boutens' literaire werk (en in zijn voormalige boekenbezit) zijn signalen te vinden van aansluiting bij de homo-erotische canon van zijn tijd. Zo vertaalde hij Oscar Wilde en gaf hij gedichten uit van diens boezemvriend Alfred Douglas.Ga naar eind5 Boutens was een bewonderaar van Thomas Manns Der Tod in | |
[pagina 55]
| |
P.C. Boutens, portrettekening door Jan Toorop, 1908.
Venedig (1912), waarvan hij een opdrachtexemplaar bezat.Ga naar eind6 Maar bovenal publiceerde Boutens in 1919 onder pseudoniem de bundel Strofen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe, waarin de thematiek van het homo-erotisch verlangen impliciet aan de orde komt (vaak komen woorden voor als ‘geheim’, ‘zwijgen’, ‘fluisteren’). Boutens deed het voorkomen alsof hij de gedichten uitgaf van een jonggestorven dichter Andries de Hoghe, maar hij was zélf de P.C. Boutens (links) met zijn huisknecht en vriend Cornelis van Duyvenbode op de P.C. Boutenskade te Heemstede, jaren dertig. Particuliere collectie.
auteur van deze gedichten.Ga naar eind7 Hij heeft dit zijn leven lang ontkend en heeft zelfs verhinderd dat de bundel werd opgenomen in zijn postuum verschenen Verzamelde werken (1943-1954). In besprekingen van deze bundel werd voorzichtig geschreven over de homoseksuele teneur van de gedichten, maar wel in zeer bedekte termen. Zo schreef Henri Borel in Het Vaderland van 12 oktober 1919 over ‘de ongelukkige abnormalen’ waartoe Oscar Wilde, Andries de Hoghe - en dus ook Boutens - behoorden. Ik zal Boutens' leven uiteraard niet gaan verklaren uit zijn literaire werk. Wel zal ik in de biografie ingaan op de raakvlakken tussen leven en werk. Wegens het ontbreken van persoonlijke ontboezemingen zal ik vooral gebruik moeten maken van externe bronnen. Zo stuitte ik (dankzij een tip van antiquaar Paul Snijders) op materiaal over Boutens in de geheime archieven van het Ministerie van Justitie. Boutens werd namelijk, evenals duizenden andere homoseksuelen, in de gaten gehouden door de zedenpolitie in verband met het in 1911 ingevoerde artikel 248-bis van het wetboek van strafrecht.Ga naar eind8 | |
ZedenschandaalIn 1920 vond het beruchte Haagse zedenschandaal plaats.Ga naar eind9 Een aantal mannen uit hoge kringen werd ervan verdacht ontucht te hebben gepleegd met | |
[pagina 56]
| |
jongens. Onder meer Louis Couperus en Prins Hendrik werden genoemd, maar ze bleken er niets mee te maken te hebben. Ook Boutens werd ermee in verband gebracht. Zo schreef Martinus Nijhoff aan zijn vrouw op 12 juni 1920: ‘John [van Woerden] vertelde me, dat er al gevonnisd is in het Haagsche zedenschandaal. De kranten vermeldden alleen de voorletters, maar de Telegraaf noemde de namen voluit: o.a. v/d Bijllaert heeft 6 maanden gevangenis! Boutens schijnt er toch niets mee te maken te hebben.’Ga naar eind10 Maar het gerucht bleek hardnekkig. Tien jaar later dook het weer op. Op 20 februari 1930 werd Boutens zestig jaar. Dat werd groots gevierd en er verschenen uitvoerige verslagen in de kranten. Hij was een van de belangrijkste Nederlandse dichters en speelde een gezaghebbende rol in de literaire wereld, onder meer als voorzitter van de Vereeniging van Letterkundigen. Bij het feest waren veel aanwezigen, onder wie de Haagse burgemeester Patijn en diens echtgenote (een van Boutens' tafeldames). Veel vrienden en literatoren spraken Boutens toe. Een felicitatietelegram van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen werd met ‘hoongelach’ ontvangen. Diezelfde minister had namelijk kort daarvoor een verzoek van een comité van vrienden om Boutens een koninklijke onderscheiding te verlenen afgewezen.Ga naar eind11 Boutens vertelde zelf dat hij een onderscheiding had geweigerd omdat de rang te laag was. Hij moet volgens Theun de Vries hebben gezegd: ‘Een commandeur op z'n minst, mijne heren van het ministerie [...]. Wie denkt u eigenlijk, dat u voorhebt?’Ga naar eind12 Maar waarschijnlijker is dat het verzoek door de regering werd afgewezen in verband met Boutens' geaardheid. Begin februari had namelijk een onderzoek plaatsgevonden naar aanleiding van het verzoek. De chef van de afdeling Kunsten & Wetenschappen schreef aan de minister: ‘Burgemeester Patijn deelde mij mede, dat Boutens inderdaad als homosexueel bekend staat. Hij zou nog bij de hoofdcommissaris informeeren, of dit enkel sterke verdenking is dan wel of hij bepaaldelijk met de justitie in aanraking geweest is.’ Nog dezelfde dag volgde een positief advies van burgemeester Patijn aan de minister: er waren geen bezwaren. Maar Boutens kreeg dus geen onderscheiding. Foto van P.C. Boutens, gemaakt door H. Berssenbrugge, 1923.
In de archieven trof ik een geheime brief aan van de procureur-generaal aan de minister van Justitie van 11 februari 1930, waaruit blijkt dat Boutens al jaren door de zedenpolitie in de gaten werd gehouden. Het is zeer aannemelijk dat deze brief bij de uiteindelijke afwijzing een cruciale rol heeft gespeeld: In antwoord op Hare missive van 6 Februari l.l. Afd. A.S. No. 418 Geheim, heb ik de eer Uwer Excellentie mede te deelen, dat, voor zoover bekend, dr. P.C. BOUTENS niet betrokken is geweest bij de zedenmisdrijven, bedoeld bij mijn schrijven van 13 Augustus 1920, No. 5468.- | |
[pagina 57]
| |
hem bij zich had binnen gelaten, waarna zij samen hadden thé gedronken en over homo-sexueele neigingen hadden gesproken. Meer zou, naar zijn zeggen, niet zijn voorgevallen.- | |
RaadselenDit is een van de schaarse concrete documenten in verband met Boutens' homoseksualiteit, en dus relevant voor zijn biografie. Maar het zegt meer over de omgang van de toenmalige maatschappij met homoseksuelen dan over Boutens. Helaas is het signalementenregister niet bewaard gebleven en bevinden de genoemde processen-verbaal zich niet in het archief. Als biograaf ben ik natuurlijk erg benieuwd naar wat Boutens hier zélf over heeft gezegd. De bovengeciteerde brief roept bovendien allerlei vragen op. Uit een door Boutens verstuurde prentbriefkaart aan jhr. Van Herzeele met een poststempel van 16 september 1917 blijkt namelijk dat hij toen op Walcheren in Zeeland verbleef: ‘Heden maakte ik bij uitnemend weer een fietstocht over Domburg, West-Kappel, Zoutelande enz.’ Hij kan de ‘aangehoudene’ dus moeilijk hebben binnengelaten in zijn Haagse huis. Wie dan wel? Van Duyvenbode? Van Herzeele? Bij gebrek aan nadere bronnen zal ook dit een raadsel blijven. In mijn Boutens-biografie zal ik lang niet alles kunnen ontraadselen. Ik zie het vooral als mijn taak als biograaf om zo verantwoord mogelijk de verschillende verhalen naast elkaar te presenteren. In het geval van Boutens, met al zijn geheimzinnige verhullingen, is dat een complexe en tijdrovende taak. marco goud is neerlandicus en werkt aan de biografie van P.C. Boutens, met subsidie van het Nederlands Letterenfonds. Hij promoveerde op het proefschrift Ziende verbeelding. Over zien en (on)zichtbaarheid in poëzie en poëtica van P.C. Boutens (Universiteit Maastricht, 2003) en was verbonden als docent moderne letterkunde aan de Universiteit Leiden en de Vrije Universiteit te Amsterdam. |
|