Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 32
(2014)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||
De Grote Onthaler
| |||||||||||||||||||
Het verhaalMaar nu eerst het verhaal - de boekversie - in het kort. Tom Poes en heer Bommel maken een reisje en stranden bij het verlaten stationsgebouw van Ugelterp, waar vroeger de Oriënt Express reed. Een boer blijkt te hebben geklaagd over rails, die weer zijn hersteld, en zowaar stopt er een trein. Bommel stapt nieuwsgierig in. De conducteur vertelt hem over de Grote Onthaler en laat hem op het station Limbus uitstappen. De heer van stand wordt gevolgd door Tom Poes en de gemeenteambtenaar Dorknoper, dan door commissaris Bulle Bas en diens politiemacht. Nog later door een sensatiebeluste menigte. Dit hele gezelschap dient ter vermaak en lering van de Grote Onthaler, Ben Ali Jas. Een oliesjeik-achtige miljardair, die in zijn sadistische pretpark argeloze bezoekers aan beproevingen onderwerpt. Dat is | |||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||
Omslag van boekuitgave De Grote Onthaler. Amsterdam, 1986 (1ste druk 1977).
zijn Plan, uitgevoerd door zijn trouwe Gorromieten, die spreken in een Tale Kanaäns. Door een list van Tom Poes wordt de Onthaler, onzichtbaar vanuit zijn Toren op het gewoel neerziend, letterlijk ontmaskerd, zodat die het hazenpad kiest en onderweg zijn beklag doet bij de Rommeldamse burgemeester Dickerdack. Zijn Toren wordt door de bliksem getroffen en brandt af. | |||||||||||||||||||
ReligiekritiekReligiekritiek is geen ongebruikelijk thema voor Toonder. Paradoxaal, omdat de afwezigheid van georganiseerde religie in Rommeldam en omstreken een groot verschil biedt met de verzuilde wereld waarin de avonturen zich aanvankelijk afspeelden. Zowel de hypocriete ‘schoonschijners’ (1952) als de calvinistische schapen uit de hegeliaanse parabel Het boze oog (1961) wonen ver van Bommels wereld verwijderd, en de puriteinse boeteprediker de Zwarte Zwadderneel (1957, 1965, 1970, 1981, 2002) is allochtoon, evenals de diepgelovige asielzoekers uit De andere wereld (1979).Ga naar eind3 Toen ik De Onthaler voor het eerst las, meende ik dat het om een verscherping van de gebruikelijke religiekritiek ging, omdat er deze keer sprake was van een veel groter bereik dan dat van de calvinistische schapen en boetepredikers. Het betreft hier immers de God van alle christenen, dus ook die van de rooms-katholieken, en zelfs ook die van de twee andere monotheïstische woestijnreligies. Ongeveer zo moet ook de bovengenoemde domineese het verhaal begrepen hebben. Een rake kwalificatie van de Rommeldamse samenleving staat in de essaybundel Twee ambachten. Over psychiatrie en poëzieGa naar eind4 van R.H. van den Hoofdakker alias Rutger Kopland. In ‘Aantekeningen over collega Zielknijper’ zegt hij: ‘Rommeldam is een overzichtelijke en stabiele samenleving, waarin iedereen zijn plaats kent, en de rol die daarbij hoort, voorbeeldig speelt. Men kan dan ook zeggen dat de individuen allen prototypen zijn. De burgemeester, de commissaris, de crimineel, de kruidenier, ze zijn niet een burgemeester, een commissaris, maar de burgemeester, de commissaris, etc. etc. Men kan daarom ook beter niet van individuen spreken.’ Aan Van den Hoofdakkers lijst van prototypen kun je de krantendirecteur, de psychiater, de professor, de ambtenaar en de markies toevoegen. Misschien zelfs de dorpsgek (Wammes Waggel) en de jonge vriend (Tom Poes)... Maar het prototype van de dominee of de pastoor ontbreekt! In ieder geval klopt het dat de werkelijke bedreigingen voor de Rommeldamse samenleving van buiten komen. Denk aan de bovenbazen met hun vernietigende drang tot economische groei, de megalomane professor Sickbock en de duistere magister Hocus P. Pas. Maar, zo vragen Toonders ‘oplettende lezertjes’ zich af, deze magister roept toch geregeld een god aan? Die god is echter ‘heidens’ en Hocus Pas is de enige in de Bommelsaga die zoiets doet. Want in Rommeldam is geen god en staan geen kerkgebouwen. Deze afwezigheid van religie heeft Toonder wel degelijk negatief bedoeld: ‘“Een plek waar de tijd stil staat?” vroeg Tom Poes peinzend. “Hm, ik weet | |||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||
Stripplaatje op p. 32 van De Grote Onthaler.
misschien wat. Een kerk of een museum.”’ Deze uitspraak uit De wenswerkster (1953) zegt veel. Een museum móet de tijd stilhouden, móet conserveren, in tegenstelling tot een kerk. Die moet juist meegaan met de tijd, is de opvatting die Toonder impliciet huldigt. | |||||||||||||||||||
ReligiecensuurDe censuur die op de boekversie van De Onthaler is toegepast, valt te verdelen in drie soorten operaties. De eerste was het ontmythologiseren van de Onthaler Ben Ali Jas, de tweede het vervagen van de religieuze achtergrond van zijn personeel en de laatste de secularisatie van zijn Plan. Op zich was het bewerken van de Bommel-verhalen voor de paperbackuitgave niet ongebruikelijk. In 1972 vertelde Toonder aan TrouwGa naar eind5 dat hij zes dagen vooruit placht te werken. De dagbladfrequentie veroorzaakte ‘voor de stripschrijver door hem zelf geschapen onhoudbare situaties, die als er een boekuitgave komt mooi kunnen worden bijgevijld.’ Dat bijvijlen betrof de tekst en geschiedde grotendeels door de auteur Jan Gerhard Toonder, de jongere broer. Zo citeert Wim Hazeu in zijn Toonder-biografieGa naar eind6 uit een brief waarin de broer meedeelt over de aanhef van strip 8773 simpelweg ‘een primitief plaksel’ van hem zelf te hebben gedaan. Dit is dus redactie zonder meer en heeft geen inhoudelijke achtergrond. De eerste censuuroperatie veranderde het verhaal van een aanklacht tegen het Opperwezen in een aanklacht tegen de domheid van de gelovigen. Weliswaar werd de religiekritiek in de Onthaler systematischer en duidelijker, maar Toonder draaide nu het spotlicht van de god naar diens gelovigen. Het beeld - niet de tekst - is ook hier het belangrijkste: de toegevoegde strippagina 8840a. Was namelijk in de krantenversie de Onthaler nog een metafoor voor de almachtige god die met zijn onderdanen doet wat zijn grillen hem ingeven, de tekening laat zien hoe de bliksem zijn toren in de brand zet. Zijn commentaar is: ‘Dat had ik in mijn Plan niet voorzien [...]. Want wat daar gebeurt, is overmacht, waar zelfs de olie niets aan kan verhelpen.’Ga naar eind7 Toonder zelf merkte over De Onthaler op: ‘Over deze episode is veel te doen geweest. De oorzaak was, dat men in de Onthaler het Opperwezen meende te herkennen. Dat heeft me zeer verbaasd, want daaruit bleek dat men een zeer lage dunk van de Almachtige had. Het leek me dan ook gepast om tegen het einde even te laten zien wat er met de Onthalerstoren gebeurd is. Dat was “Force Majeure” of “Act of God”, zoals de Engelsen zeggen.’(1997). Alleen al door deze ingreep wordt de Onthaler slechts iemand die meent voor God te kunnen spelen en wordt het ongelooflijk slechte opperwezen gereduceerd tot een constructie van zijn gelovigen. Kennelijk schoot Toonders gebruikelijke tekstherzieningsprocedé tekort en voelde hij zich gedwongen om strippagina 8840a toe te voegen, als een culminatie van zijn nieuwe uitleg. De tweede censuuroperatie betreft het personeel van de Onthaler. Volgens de sjiek zelf komen de leden daarvan uit één stam: de Gorromieten - ‘dom en duur, maar gehoorzaam’. Ze hanteren, vooral in de boekuitgave, een (pseudo-)Tale Kanaäns of iets | |||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||
Stripplaatje op p. 57 van De Grote Onthaler.
dat erop lijkt. Hun namen zijn katholiek, als die van het station Limbus, in die zin dat ze gelatiniseerd zijn. Grol wordt Grollius en misschien verwijst de naam van de gevleugelde (!) Gabius naar de aartsengel Gabriël, die in alle drie woestijngodsdiensten een rol speelt. Bommel-kundigen verwijzen voor de Gorromieten naar het Gomorra uit de joodse bijbel, de Tenach.Ga naar eind8 Aannemelijk, maar misschien heeft Toonder gedacht aan de gomaristen, volgelingen van de zeventiende-eeuwse Leidse theoloog François Gomaer, die het dogma van Gods uitverkiezing aanhing, in tegenstelling tot zijn collega Jacobus Arminius, die de vrije keuze van de mens verdedigde. In ieder geval wekt de stam van de Gorromieten associaties met de stammen uit de Tenach. Zie bijvoorbeeld hoe ‘hoeder’ Gabius hen naar een onbekende bestemming ‘leidt’, zoals Mozes zijn volgelingen naar het beloofde land. Maar kijk weer naar het bééld: de Gorromieten knielen soms als moslims, maar hun dracht is een pij en sommigen dragen een fez. Wanneer de sjiek zijn eigen (?) taal gebruikt, klinkt die zowel pseudo-Arabisch als pseudo-Hebreeuws. De fez-dragers volgen hém aan het slot, en niet Gabius! Bovendien wordt zijn apparatuur bediend door de - in de Bommelsaga voor dit soort activiteiten gebruikelijke - grote mensapen. Denk aan De bovenbazen (1963). Zijn de gorilla's en de fez-dragers inconsistenties die Toonder niet wilde veranderen omdat hij in dat geval een groot aantal strips had moeten hertekenen? Of behoorden zij tot de gebruikelijke entourage van de sjiek en heeft deze voor zijn Plan de Gorromieten ingehuurd? De derde censuuroperatie betreft het Plan (van de Onthaler). Pas zeer laat in het krantenverhaal wordt van het Plan gerept. Eerst zelfs nog met een kleine letter, maar ook dan nog veel minder frequent dan in het boek. In de boekversie wordt het Plan al in het begin genoemd en gekoppeld aan ‘de strijd tegen de Acht Monsters’. Het is duidelijk geen ‘Goddelijk Plan’ - al suggereren de Gorromieten zulks door hun taalgebruik in de boekversie - maar gewoon een scenario waarmee de Grote Onthaler zijn verveling wil verdrijven. Vandaar dat Toonder er in het boek zo vaak naar verwijst, ook om het aspect van religiekritiek te verkleinen. | |||||||||||||||||||
Sjiek-vervagingTekenend voor het sadistische pretpark Limbus en de uitvoering van het Plan is het schijnwereldkarakter. De doodskop van de Gorromieten blijkt een masker. Net als de afschrikwekkende koppen van de monsters die op de tentakels van een octopus zijn gezet. Bommel beweegt zich niet over een weg, maar over een lopende band. Wolken en mist, doolhoven en moerassen, ze zijn alle artificieel geproduceerd volgens de grillen van Ben Ali Jas. De naam Sjiek maakt hem dubbelzinniger dan een willekeurige ‘sjeik’ uit het Midden-Oosten. Ali Jas is niet alleen een wat flauwe woordspeling met alias, maar verwijst misschien ook naar de politieke problemen van burgemeester Dickerdack, waarover straks. Was de Onthaler in de krant dus al geen simpele oliesjeik uit het Midden-Oosten, maar een dubbelzinnige ‘Ottomaan’ met ‘katholieke’ dienaren die ‘joodse’ teksten hanteren, voor het boek heeft Toonder deze elementen nog eens versterkt. Hij | |||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||
Stripplaatje op p. 87 van De Grote Onthaler.
wilde kennelijk (Nederlandse) moslims niet kwetsen, zoals hij het in de multiculturele fabel De andere wereld (1979) zou opnemen voor gelovige asielzoekers. Beren! Net als heer Bommel. | |||||||||||||||||||
Verdere bewerkingHet gaat bij de herziening overigens om veel meer dan om religieus ingegeven zelfcensuur. De gebroeders Toonder hebben de gelegenheid tot ‘bijvijlen’ aangewend om allerlei onduidelijkheden, ‘foutjes’ en inconsequenties te herstellen. Hiermee krijgen we een fascinerende inkijk in het scheppingsproces van een Bommel-verhaal. Je hebt bij de krantenversie het idee dat Toonder nog niet helemaal wist waar hij heen wilde. Zo staan de horloges van Bommel en Dorknoper stil als ze op het tussenstation zijn aangekomen. Bevinden zij zich ‘buiten de tijd’? De lezer denkt dat die tijd weer in beweging zou kunnen komen als de in het vooruitzicht gestelde strijd tegen de ‘tijdmonsters’ is gevoerd. Maar in de boekversie heten ze slechts ‘acht monsters’, zonder ‘tijd’. Toonder heeft eveneens een aantal structurerende elementen in de boekversie aangebracht en deze, zo ze al in de krant voorkwamen, veel en veel frequenter laten optreden. De acht monsters bijvoorbeeld. De ‘Oriënt Expres’ lijkt in het begin een verzinsel van Wammes Waggel, maar in het boek wordt deze naam dikwijls herhaald. Het naamloze tussenstation wordt in het boek niet alleen Limbus, maar wordt ook veel vaker en dan met deze naam aangeduid. Klaas Driebergen laat in zijn Bommel en de BijbelGa naar eind9 zien dat het verhaal Toonder ook later nog parten speelde. Voor een gelegenheidsuitgave met achterflapteksten (1982) veranderde hij beeld en tekst van De Onthaler: Heer Bommel zat in 1977 nog peinzend aan tafel met het hoofd op de handen, maar nu zit hij op een vuilnishoop. Wat de tekst betreft: Aan de reeds religieus geladen termen ‘lijdensbeker’, ‘baaierd’, ‘gouden kalf’ en ‘water des levens’ voegde Toonder ‘schriftgeleerden’, ‘openbaringen’ en ‘doodsvallei’ toe. Zou hij in 1982 spijt hebben gevoeld over zijn zelfcensuur van vijf jaar eerder? Want met die toegevoegde Bijbelse termen draait hij het geheel weer terug, net als met de vuilnishoop, die uiteraard naar Job verwijst, een bekend slachtoffer van jhwh's grillen. | |||||||||||||||||||
Politieke laagWie alleen focust op het religieuze karakter van De Onthaler, ontgaat de interessante politieke (olie) laag. Relevant gegeven: het verhaal verscheen in de periode tussen de twee oliecrises van 1973 en 1979. Burgemeester Dickerdack heeft kennelijk een deal gesloten met Ben Ali Jas omdat die steenrijk en machtig is. In het begin raadt de burgemeester dan ook commissaris Bulle Bas sterk af om op onderzoek uit te gaan naar de verdachte trein en de daarbij verdwenen ambtenaar Dorknoper. ‘Er staan grote belangen op het spel [...] Dat spoorwegje is gewoon maar de liefhebberij van een heel hooggeplaatst iemand.’ Aan het slot zal de Onthaler de burgemeester verwijten dat deze zijn ambtenaren niet in de hand had en hem meedelen dat ‘de zaken niet doorgaan’. Toevalligerwijze zijn Bas en Dorknoper | |||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||
Stripplaatje op p. 89 van De Grote Onthaler.
hiervan getuige, maar wat Dickerdack hun vervolgens binnenshuis over ‘de zaken’ vertelt, vernemen we niet. Wel weten wij van de Onthaler dat hij aanvankelijk Bommel wilde executeren: ‘U mag trouwens blij zijn. Want u zult niet in de onderwereld gestort worden.’ Dat kan een buitenlandse multimiljardair zich dus binnen de jurisdictie van de gemeente Rommeldam veroorloven. Sterker nog, Ben Ali Jas was van plan een hele menigte in zijn kunstmatige moeras te laten zinken! Behalve de olie speelt de vrees voor binnenlandse revolutie - angst voor de raf bereikte bij onze oosterburen in 1977 een climax - een rol. Dorknoper meent dat er in Limbus een revolutie wordt beraamd en merkt over verborgen camera's op: ‘Wij overwegen de aanschaf reeds geruime tijd ten departemente.’ Twee dagen na verschijning van de laatste krantenstrip kaapten (protestantse) Zuid-Molukse jongeren een trein in Drenthe en gijzelden ze een naburige lagere school. Nog twee dagen verder behaalden de regeringspartijen PvdA en cda respectievelijk Stripplaatje op p. 121 van De Grote Onthaler.
drieënvijftig en negenenveertig zetels. Maar in november, toen het boek verscheen, was er nog steeds geen kabinet. De politieke onzekerheid van Dorknoper en Dickerdack wordt mede veroorzaakt door het besef dat zij worden gewantrouwd. Door de journalist Argus bijvoorbeeld: ‘De burgemeester heeft gisteravond voor de teevee verklaard, dat er niets aan de hand was en daarom kom ik nu eens kijken. Want dan deugt iets niet, dacht ik.’ Dit type wantrouwen is symbolisch voor het politieke klimaat in die dagen. | |||||||||||||||||||
BesluitMisschien had Toonder in 1977 te veel hooi op zijn vork genomen en werd zijn verhaal daarom ook zo lang. Religiekritiek, oliecrisis, wantrouwen jegens de overheid, angst voor terreur, het is nogal wat. Toch ken ik, behalve De bovenbazen (1963) geen bommelverhaal dat zo indrukwekkend is en zoveel stof tot nadenken geeft als De Grote Onthaler. | |||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||
Lijst primaire werken met datum (dagbladstrip) waarnaar wordt verwezen
Boekuitgaven van De Grote Onthaler
|
|