Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 31
(2013)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
‘Dat komt nog wel, de mensen zijn er nog niet aan toe’
| |
Dierbaar MagazijnHet was dan ook geen wonder dat zij in 1993, drie jaar na het verstrijken van haar eerste bestuursperiode, voor de tweede keer kandidaat werd gesteld en, direct na haar verkiezing tot bestuurslid, bij acclamatie tot voorzitter werd gekozen. Haar stijl van voorzitten was heel plezierig, ze kon goed luisteren en als er al verschillen van inzicht waren, kreeg ze iedereen als vanzelf toch op één lijn. Ze nam overal de tijd voor en kwam op het juiste moment met uitstekende conclusies. Tijdens haar voorzittersperiode is de Maatschappij op enkele bijzondere manieren naar buiten getreden. Het boek Dierbaar Magazijn, De bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (Amsterdam, 1995)Ga naar eind2 geeft in ruim twintig artikelen en meer dan 230 illustraties een beschrijving en overzicht van de rijke collectie waarvoor de Maatschappij al bij haar oprichting in 1766 de grondslag heeft gelegd. Frida Balk schrijft daarover in haar ‘Ten geleide’ bij dit boek: Tot nu toe ging de collectie van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde geheel schuil in de universiteitsbibliotheek van Leiden, waar zij veilig metterwoon is gevestigd. Zij bevat handschriften van vóór en van na de uitvinding van de boekdrukkunst, in bibliothecaire termen handschriften respectievelijk manuscripten geheten. Voorts gedrukte boeken en bladen, alle gewijd aan de Nederlandse letterkunde in de ruimste zin, even ruim als de strekking van de naam van de | |
[pagina 45]
| |
Frida Balk-Smit Duyzentkunst (1929-2013). 29 april 1992. Familiebezit.
Maatschappij. Letterkunde is dus, in tegenstelling tot de hedendaagse omgang met die term, niet beperkt tot poëzie en literair proza met essayistische uitschieters, maar betreft evenzeer de taal en de geschiedenis van de Lage Landen waar het Nederlands in welke variant of ouderdom dan ook de moedertaal is of is geweest. Het gehele erfgoed van ‘onze’ beschaving, om met Annie en Jan Romein te spreken. De verzameling omvat primaire teksten van onze ‘Schone Letteren’, en wetenschappelijke en andere verhandelingen, niet alleen over het zojuist genoemde geestelijke goed, maar ook over de tastbare materie waarin deze rijkdommen bewaard zijn gebleven. Ook portretten en andere beeldende kunst en zelfs een enkel relikwie behoren tot het bezit van de Maatschappij. In het vervolg van haar ‘Ten geleide’ vestigt zij er de aandacht op dat schenkingen de voornaamste bron zijn van wat de Maatschappij aan schatten heeft verworven. En geschonken wordt er nog steeds. Maar behalve deze ‘ontsluiting van het verleden’ heeft er in de bestuursperiode van Frida Balk ook een ‘opening naar de toekomst’ plaatsgevonden. In december 1995 nam het bestuur van de Maatschappij het voor die tijd nogal vooruitstrevende besluit om via de site van het Elektronisch Tekstcentrum Leiden (etcl), opgericht door de Leidse Universiteitsbibliotheek, een homepage in te richten. Daarop zouden levensberichten, jaarboeken, afleveringen van het tijdschrift Nieuw Letterkundig Magazijn, voordrachten van commissies voor de prijzen van de Maatschappij, enz. voor iedereen beschikbaar zijn. Die samenwerking heeft een aantal jaren goed gefunctioneerd. Pas na de opheffing van het etcl is de Maatschappij gestart met de huidige website maatschappijdernederlandseletterkunde.nl. | |
JaarredeDe jaarlijkse ledenvergaderingen van de Maatschappij worden traditioneel geopend met de jaarrede van de voorzitter. Dat is geheel in overeenstemming met de Wet van de Maatschappij, waar in artikel 39 de orde der werkzaamheden is omschreven, waarbij als eerste werkzaamheid wordt genoemd: ‘opening der vergadering door de voorzitter met een toespraak’. Die ‘toespraak’ van de voorzitter komt ook als eerste tekst in het Jaarboek, maar wordt daar ‘jaarrede’ genoemd. De voorzitters zijn vrij in het kiezen van hun onderwerp. De eerste jaarrede (1994) van Frida Balk is getiteld ‘Lezen en schrijven’, een rede waarin zij via het leesonderwijs dat ze op haar montessorischool heeft genoten, uitkomt bij het verband tussen de vluchtige elektronica en de levende taal. De tweede (1995) heeft als titel ‘De geestverwarring’ en begint met de bezeten wereld van Johan Huizinga om uit te komen bij de bezetenheid die zij in de taalkunde van Chomsky heeft aangetroffen. Hoe de voorzitter in deze twee jaarredes van haar vertrekpunt tot haar misschien wat verrassende eindpunt komt, is te lezen in de Jaarboeken 1994 en 1995. In de derde jaarrede getiteld ‘Figuurlijk en letterlijk’ (1996) komen in het oog springende ‘metaforische gebeurtenissen’ aan bod, zowel in gedichten als in het dagelijks leven. Een van de geciteerde dichters is Fritzi ten Harmsen van der Beek. Van haar heeft Frida Balk een ‘portret en zelfportret’ geschreven, waarbij ze zich uitsluitend heeft gebaseerd op het door de dichter gepubliceerde werk. Onder de titel Fritzi en de sprookjes is het boek in de herfst van 1996 bij Thomas Rap in Amsterdam verschenen. Het is geschreven in de stijl die al het werk van Frida Balk kenmerkt: verrassend, spannend en vol verwondering over wat zij tegenkomt. | |
[pagina 46]
| |
Frida Balk bij de onthulling van de bronzen gedenkplaat van A.W. Sijthoff in de Doezastraat, Leiden. 1 juni 1996. Foto Klaas Koppe.
Jammer genoeg is het boek door de pers en het publiek niet op zijn waarde geschat. Toen ik dat eens tegen haar zei, was haar antwoord: ‘Dat komt nog wel, de mensen zijn er nog niet aan toe.’ Een uitgever die deze uitspraak later hoorde, reageerde met de verzuchting: ‘Ik wou dat mijn auteurs ook zo reageerden!’ | |
GrammaticaTen slotte de grammatica die Frida Balk heeft geschreven. De eerste druk onder de titel De woorden en hun zin. Grammatica voor iedereen (Nijgh en Van Ditmar, Amsterdam, 1994), de tweede onder de gewijzigde titel Grammatica van het Nederlands (Sdu Uitgevers, Den Haag, 2000). Het boek lijkt perfect te passen binnen wat de Maatschappij zich ten doel stelt, namelijk ‘de beoefening van de schone letteren en de studie van de Nederlandse taal- en letterkunde, geschied- en oudheidkunde in hun onderlinge samenhang te bevorderen.’ Het is de enige grammatica die ik van het eerste tot het laatste woord heb uitgelezen. Dat komt natuurlijk vooral door de kennis, de stijl en het enthousiasme van de auteur, maar ook door haar vele voorbeelden uit de spreektaal of uit literaire en historische bronnen. Zo begint het hoofdstuk ‘Het werkwoord’ als volgt: ‘Het werkwoord is een gebeur-woord. Het drukt iets uit dat zich voltrekt. In tijd. In een split second, zoals een explosie (“De bom ontploft.”), of gedurende miljoenen jaren (“Het heelal dijt uit.”), of in een overzichtelijker tijdsduur tussen deze twee uitersten (“Anna weent.”).’ Het hoofdstuk ‘De aangesproken persoon (vocatief)’ leidt tot de conclusie dat de aangesproken persoon een soort buitenstructureel zinsdeel is, verwant met het tussenwerpsel, het sluitstuk van de woordsoorten. Het eindigt dan met de woorden: ‘Daarom is de aangesproken persoon bij uitstek geschikt als afsluiting van de zinsdelen. Nietwaar, lezer?’ In haar inleiding noemt Frida Balk het een misverstand dat grammatica te moeilijk voor kinderen van de lagere school zou zijn. Het gevolg van dat misverstand zet zij meteen krachtig neer: ‘In record-tempo kwamen obscure commissies met voorstellen die grif door de wetgevende autoriteiten werden overgenomen en uitmondden in het bureaucratisch terrorisme dat van ons taalonderwijs een puinhoop heeft gemaakt.’ En zij eindigt haar inleiding met de woorden: ‘Nog even en grammaticale kennis is een privilege van enkelingen in een samenleving van ongeletterden. Dat moeten we zien te voorkomen. Het is hoog tijd voor bij-, her- en nascholing. En dan, grammatica is prachtig.’ Na lezing van haar spannende grammatica kan ik met name dat laatste zinnetje van harte beamen. Kortom, we hadden in haar een voorzitter die niet alleen beminnelijk was en haar vak voortreffelijk beheerste, maar die ook duidelijk voor haar mening kon uitkomen!
leo van maris was van 1986 t/m 2010 secretaris van de Maatschappij. In deze functie heeft hij Frida Balk gedurende haar beide bestuursperiodes meegemaakt. |
|