Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 31
(2013)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
Bilderdijk-kroniek
| |
Uiteenlopende genresOver die critici kunnen we kort zijn: die hebben nooit bestaan, want dat uitgeven stelde niets voor. Vlak na haar dood liet Tydeman één gedicht drukken, namelijk ‘Aan mijnen dierbaren vader’, geschreven ter gelegenheid van diens geboortedag op 7 september 1830, die ook Louises verjaardag was: Ach! 't blij gevoel doortintelt wel mijne ader,
Op 't hooge feest van uw' geboortedag;
Maar 'k mis dien gloed, dien geest, geliefde Vader!
Die van de wieg reeds in uw aanzijn lag;
Die sprank der godentaal, dat heerlijk kunstvermogen,
Waardoor van de Aarde, in de Englenrij,
Ge ons wegvoert en houdt opgetogen.
Mogt met het dierbaar bloed, dat door mijne aadren vliet,
Een vonk uws dichtervuurs mijn koude borst ontgloeijen,
Hoe zalig waar' dees dag! en uwer waard zou 't lied,
Met stroomen rein genots, mijn zangen overvloeijen!
Maar magteloos aan Pindus voet gezeten,
Staar ik verbaasd op d'Aadlaar in de lucht;
| |
[pagina 48]
| |
Wensch met mijn oog de grens te kunnen meten
Van d'eindpaal zijner hooge vlugt:
Maar, ach! zijn trotsche vaart houdt mij wel opgetogen,
Verrukking, diep gevoel, grijpt wel mijn zinnen aan;
Maar ik besef te meer mijn niet, mijn onvermogen,
En durf geen' enklen toon zelfs op uw' feestdag slaan.
Dit lang niet gekke gedicht met een slotregel die het voorafgaande tegenspreekt, staat in het flinterdunne drukseltje Voor de vrienden en betrekkingen van wijlen Vrouwe L.S.B.Ga naar eind2 De eerste twee pagina's zijn een in memoriam door Tydeman, gedateerd op 25 augustus 1832. Dan volgen vijf pagina's met een tekstje van Louise over cholera - het beste ‘beveiligingsmiddel’ daartegen is een volledige overgave aan Gods wijsheid. Daarna op pagina 12 het geciteerde gedicht en tenslotte de brief die Bilderdijk in december 1831 schreef in antwoord op die van Louise, d.d. 28 november. Vijf in druk verschenen pagina's proza en één pagina poëzie. Moet dat een uitgegeven oeuvre heten? Tachtig jaar na Louises dood is er nóg een gedicht van haar gedrukt, en wel onder de opvallende titel ‘Handschrift uit het Bilderdijkmuseum’ (1813): Treur niet, dat ik zo vroeg, d'onzalige aard verliet
Daar gij in beter oord, mij eeuwig weeder ziet,
Ik die U dierbaar was! Uw jeugdige echtvriendin;
Tree vrij van smart, een beetre waereld in,
Kniel daar voor Godes troon en smeek om zijne zeegen
Voor u mijn echtgenoot en 't kroost aan ons gegeeven
Mijn lijden is volbragt, schrij dus niet om mijn lot:
Mijn geest verzelt u steeds en bid voor u bij God
Daar gij in stille hoop, dien zaligen stond verbeid
Die ons te zaam hereent daar z'u ten hemel leid.Ga naar eind3
Louise Sibille Bilderdijk (1785-1832). Circa 1805. Collectie Bilderdijk Museum.
weten het immers nietGa naar eind4 (1001 Vrouwen, nummer 619, goed voor vijf bijdragen).Ga naar eind5 Ook in dit gezelschap, variërend van adellijke dame tot dienstmaagd te Sneek, is Louise kennelijk doorgedrongen in haar veronderstelde kwaliteit van dichteres. Hoe is het met Louises totale productie gesteld? In handschrift resteren van haar zo'n vijfenzeventig gedichten: acht van 1802 tot 1806,Ga naar eind6 van 1812 tot 1824 gemiddeld drie gedichten per jaar, uit 1830 vier en uit 1832 nog vijf.Ga naar eind7 Het oudste staat in een cahier met Franse en Nederlandse gedichten onder het kopje ‘aller eerste rympjes van t begin myner pogingen in de dichtkunde’. En daar geeft Louise al meteen blijk van een verrassend inzicht in de door haar te leveren kwaliteit: Gij wilt nu dat ik dichten zal,
dan ach mijn zwakke snaaren
die willen zich niet zamen paren
dewyl ik niets, van dichten weetGa naar eind8
Veel later heette het: Wat zal myn zwakke hand hier schryven
daar 'k nauw d'ontsnaarde lier bestuur
En steeds een krukkende zal blijven
Zoo schaars bedeeld, met dichtervuurGa naar eind9
Ten slotte in ‘Op herhaald aanzoek tot dichten’ (1830): | |
[pagina 49]
| |
De borst is schor
Het brein is dor,
De hand is lam,
De tonen stram,
En d'elpe lier
Ontdaan van zwier;
Durft zulk bestaan?
De toon thans slaan,
Die harten treft,
De ziel verheft,
De geest gelyk,
En waard, een telg van Bilderdyk?Ga naar eind10
Louise beoefende uiteenlopende genres. Er zijn liederen ter viering van een schoolexamen of een prijsuitdeling op een tekenschool, er zijn verjaarswensen en godsdienstige teksten, er is zelfs ‘humor’,Ga naar eind11 en er zijn een ‘Charade’, een ‘Raadsel’ en twee ‘Logogryfen’. Een van die letterraadsels verwijst naar de in 1819 overleden Leidse geleerde in de natuurwetenschappen Sebald Justinus Brugmans: Zo u ontcyffering behaagt
Zie hier het geen agt letters draa[g]t
Met ordens prykte in hoge standt
Een nuttig lid van 't vaderland.
Die een gedenkzuil heeft gesticht
Door kunde en vlyt veel goeds verricht
5628. By heidnen hoogstvereerd
Een God die d'yzren slaap u leerd
235 waarna den mensch somwyle haakt
Den ernst verdryft en zorgen slaakt
1674 behoord aan 't kwaad gemoed[,] een aard
Den man, en Held geheel onwaard
234 een lichaams deel, 't kan veel doorstaan
Maar zo gy 't mist, is 't afgedaan.
Neemt 7356 dan vind g'een Held
Wiens deugden nog den naneef meld
Met weerzin Konings kroon bezat
Gevoel voor vorsten pligten had.
1267 Een naam[,] verkort, den man ook draagt
Die meer 't genoegen dan zyn pligt bejaagt
1234 iets, zo gy wilt en 't water mijdt
U naar den overkant geleid
237 bereide bast, 4268 een welig kruid
534 een haatlyk insect, dat menschen bruid [lastig is]
4678 iets, dat wel pronkt op 's Konings disch
voor sommige zeer smaaklyk is
iets, dat het onheil van zig weêrt
behendig, hagelsteenen keertGa naar eind12
238 is dapper vlug in 't oorlogsveld
heeft vreêde door zyn moed hersteld.
deedt bloedige offers rooken
Heeft land en vorst gewrooken
Zo 't glansryk goud, by 2674 zig vlydt
Heil die aan weldoen zig dan wydt
Dan is 't een myn van 't schoonst cristal
Een rots en sterkte in 't ongeval.Ga naar eind13
| |
Mevrouw SchweickhardtLouises afwijzende houding tegenover de uit Londen meegekomen vriendin van haar vader, Katharina Wilhelmina Schweickhardt, is uit de brieven bekend. Op 15 juni 1802 schreef ze: Ik staa verwondert over de groet van Uwen Vrouw! dit perst my gevoelige traanen af. immers zeg ik aan my zelve, is myn vaders vrouw myne Moeder niet. Welk een treurig aandenken voor een kind! - aan uw staat het vry, in uwen weg te handelen, zoo als de wetten uw vryheid geven, maar wat myn hart gevoeld! voor haar die my onder 't hart heeft gedraagen! word daar door gevoelig geschokt. - Ik weet ook niets van uwe echt verbindtenis? Kan het uw geluk vergrooten, welaan! dan zy het zoo, wees gelukkig Vader!!Ga naar eind14 Op 16 april 1830 meldde Bilderdijk haar het overlijden diezelfde dag van zijn vrouw: ‘Mijne dierbare Echtgenote is niet meer hier’. Onder de ontvangen brief heeft Louise geschreven: Kan deze ook dienen ten bewijzen dat papa my nimmer zelfs na de dood mevr. B. gevergd heeft mama te zeggen maar met de dood communicatie zelfs in zijn grootste smart de naam van uwe moeder gemeden heeft, en slegts als zijne echtgenote melding maakt. Dit overtuigt hy gevoelde ik niet erkennen konde.Ga naar eind15 Louises weigering die vrouw als tweede moeder te accepteren, werpt misschien enig licht op het begin van ‘Myne klagt’ (1820). Hebben we hier te doen met verkapte haatgevoelens jegens de alom gewaardeerde dichteres Schweickhardt? | |
[pagina 50]
| |
Ja Belgen ik ontsproot
Uit dicht'ren ed'le schoot
Maar 'k was niet wellekom
Ik heete veel te dom
Een vreemde in 't gezin
die drong zig vleyend in
Men zag my steelswijs aan
en liet m'onnooz'len staan
fluks gaf men haar mijn lier
en tooyde die met zwier
Men hoorde dat zy zong
Ja zelfs naar lauw'ren dong
toen sloeg ik 't droeve oog
Al smeekend' naar omhoog
En sprak O God! Appol
(Want 't harte was my vol)
‘bestygt g'uw zonne Kar
ai breng haar naar een star
of zet haar in een stulp
ontbloot van bardes [versta: Bilderdijks?] hulp
Dan neemt de dichtkunst af
en zinkt in 't stille graf.’Ga naar eind16
| |
Een stuk of wat gedichtenMet de verzen ‘Opwekking’ en ‘Aan de Grieken’ zal ze haar vader, tegenstander van alle revoluties en opstanden, geen genoegen hebben gedaan. Fragmenten uit het eerste: Wie treurt niet by de schrik'bre maar
Der gruw'len en het lyfs gevaar
Gepleegd aan PellonipusGa naar eind17 Helden
De roem de kroon in d'oorlogsvelden
Hy die gevoel voor 't schone heeft
Naar Geest- en Kunst-volmaking streeft
Verfoeyt met rechtGa naar eind18 de Muzelman
Die al vernield wat hij vernielen kan
Wiens ziel in helsche lust ontstoken
Door muichelmoord het veld doet roken
Geen jaren Kunnen noch sex ontziet
Maar als de tyger bloed vergiet (...)
Maar half schets['] hier myn zwak penceel
Het ongehoorde moord toneel
Daar word de droeve maagd en vrouw
Gedompeld in de zwaardste [sic] rouw
Tot Sultans lust en wulpsche pracht
Geboeid naar 't Harem WeggebrachtGa naar eind19
Aardig is Louises berijmde ‘Andwoord op eenen brief Aan myn Zwager H.W.T...’, dat in februari 1830 te Edam is geschreven: Broeder lief! de tyd genaakt
Dat de studie word gestaakt,
Dus wy houden U aan 't woord
Dat ons allen zoo bekoord
Stap de schuit, of reiskoets in
Trêe by ons in 't stil gezin (...)
Ja oprechte menschenvrind
Die uw aanzien gansch verbind
Tot geluk der maatschappij
Werp de boeken dan op zij
Geeft ontspanning aan den geest
Zoo gy niet voor suffen vreest,
't Is hier, wel geen leidsch Athêen
Maar wy hebben, zoo ik mêen
Toch ook keur van Rariteiten
Om de tyd te kunnen sleiten.
Maurits Kamer, Kerk, Stadhuis,
En de nieuw gebouwde sluis;
Ja Edam, moog hêeten klein
Roemt, toch op haar grôte Trijn!Ga naar eind20
Volgen als pullfactoren nog een snaak van vijfhonderd pond uit de stam van Lange Pier, een zwierige baard, een zeemeermin uit de Purmer en ook nog een overoud lid van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, waarna het gedicht besluit: Dus als 't oude Spreekwoord zegt
Allen zorg, op zy gelegd
Dan een kus aan Vrouw en Kind
Afgezeild, met goede wind
Daar de vriendschap U verwacht
Zeg ik vrolyk, goede nacht!
Want Morpheus tooverhand
Wenkt my reeds naar 't ledikantGa naar eind21
Louise Bilderdijk overleed op 7 augustus 1832 te Haarlem op zesenveertigjarige leeftijd, acht maanden na haar vader. Vlak daarvoor dichtte ze nog een ‘Andwoord op het schryven myner vriendin wy ons | |
[pagina 51]
| |
naar zoo veele jaren niet meerder erkennen zullen, 14 juni 1832’: Ja! Ja vriendin! als gy my ziet
Erkent gy wis Louise niet
Een spooksel maar dat gy nu vind
In 't voorwerp eens door U bemind
Van 't geene men eens hulde bood
Is niets meer dat er overschoot
En 't idéaal uit vroeger tyd
Heeft jaren smart ter neer geryt
Van peinzen suf en afgesloofd
Thans diepe groeve voor het hoofd
En 't oog waar eens de ziel uit sprak
Van schreïe rood nu dof en zwak
Het tane geel vervangt voorlang
Het schone bloeïend rood der wang
de kin nu spits en niet meer rond
de lip verbleekt een tandeloze mond
de vlugge lêen nu stram en mat
verstompt het brein dat niets bevat
ja 't denkvermogen uitgeput
Tot niets in staat tot niets meer nut
in 't kort een oude lamme sloof
Juist niet gebocheld maar tog doof
En 't geen tot staving hier voor strekt
de sneeuwvlok die myn kruin bedekt.Ga naar eind22
| |
BesluitTot zover mijn bloemlezing van nog een beetje aardige poëempjes. Zijn evenwel deze stuk of wat gedichten genoeg voor een gerechtvaardigd bestaan van Louise-als-dichteres in het 1001 Vrouwen-lexicon? Het zijn toch tekstjes die zoveel dames sedert hun kostschooltijd ten behoeve van het sociale verkeer maakten. Niets ten nadele van zulke smeermiddeltjes, maar Louise had verstandig gedaan het werk van haar vader beter te bestuderen, en al helemaal dat van Schweickhardt. Dan was het misschien nog wat geworden. Dat geldt trouwens ook voor het ‘oeuvre’ van haar moeder, want Catharina Rebecca Bilderdijk-Woesthoven (1001 Vrouwen, nummer 588) bakte er evenmin iets van. En zij had zich nog wel laten helpen. Louise Sibille verdient zeker wel een plaats onder die 1001 uitverkorenen, namelijk als een dappereLouise Sibille Bilderdijk. Circa 1825. Collectie Bilderdijk Museum.
vrouw en als een lofwaardig volhardende dochter van een onmogelijke vader. Maar als dichteres?
marinus van hattum promoveerde in 1994 op de studie Jan Fredrik Helmers (1767-1813), Leven en werk van een Amsterdamse wereldburger (handelseditie: Amsterdam, 1996). Hij is secretaris van het Bilderdijk Museum, dat zich bevindt in het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit in Amsterdam. |
|