Opdracht in het boek Oude & nieuwe Leidsche. Verhalen van een stad. Gekozen door Onno Blom & Ilja Leonard Pfeijffer. Amsterdam, 2009.
precies in de tijd dat ik in Portugal zou zijn!
Twee jaar later ging ik opnieuw naar Coïmbra. Toen is het wel gelukt. Samen met Arie Pos kwam ik om half twaalf in de ochtend bij Vila Pouca da Beira aan. De rest van de dag verliep als in een roes. We dronken bier op het terras, gingen een deel van het huis bekijken, dronken weer een glaasje bier en maakten een wandeling over het landgoed. Charles was trots op het genoeglijk zitje dat hij op een eilandje in de grote vijver had aangelegd. Weer moest ik aan Die Wahlverwandtschaften denken. Ook toonde hij zijn atelier waar hij glas-in-loodwerk vervaardigde. Twee Portugezen waren onder zijn supervisie doende achter het huis een weg aan te leggen. Na een glas wijn van eigen makelij bezochten we dat deel van de bibliotheek waar de negentiende eeuw was ondergebracht. ‘Zo'n eerste druk van Bilderdijk kocht je in de jaren zestig voor twee gulden’, mijmerde ik. Dan zei Gerrit: ‘Dat vind ik veel. Ik heb er nooit meer dan één gulden voor betaald.’
Ondertussen was Louisa, de huishoudster, uit het dorp gearriveerd. Na korte tijd werd er in de grote keuken een verrukkelijke maaltijd opgediend. Ik weet niet meer wat er op het menu stond, maar wel dat het een hommage aan het landleven was. Na de koffie zaten we boven op een beschut terras ons beider relatie met Boudewijn Büch te bespreken - en de teloorgang daarvan. (Ik zou Gerrit z'n gezicht wel eens willen zien wanneer hij had kunnen vernemen dat hij postuum de Boudewijn Büch-prijs zou ontvangen. We houden het er op dat zij tweeën van boven geamuseerd hebben toegekeken, toen Charles de prijs op 6 oktober 2012 namens Gerrit in ontvangst nam).
Nu kregen we een glimp van hun fraaie kunstcollectie te zien. Ze hadden juist een tekening van een onbekende man gekocht, gemaakt door Jan Toorop. ‘Maar dat is een zelfportret!’, riep ik. Gerrit geloofde het pas toen hij het boek van Victorine Hefting over Toorop had nageslagen. Het stond er niet in, maar hij zag dat ik gelijk had. Ze waren dankbaar en opgetogen. Charles zei dat de waarde nu verviervoudigd was. Hoewel het hier toch vooral een sigaar uit eigen doos betrof, kon ik die dag verder geen kwaad meer doen. We keerden terug naar het terras, dronken daar tot middernacht nog menig glas wijn, bespraken de toestand in de wereld in het algemeen en die van Nederland in het bijzonder, en begaven ons te ruste.
De volgende ochtend moest ik een lezing houden in Porto, maar hoewel we het nodige hadden ingenomen, voelde ik me dankzij de kwaliteit van de wijn niet in het minst bezwaard. Vroeg in de morgen nam ik afscheid van beiden en hun Goetheaanse buiten. Een logeerpartij die me lang zal heugen.