Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 30
(2012)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
Het dansende sletje moet dood
| |
[pagina 23]
| |
bloot te leggen. Zijn oeuvre leent zich perfect voor een blik op de hedendaagse verschijnselen van het nihilisme, aangezien het kan worden beschouwd als een kroniek van onze tijd, een beschouwende en tevens kritische weergave van de Europese cultuur en van de mens die in deze cultuur, in deze tijd, moet leven, met alle historische, sociale en filosofische ballast die daarbij hoort. Een oeuvre dus waaruit een Balzaciaanse ambitie spreekt - Balzac, die net als Houellebecq de condition humaine vastlegde. | |
Leven is lijden‘De wereld is een zich ontplooiend lijden. Een kern van lijden ligt aan haar oorsprong. Elk bestaan is een expansie, en een verplettering. Alle dingen lijden, zozeer dat ze beginnen te zijn. Het niets trilt van pijn.’Ga naar eind2 Met deze aanname begint het essay, of misschien beter: het pamflet Leven, lijden, schrijven | methode van Michel Houellebecq. Hij publiceerde het in 1991, drie jaar voordat zijn eerste roman zou verschijnen. Bij het lezen van deze zinnen resoneren de woorden van Nietzsche in ons hoofd die zeggen dat de basis van de wereld het lijden is, uitgedrukt in het absurde, het zinloze, en dat gevonden kan worden in de groei en de strijd die het leven kenmerken. Die chaos, die absurditeit, vormt voor Nietzsche de basis van het nihilisme. Vanuit deze grondsituatie is een geschiedenis ontstaan van verhulling en onthulling. Eigenlijk valt Nietzsches theorie van het nihilisme niet in een aantal regels samen te vatten, maar ik zal toch pogen een basale (en zeer gesimplificeerde) samenvatting te geven. Het leven is lijden, zoveel is zeker. Met die gedachte kon de mens echter niet leven. Het probleem werd verhuld door filosofen als Socrates en later door Plato, die met zijn ideeënleer (denk aan de allegorie van de grot) een beeld schetste van een ‘ware’ wereld buiten de wereld waarin we gedwongen zijn te leven. Dat concept is later overgenomen door het christendom, dat het aardse leven vol lijden als slechts een voorstadium afschildert van wat daarna zal komen: het ware leven in het hiernamaals. Nietzsche noemde het nihilisme niet voor niets ‘platonisme voor het volk’. Deze verhulling is een nieuwe vorm van nihilisme. Maar ook dit nihilisme komt aan het licht.Michel Houellebecq.
Mensen ontmaskeren de moraal, die zijn basis vindt in het christelijke geloof, en beseffen dat ze al die tijd in een ‘echte’ wereld hebben geloofd die helemaal niet bestaat. De waarneembare wereld waarin wij leven, wordt in het licht geplaatst van, en krijgt ‘zin’ door, een verzonnen wereld, en via een door onszelf verzonnen instantie - God - die ons bestuurt. Het platonische en christelijke wereldbeeld wordt vervangen door de wetenschap die ware kennis levert. God is niet meer nodig om het leven aan te kunnen; de mens is zo machtig en welvarend dat hij zich de ‘onzin en toevalligheid’ die aan de basis van het leven staan, kan permitteren. Ook dit is weer nihilisme. De mens is zo trots op de ontmaskering van het geloof, dat hij zichzelf op een voetstuk plaatst en zich de rol aanmeet van dat wat hij ontmaskerd heeft. De vernietiging van de verdedigingswal tegen het nihilisme blijkt zelf weer nihilistisch. De wil tot waarheid - de aanjager van de eeuwige zoektocht van de mens naar de werkelijke ‘waarheid’ achter de dingen die hij ervaart - heeft geleid tot een ontmaskering van die waarheid. Maar als de waarheid is dat de waarheid niet bestaat, wordt dat dan niet beweerd vanuit een idee van waarheid? Dat is de paradox en het werkelijke | |
[pagina 24]
| |
probleem van het nihilisme. Daarom zit de mens uiteindelijk gevangen in totale zinloosheid. Wil je niet vervallen in (zelf)destructie of lethargie, dan zul je het lot moeten omarmen, ‘ja’ moeten zeggen tegen het leven: amor fati. Vanuit die verzoening met het leven kan een soort nieuwe mens ontstaan, een Übermensch,Ga naar eind3 die het nihilisme voorbij is. Maar voordat we zover zijn, is er nog een lange weg te gaan. | |
RessentimentTerug naar Houellebecq. Ook bij hem is dus te lezen dat de oorsprong van het leven in het lijden ligt. Op dezelfde pagina als waar het bovenstaande citaat is terug te vinden, noemt hij elk lijden ‘een hele kosmos’.Ga naar eind4 Dergelijke paradoxale zinnen zouden niet misstaan in een filosofisch traktaat. De kosmos brengt het lijden voort, maar dat lijden zelf is weer een hele kosmos, die dus op zijn beurt weer het lijden voortbrengt. Het lijkt een vicieuze cirkel waaruit geen uitweg mogelijk is, vergelijkbaar met de vicieuze cirkel waarin de nihilist uiteindelijk belandt wanneer hij beseft dat zijn ontkenning van de waarheid wordt gevoed door een drang naar waarheid, dat wat hij zojuist heeft ontkend. De wil tot waarheid als de motor van het lijden. Nog verder in het betoog van Houellebecq zien we verschillende uitspraken die ons doen denken aan het nihilisme zoals Nietzsche het karakteriseert, bijvoorbeeld: ‘Ontwikkel bij uzelf een diep ressentiment jegens het leven. (...) En keer altijd terug naar de bron, namelijk het lijden.’Ga naar eind5 Een belangrijk woord in dit fragment dat refereert aan Nietzsche, is ressentiment. Het ressentiment is de haat die de zwakkere mens voelt jegens de sterkere mens die hem onderdrukt, en het speelt een rol in de geboorte van de christelijke (slaven)moraal. Om dat nader te kunnen bekijken maken we een kleine sprong in Houellebecqs oeuvre. | |
De wereld als markt en strijdExtension du domaine de la lutte (1994), door Martin de Haan in het Nederlands vertaald als De wereld als markt en strijd, is Houellebecqs eerste echte roman. Ook in dit boek sijpelt het nihilisme door de holleOmslag van De wereld als markt en strijd, vertaling door Martin de Haan van Michel Houellebecq's roman Extension du domaine de la lutte (1994).
ruimtes die de spatiebalk tussen de woorden heeft gebeukt. In de roman lezen we het relaas van een informaticus die voornamelijk op pad wordt gestuurd om problemen bij klanten te verhelpen. De titel van de roman vat het belangrijkste uitgangspunt ervan samen: onze wereld is een wereld van markt en strijd, niet alleen op economisch gebied, maar ook op sociaal en seksueel gebied. Houellebecq toont dit probleem door de hoofdpersoon om te laten gaan met zijn collega, Raphaël Tisserand, die als volgt wordt omschreven: ‘Het probleem van Raphaël Tisserand - de kern van zijn persoonlijkheid om precies te zijn - is dat hij zeer lelijk is. Zo lelijk dat hij vrouwen afstoot met zijn uiterlijk en ze niet het bed in kan krijgen.’Ga naar eind6 Houellebecq toont de lezer de excessen van het liberale kapitalisme dat het denken heeft overgenomen. ‘Alle sentimentele fabeltjes [worden] aan diggelen geslagen’ en woorden als zuiverheid en trouw zijn ‘lachwekkende schandvlekken’ geworden.Ga naar eind7 Hij toont de ontmaskering van de oude deugden, de waarden die vroeger nog een betekenis en een functie hadden, maar nu niet veel meer voorstellen. De kern van het leven, het lijden, wurmt zich een weg tussen alle scheurtjes van het verdedigingsbolwerk dat ons zo lang ertegen beschermde, maar dat in de loop van de twintigste eeuw bijna volledig is | |
[pagina 25]
| |
afgebroken. Waarschijnlijk zou Tisserand in vroeger tijden nog wel ‘succesvol’ zijn geweest. Mannen en vrouwen kwamen bij elkaar - soms gedreven door uiterlijke aantrekkingskracht, soms waren het puur degenen die overbleven die elkaar vonden - en er werd een verbond gesloten. Tisserand zou een kans hebben gehad. Misschien een kleinere kans dan zijn knappere medemens, maar toch: een kans. | |
Wil tot machtOp dit punt wil ik even terug naar Nietzsches theorie over de christelijke slavenmoraal. Nietzsche legt uit hoe de zwakken de sterkeren verweten hen te onderdrukken. De moraal is de cultivering van dat verwijt, dat ressentiment, want met behulp van de moraal kunnen de zwakken hun eigen onderdrukte positie rechtvaardigen, en die van de sterken, de onderdrukkers, veroordelen. Leert de moraal immers niet dat de mens een vrije wil en dus een keuze heeft? Hier ontstaat het onderscheid tussen goed (de zwakken) en slecht (de sterken). Het christendom leert dat in het leven na dit aardse leven uiteindelijk de ware, goede wereld zal komen waarin rechtvaardigheid zal heersen. Dit perspectief geeft de zwakke mens troost. Hij wordt weliswaar in dit leven onderdrukt, maar als straks het werkelijke leven begint, is hij degene die in het gelijk wordt gesteld en beloond wordt voor zijn lijden. Maar wat gebeurt er? De moraal wordt doorzien en ontmaskerd. Daardoor wordt de wil tot macht blootgelegd, wat volgens Nietzsche een benaming is voor de werkelijkheid die gekenmerkt wordt door elkaar voortdurend bestrijdende krachten, waar verder geen ‘doel’ of ‘wil’ achter zit. Immers, het is vervelend dat een roofvogel jonge lammetjes opeet, maar daarmee is nog niet gezegd dat die vogel ervoor kiest om ‘zo te zijn’. Je kunt onmogelijk van roofvogels verwachten dat ze zich als lammeren gedragen. Zo kun je ook niet van de sterken verwachten dat ze zich als zwakken gedragen. Ze zijn nu eenmaal een product van de absurde, zin- en doelloze werkelijkheid, en iets als een ‘vrije wil’ bestaat dus niet. Er bestaat dus alleen maar de werking van die krachten. Zodra de moraal is weggevallen en de wil tot macht is blootgelegd, kan de zwakke die wil tot macht in de sterke niet meer verachten, zoals hij dat daarvoor nog wel deed toen die wil tot macht nog was vermomd als vrije wil. Maar erger nog: de zwakke ontdekt dat de moraal in hem ook een verkapte vorm van wil tot macht was. Had hij immers zelf niet de behoefte om de sterke te onderdrukken, maar was hij daar simpelweg niet toe in staat? Wilde de zwakke zelf niet meester in het leven zijn en de sterke aan zich onderwerpen? De haat en de minachting van de zwakke jegens de sterke is een vorm van wil tot macht, wat hij juist zo haatte in de sterke. Nu gebeuren er twee dingen. Ten eerste is de zwakke met de ontmaskering van de moraal tevens zijn zelfbescherming kwijtgeraakt. Daarnaast leeft het restant van die moraal nog in hem voort, waardoor hij een reden krijgt om zichzelf te haten. Hierin zit volgens Nietzsche de omslag van passief naar actief nihilisme. Het passieve nihilisme houdt in dat er gevoelens ontstaan van teleurstelling (het doel waarin men lang geloofde is weg), schaamte (omdat men zichzelf zo lang voor de gek heeft gehouden) en wanhoop (omdat de moraal nu is weggevallen en de weg voor de twijfel openligt). Het wegvallen van de moraal geeft reden tot zelfhaat en zelfvernietiging: het actieve nihilisme; de zwakke is volgens zijn eigen criteria veroordelenswaardig.Ga naar eind8 | |
Het dansende sletjeLaten we eens met deze kennis in het achterhoofd kijken naar een belangrijke scène uit De wereld als markt en strijd. De hoofdpersoon (de ik-persoon) en Tisserand zijn samen op pad gestuurd om een klant te helpen met de installatie van een nieuw software-systeem. Tisserands probleem bereikt pas echt zijn hoogtepunt wanneer de twee zich op een avond in een discotheek begeven. Kenners van Houellebecqs oeuvre weten dat hij het fenomeen discotheek ooit gelijkstelde aan de kosmos. De kosmos die, zoals we hebben gezien, in de kern ‘lijden’ is. Het is duidelijk dat Tisserand bij het betreden van de discotheek alle hoop kan laten varen. De ik-persoon geeft bij binnenkomst direct een heldere analyse: ‘De discotheek was voor de helft vol: vooral jongeren tussen de vijftien en de twintig, wat de bescheiden kansen van Tisserand meteen al tot nul reduceerde.’Ga naar eind9 Tisserand doet maar weer eens | |
[pagina 26]
| |
een poging. Hij gokt op een meisje dat niet heel lelijk is, maar ook niet heel knap en op een bepaalde manier seks uitstraalt: ‘het was kortom een meisje dat zeker condooms in haar tas moest hebben’.Ga naar eind10 Ze wijst hem echter genadeloos af. Even later ziet hij dat ze praat met een donkere jongen. Als de disk-jockey een slow-nummer opzet, beginnen ze intiem te schuifelen. Dit lijkt het moment te zijn waarop Tisserand beseft dat hij zich niet meer op het terrein van de liefde begeeft zoals hij zich dat altijd heeft voorgesteld. Concepten als ‘trouw’ en ‘zuiverheid’ zijn constructies die reeds decennia geleden hebben afgedaan. De weg is vrijgemaakt voor de wil tot macht, die er eigenlijk altijd al bleek te zijn; de werkelijkheid openbaart zich in al haar verschrikking. De ik-persoon spoort Tisserand aan zich te wreken; dat dansende sletje moet boeten. Maar Tisserands woede richt zich vooral op de jongen, die hij wil vermoorden. De ik-persoon biedt een mes aan dat bij hem in de auto ligt en tien minuten later volgen ze het stelletje dat naar buiten is gegaan richting het strand. Tisserand pakt het mes en stapt de auto uit. Dan lezen we: ‘Toen hij terugkwam zei hij geen woord. (...) Uiteindelijk begon hij te praten. “Toen ik aankwam lagen ze tussen twee duinen in. Hij had haar jurk en haar bh al uitgetrokken. In het maanlicht waren haar borsten zo mooi, zo rond. Daarna draaide ze zich om en kwam boven op hem zitten. Ze knoopte zijn broek open. Toen ze hem begon af te zuigen kon ik het niet meer uithouden.”’Ga naar eind11 Tisserand komt onverrichter zake terug. Waarom heeft hij de jongen of het meisje niet vermoord? Hij lijkt zich schuldig te voelen. Toen hij de twee met elkaar bezig zag in het maanlicht, moet hij hebben ingezien dat hij het lam is dat de roofvogel ervan beschuldigt roofvogel te zijn. De mooie vrijende mensen hebben er niet voor gekozen zo te zijn, zoals Tisserand evenmin voor zijn eigen levenslot heeft gekozen. Diezelfde nacht nog overlijdt Tisserand. Hij rijdt zichzelf dood door met hoge snelheid op een vrachtwagen te botsen. Een ongeluk of zelfmoord? We weten het niet zeker. Wat we wel weten, is dat volgens Nietzsche de periode waarin de moraal wordt ontmaskerd als nihilisme, leidt tot inzicht, tot schaamte, en mogelijk tot zelfvernietiging. Was volgens Camus de zelfmoord niet het enige filosofische probleem? En had Tisserand niet evenveel reden om zichzelf te haten als om ‘de ander’ te haten? De wil tot macht die in een zo verachtelijke vorm leek voor te komen bij de sterkere mens, was in dezelfde mate aanwezig in zichzelf. Uiteindelijk kan hij geen ja zeggen tegen het leven. Maar wie kan hem dat verwijten? | |
Arts van de cultuurWaar Nietzsche filosofeerde met de hamer, gebruikt Houellebecq die hamer voor zijn fictie. We moeten Nietzsche echter niet zien als de woedende filosoof die met een grote sloophamer om zich heen maait. Nee, het is eerder een klein doktershamertje waarmee hij dát wil laten klinken wat eigenlijk stil wil blijven.Ga naar eind12 De metafoor ligt in de lijn van een andere titel die Nietzsche aan zichzelf gaf: arts van de cultuur, de filosoof die een diagnose en een prognose stelt, om vervolgens een kuur voor te schrijven. Houellebecq zal zichzelf niet zo snel arts van de cultuur noemen. Toch zouden we wellicht resultaat bereiken wanneer we onze cultuur op de divan zouden leggen en Houellebecqs oeuvre als psychiatrisch diagnosehandboek erbij zouden nemen. We zouden een decadente cultuur zien, zoals Nietzsche die voorspelde. Een beschaving in verval, waarin de oude waarden vervagen, waarin de moraal in twijfel wordt getrokken en langzaam het gevoel ontstaat dat alles tevergeefs is. Nietzsche beschrijft hoe het wegvallen van de moraal gepaard gaat met een hevig ervaren van algehele zinloosheid. Misschien is dat ook wel het gevoel dat Tisserand overmeesterde toen hij daar met een mes in zijn hand stond te kijken naar het vrijende stelletje op het strand. Hij kon de revelatie uiteindelijk niet aan en reed zich te pletter. Een optie, volgens Nietzsche, maar de echt sterke mens omarmt en liefkoost zijn lot, tilt het boven zijn eigen afschrikwekkendheid uit en maakt het onderdeel van de mens zelf. | |
Ambigue relatieHouellebecqs relatie met Nietzsche is problematisch. Hij lijkt hem goed te hebben gelezen, maar tegelijkertijd worstelt hij met zijn waardering voor de | |
[pagina 27]
| |
filosoof. Toen Houellebecq-vertaler Martin de Haan hem in een interview vroeg of hij een hekel aan Nietzsche heeft, antwoordde Houellebecq: ‘Dat klopt, maar dat is omdat ik hem als een directe concurrent beschouw.’Ga naar eind13 Hij vertoont hier een opvallende overeenkomst met zijn rivaal Nietzsche, die op zijn beurt hetzelfde probleem had met Socrates, die hem zo na stond dat hij bijna voortdurend strijd met hem voerde. Het is deze ambiguïteit die zo in het nihilisme verankerd zit, maar die tevens een belangrijke typering vormt van Houellebecqs oeuvre. De werkelijkheid is niet overzichtelijk maar complex, chaotisch, ambigu. Juist doordat die meerstemmigheid doorklinkt in zijn romans, zijn deze meestal schrikbarend realistisch, of op z'n minst overtuigend. Het is onmogelijk om in een aantal pagina's Houellebecqs complete oeuvre te bespreken in het licht (of de duisternis?) van het nihilisme. Daarvoor is de nihilistische theorie te complex, en Houellebecqs oeuvre te omvangrijk. Toch hoop ik aan de hand van bovenstaande exempels duidelijk te hebben gemaakt dat onze hedendaagse cultuur, door Houellebecq zo treffend geschetst, wel degelijk nihilistische elementen bevat, ongeacht of de auteur ook daadwerkelijk een Nietzscheaanse agenda heeft. Volgens Nietzsche zitten we midden in de catastrofe die de fundamenten van de westerse wereld aan het afbreken is. Er wordt aan de poorten van Europa gerammeld. Het nihilisme staat voor de deur en popelt om naar binnen te mogen. Maar de vraag is of de mens een keuze heeft. En wat te doen? Amor fati, of toch maar gewoon ouderwets zelfmoord? Hoe het ook zij: het blijft verdomde lastig om ja te zeggen tegen het leven. |
|