Frank Okker
Schrijversportretten
Het leek een mooi voorbeeld van noblesse oblige. Gerard Reve had zich voor zijn optreden als eerste gastschrijver aan de Universiteit Leiden in een keurig colbert gestoken in plaats van in zijn befaamde blauwe spijkerjasje. De kleur van dat colbert was, als ik het me goed herinner - want het is alweer zevenentwintig jaar geleden - oranje.
Rond diezelfde tijd droeg Jan Wolkers bij zijn lezingen graag een felroze jack - hij had een grote zakdoek in dezelfde kleur, waarmee hij omstandig zijn voorhoofd afveegde - en Harry Mulisch vertoonde zich gehuld in een karmozijnwollen sjaal. Van Wolkers en Mulisch bestaan foto's met de genoemde kledingstukken, die hun opvallende kleurkeuze aantonen.
Kleurenfoto's van schrijvers waren er toen nog niet zo lang. Tot in de jaren zeventig was het gebruikelijk om schrijvers en beeldend kunstenaars in zwart-wit af te beelden. Niet lang geleden verscheen nog een fotoboek van Eddy Posthuma de Boer en zijn dochter Tessa met opnamen van meer dan tweehonderd schrijvers.Ga naar voetnoot1 Allemaal in zwart-wit.
Er bestaat echter een belangrijke uitzondering. Het werk van Gisèle Freund (1908-2000), die zich bij voorkeur fotojournaliste noemde omdat zij ook reportages voor kranten en tijdschriften maakte. Freund studeerde sociologie aan de universiteit van Frankfurt en werkte mee aan een clandestien blad dat de namen publiceerde van de hoogleraren die, na de benoeming van Hitler in januari 1933 tot rijkskanselier, ontslagen werden. Met haar kleine Leica - een cadeau van haar vader voor haar eindexamen - maakte ze foto's van het gewelddadige optreden van de nazi's tegen linkse demonstranten. In mei van dat jaar zag de joodse Freund zich gedwongen te vluchten naar Parijs. Ze ging wonen in een klein appartement in het vijftiende arrondissement, zij het wel met uitzicht op de Eiffeltoren, en werkte in de Bibliothèque Nationale aan haar proefschrift over De fotografie in Frankrijk tijdens de negentiende eeuw. Door toeval kwam ze in contact met twee belangrijke boekhandelaren: Adrienne Monnier, eigenares van La Maison des Amis des Livres aan de Rue de l'Odéon, en haar overbuurvrouw, de Amerikaanse Sylvia Beach van Shakespeare and Co, de eerste uitgever van James Joyce's Ulysses.
Al spoedig kreeg Freund, die dringend verlegen zat om geld, de opdracht van Monnier om een aantal schrijvers te fotograferen. Ze maakte een nog altijd modern portret van André Malraux op het balkonnetje bij haar huis. De winnaar van de Prix Goncourt staat erop met verwarde haren, rusteloze ogen, sigarettenpeuk in zijn mondhoek en een openhangende regenjas. En ze was een van de slechts twee fotografen (David Seymour was de andere) die verslag deden van het Internationale Congres voor de Verdediging van de Cultuur, waarvoor in juni 1935 meer dan tweehonderdvijftig schrijvers uit zo'n veertig landen naar Parijs kwamen, onder wie Musil, Forster en Pasternak. In 1938 nam ze het besluit om een serie kleurenportretten te maken van alle door haar bewonderde schrijvers, zodat ze beter de schakeringen in hun gezicht kon vastleggen. De eerste was de dichter Paul Valéry achter zijn bureau met waterig blauwe ogen en een hangende strik. Heel bijzonder zijn haar opnamen van James Joyce: het ogenschijnlijk strenge zwarte pak van de eerdere foto's blijkt opeens een bordeaux rood huisjasje te zijn met daaronder een camelkleurig vest. Het portret van Joyce verscheen op het omslag van Time.
De meeste kranten en tijdschriften waren destijds nog niet in staat om kleurenfoto's af te drukken. Om die reden maakte Freund van haar kleurendia's van onder anderen Virginia Woolf speciale afdrukken in zwart-wit, die geregeld gepubliceerd werden zonder dat men wist dat het om kleurenopnamen ging. Toch hadden veel schrijvers hun portret wel gezien. Op 5 maart 1939 organiseerde Adrienne Monnier in haar boekhandel een avond waarop de kleurenfoto's op een wit laken vertoond werden. Onder de aanwezigen waren André Breton, François Mauriac en Jean-Paul Sartre, in gezelschap van zijn moeder, die een kop groter was dan de auteur. Zoals te verwachten viel, bleken de schrijvers vooral te spreken over de portretten van hun collega's. ‘Waarom hebt u mij niet twintig jaar eerder gefotografeerd?’, vroeg Mauriac.
Een later portret is dat van de vaak ontoegankelijke Simone de Beauvoir. De schrijfster ligt schuin op een oranjerode plaid en draagt een kaki geplisseerde blouse, een frivole armband met blauwe bollen, een grijsblauwe stropdas en een dito strokenrok, perfect in overeenstemming met de kleur van haar ogen. Sartre, haar levensgezel, keek stomverbaasd naar de foto. ‘Ze lacht zelfs’, zei hij.