Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 30
(2012)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
‘Omdat ik heb geleerd altijd dapper te zijn’
| |
[pagina 10]
| |
Lijkspelen voor Patroklos. Fragment van een vaas geschilderd door Sophilos, vroege zesde eeuw v.C. Athene, Nationaal Museum.
Homerus. Troje weet dat het na het verlies van zijn grootste held gedoemd is tot de ondergang, maar dat wordt niet in dit werk beschreven. De strijd wordt niet alleen uitgevochten door mensen, maar ook door goden: de voornaamste Olympische goden bemoeien zich hartstochtelijk met de strijd. Athene, Hera en Poseidon zijn op de hand van de Grieken; Apollo, Ares en Afrodite op de hand van de Trojanen. Zeus, die in principe boven de partijen staat, steunt nu toch, zij het tijdelijk, Hektor.Ga naar eind2 | |
OntstaansgeschiedenisMen dateert de oorlog, als die al heeft plaatsgevonden, rond 1200 v.C. De Griekse hoofdfiguren horen thuis in de Myceense beschaving, die rond die tijd op zijn einde liep. De tekst van de Ilias en de Odyssee, de vroegste Griekse epen, is voor het eerst opgetekend in de achtste eeuw v.C., toen de Grieken een alfabet ontwikkelden. De stof van de verhalen is gedurende die eeuwen mondeling overgeleverd en werd voorgedragen door reizende zangers, die gedeeltelijk improviseerden, gedeeltelijk vaste ‘blokken’ tekst voordroegen. Men ziet in de Ilias en de Odyssee een magistrale compositie van zo'n zanger, die naar alle waarschijnlijkheid gedeeltelijk min of meer vaststaand materiaal heeft gebruikt, gedeeltelijk zijn eigen tekst heeft gecreëerd. In de tekst zijn ook sporen te vinden van de ontwikkelingen op het gebied van oorlogvoering, die in de tussenliggende eeuwen hadden plaatsgevonden. Soms leidt deze ontstaansgeschiedenis tot enige tegenstrijdigheden in de tekst.Ga naar eind3 De talloze gevechtsscènes beginnen vaak met een aanval van het leger als geheel, om dan heel snel ‘in te zoomen’ op een individuele held, die soms een serie slachtoffers maakt (vaak in gruwelijk detail beschreven), soms in een tweestrijd verwikkeld raakt met een vergelijkbare held uit het andere kamp. Het is verbazingwekkend hoe rustig men dan de tijd neemt om elkaar toe te spreken, voordat er een wapen aan te pas komt. De strijd is kennelijk vooral een krachtmeting tussen ‘homerische’ helden, voor wie eer en roem het hoogste doel waren.Ga naar eind4 Grote namen bij de Grieken (Achaeërs of Danaërs) zijn Agamemnon, Menelaos, Achilles, Patroklos, Aias, Diomedes en Odysseus; bij de Trojanen Hektor, Aeneas en Sarpedon (de aanvoerder van de Lycische bondgenoten). | |
Hektor, grote heldOp een ranglijst naar sterkte van de helden zou Achilles bovenaan moeten staan en Hektor op nummer twee: zodra Achilles niet meer meevecht, winnen de Trojanen onder aanvoering van Hektor en drijven ze de Grieken bijna definitief terug. Pas wanneer Achilles weer meedoet, moet Hektor het onderspit delven. Homerus beschrijft hem ook zo. Bronzen beeldje van een homerische zanger, negende of achtste eeuw v.C.
Archaeologisch Museum Chalkis. | |
[pagina 11]
| |
Van Hektor hangt het lot van Troje af: ‘het was Hektor alleen die Troje bescherming verleende.’ Hektor wordt ‘geweldig’, ‘machtig’, ‘mannenverdelgend’ genoemd; hij wordt vergeleken met een leeuw, een jager, een aanstormende orkaan. De Grieken zijn van hem diep onder de indruk; ze zeggen over hem: ‘Ik heb nooit onder ogen gehad of horen vertellen/ dat er door één man op één enkele dag zoveel daden verricht zijn/ als de door Zeus begunstigde Hektor de Danaërs aandoet.’ Of: ‘Daar rolt een grote ramp op ons af, de machtige Hektor.’Ga naar eind5 Maar bij nadere inspectie zien we dat Hektors gedrag zeer wisselvallig is, en dat het beeld van de held nogal wat barsten vertoont. | |
VluchtgedragDe gevechtshandelingen in de Ilias beginnen met een tweegevecht tussen Menelaos en Paris. Wanneer dat onbeslist is geëindigd, brandt de algemene strijd los. ‘Toen week het voorste gelid achteruit met de stralende Hektor’, is dan het eerste wat we over Hektor horen! Sarpedon, de aanvoerder van de Lycische bondgenoten, vaart tegen hem uit: ‘Hektor, waar is je vroegere strijdlust gebleven.? (...) Wij zijn de mannen die vechten, (...) jij blijft echter maar staan (...)’ Dat ‘beet in het hart van Hektor’ en die komt in beweging: ‘Door de gelederen ging hij, zijn werpsperen zwaaiend, en hij spoorde/overal aan tot de strijd en verwekte een grimmige veldslag.’ Daarna doet Diomedes een heftige aanval en hij drijft de Trojanen terug. Nu geeft een van Hektors vele broers,Ga naar eind6 de ziener Helenos, Hektor de raad de mannen weer de strijd in te jagen en - merkwaardig genoeg op dit uiterst kritieke moment - de strijd aan de anderen over te laten en zelf de stad in te gaan om de vrouwen opdracht te geven een offer aan Athene te brengen. Dat levert wel een intermezzo op waarin we Hektor kunnen bewonderen als de gentleman die zelfs tegenover Helena altijd wellevend blijft, en als de liefhebbende echtgenoot die roerend afscheid neemt van zijn vrouw Andromache en hun zoontje, maar als aanvoerder laat hij zijn troepen in deze fase in de steek. Voor de opdracht aan de Trojaanse vrouwen had hij ook een ondergeschikte kunnen sturen.Ga naar eind7 Ook na de tweestrijd met Diomedes (zie beneden) vlucht Hektor op zijn wagen, maar het meest krasse voorbeeld is het moment dat Patroklos zich in de strijd stort. De Trojanen bieden even weerstand, maar al snel slaan ze op ‘een krijsende vlucht van de schepen.’ En Hektor? Even ‘hield (...) [die] zich staande en trachtte zijn trouwe makkers te redden.’ Waardig gedrag dus, maar wat zien we vier regels verder? ‘Zijn paarden en wagen vervoerden/ Hektor, met wapens en al, terwijl hij het volk der Trojanen/ achterliet.’ Hij vlucht het snelst, hij laat zijn troepen in de steek.Ga naar eind8 Patroklos zet hem na, maar Hektor is al weg.Ga naar eind9 | |
HubrisOvermoed, hubris, is in vele Griekse verhalen de oorzaak van de ondergang van de hoofdpersoon. Ook Hektor maakt zich daaraan schuldig. De Trojanen hebben aanvankelijk zoveel succes in de strijd dat ze het wagen de nacht in de vlakte door te brengen. Dit leidt tot een merkwaardig intermezzo waarin beide kampen besluiten verspieders uit te zenden.Ga naar eind10 De Griekse aanvoerders Agamemnon en Menelaos beloven hun verspieders roem en schapen als beloning. En wat belooft Hektor? ‘Schenken zal ik een wagen met twee hoognekkige paarden,/ 't prachtigste span dat er is bij de snelle schepen der Grieken.’ Dat zijn de wagen en de paarden van Achilles! Hoe kan Hektor dit beloven tenzij hij volledig is verblind door zijn succes in de strijd van deze dag en daardoor wordt verleid om te hopen tegen beter weten in? Dit is hubris, want diep in zijn hart kent hij, zoals alle helden in de Ilias, het noodlot en zijn voorbestemming om door Achilles gedood te worden. Deze nachtelijke actie geeft een soort voorspelling van de afloop van de oorlog: de Grieken, op dit moment aan de verliezende hand, blijven realistisch en hebben succes bij deze actie; de Trojaan die wordt uitgezonden door het ‘winnende kamp’, wordt door de Griekse verspieders gedood. Ook na de dood van Patroklos vertoont Hektor hubris. Het is nu zeker dat Achilles er aan zal komen. Polydamas, een wijze raadgever, adviseert Hektor om zich terug te trekken naar de stad, maar die weigert, woedend. Dat is de eer van een homerische | |
[pagina 12]
| |
held te na! Deze beslissing van Hektor zal talloze mannen noodlottig worden.Ga naar eind11 | |
Hulp van de godenDe scènes waarin Hektor manhaftig vecht, zijn vaak van nogal algemene aard: we zien hem terwijl hij ‘zwaaiend met zijn speren’ door de linies loopt, of zijn manschappen ‘luid schreeuwend’ aanvuurt tot de strijd. Ook wordt hij beschreven als de man die vooropgaat bij het opjagen van de vijand. Zo jaagt hij de Grieken een aantal malen terug naar hun scheepskamp en naar de schepen zelf, die de Trojanen in brand beginnen te steken. Hektor vecht met geweldig vuur, maar slechts weinig slachtoffers worden met name genoemd, anders dan bij andere helden. Indrukwekkend is Hektor bij de eerste aanval op het scheepskamp: hij breekt de poort open met een steen waar ‘twee mannen van nu (...) moeite mee zouden hebben’, al zou de bestorming niet gelukt zijn zonder de hulp van Sarpedon, die het voorwerk had gedaan. Dat Hektor ‘zo'n lansstrijder is en zo'n moedige krijgsheld’, wekt volgens Diomedes geen verbazing, want ‘altijd staat een der goden hem bij, die de dood van hem afweert.’ Dat is soms Zeus, die Hektor tijdelijk de winst gunt en hem weer opwekt als hij al bijna bezweken is door de steen waarmee Aias hem getroffen heeft (zie beneden), dan weer Ares, die voor hem uit gaat bij het vechten - ‘Ares hanteerde zijn zware, geweldige werpspeer, waarmee hij/ nu ééns voor Hektor uit ging, dan weer achter hem opdook’ - dan weer Apollo, die bij de tweede aanval op het kamp ‘hem, gehuld in een nevel, vooruitging’ en de wal om het kamp omverhaalt ‘als een kind dat aan het zeestrand bouwseltjes maakt en spelenderwijs weer omduwt’, en die ook Patroklos ontwapent zodat Hektor hem gemakkelijk kan doden. | |
TweegevechtenDe goden bemoeien zich hoe dan ook met de strijd. Zo blazen Athene en Apollo de ziener Helenos een plannetje in: hij raadt Hektor aan een van de Grieken tot een tweegevecht uit te dagen. Hektor daagt ‘wie er het hart toe heeft’ van de ‘sterksten van alle verenigde Grieken’ uit tot een tweegevecht. In eerste instantie durft niemand van de Grieken het tegen Hektor op te nemen: ‘allen bewaarden het zwijgen,/ bang het gevecht te beginnen.’ Na een donderspeech van de oudste strijder, Nestor, springen er toch negen strijders op. Er wordt geloot, en ‘uit de helm sprong de scherf waar allen op hoopten, van Aias.’Ga naar eind12 Deze spreekt Hektor uitdagend toe: ‘Hektor, nu je alleen staat, zal het je duidelijk worden,/ welke voortreffelijke strijders er zijn bij het volk der Achaeërs,/ buiten Achilles (...) Wij zijn evengoed mans met jou een gevecht aan te binden.’ Hektors antwoord is vreemd voor iemand voor wie alle Grieken zo bang zijn: ‘Ajas, (...) tracht me geen schrik aan te jagen, alsof ik een weerloze knaap ben,/ of als een vrouw die geen weet heeft van vechten en daden van oorlog./Heel goed ken ik de strijd en weet ik hoe ik mannen moet doden.’ In het gevecht blijkt Aias tot drie keer toe de sterkste. Twee keer werpen beiden een speer; Hektor raakt Aias' schild wel, maar verwondt hem niet, maar Aias' speer raakt Hektor in de nek: ‘het donkere bloed kwam tevoorschijn.’ Ten slotte raakt Hektor met een steen de bronzen knop op het schild van Aias, zonder verder schade aan te richten, maar Aias slingert een grotere steen; hij is dus sterker. Hektors schild breekt doormidden en Hektor ‘zeeg door de knieën en viel op zijn rug achterover.’ Apollo helpt Hektor weliswaar overeind, maar deze moet toch al zeer verzwakt zijn, en het is maar een geluk voor hem dat de avond valt en dat twee herauten, ‘boden van Zeus en de mensen’, om die reden voorstellen de strijd te staken. Uit deze passage rijst een merkwaardig dubbel beeld op van Hektor. Eerst is hij de door allen gevreesde uitdager, maar al dadelijk bij de woordenwisseling met Aias krijgen we de indruk dat hij bijna zichzelf moet overschreeuwen om een dappere held te lijken. Gelooft hij er zelf wel in? De strijd laat zien dat zijn twijfel terecht is: bij iedere wederzijdse aanval blijkt Aias sterker. Er moet dus wel een kunstgreep volgen, want het staat nog niet in de sterren geschreven dat Hektor zal sneuvelen - ‘nog is voor jou het noodlottig uur van de dood niet gekomen’, zegt Helenos, die dat als ziener kan weten. Die kunstgreep verrichten de herauten. Bij een treffen met Diomedes vergaat het Hektor al niet beter. Hij komt wel aanstormen ‘als een zware orkaan uit het Westen’ en Diomedes zegt wel ‘Daar | |
[pagina 13]
| |
rolt een grote ramp op ons af, de machtige Hektor’, maar wat gebeurt? Diomedes slingert zijn speer; deze raakt Hektors helmkam en Hektor ‘vloog achteruit en mengde zich met het gewoel; hij/ zonk op zijn knieën (...) het duister omhulde zijn ogen.’ Hij heeft niets in te brengen in deze confrontatie. Alleen doordat Diomedes zijn speer, die verder is gevlogen, gaat opzoeken, ‘ademde Hektor weer op, en hij reed, zijn wagen bespringend, naar het gewoel en wist aan de donkere dood te ontkomen.’ In de homerische wereld is het duidelijk aan wie zo'n wonderbaarlijke ontsnapping te danken is: ‘Weer, hond, ben je ontsnapt aan de dood, al kwam nu het onheil/ dicht in je buurt. Maar ook nu beschermde jou Foibos Apollo’, roept Diomedes Hektor na. Bij de eerste aanval op het scheepskamp komt Hektor weer tegenover Aias te staan. Aias weet hem te treffen met een grote steen, zó hard, dat Hektor als een tol om zijn as draait en met een dreun neervalt. Hektor wordt op zijn strijdwagen weggebracht en bij de rivier de Xanthos neergelegd. Hij is er zeer slecht aan toe, want hij spuwt bloed en raakt buiten bewustzijn. Dit heeft kunnen gebeuren doordat Zeus even in slaap is gevallen. Zodra hij wakker wordt, ziet hij Hektor op de grond liggen. Dat was niet de bedoeling! Apollo, Hektors trouwe beschermer, wordt op hem afgestuurd. Hektor zelf had gedacht dat zijn laatste uur geslagen had: ‘Toen geloofde ikzelf, al vandaag mijn leven uitblazend,/ 't rijk van de schimmen en Hades' woning te zullen aanschouwen.’ De goddelijke inmenging bewerkstelligt echter een wonder, en Hektor springt op, als een paard dat de stal uitdraaft. De Grieken zijn verbijsterd: ‘wel allemachtig, nu kan ik mijn ogen haast niet meer geloven:/ daar is opnieuw, nadat hij de doodsdemonen ontsnapt is,/ Hektor herrezen.’ Weer heeft een ingreep van hogerhand Hektor gered. Wanneer Patroklos dood en verderf zaait onder de Trojanen, moet Hektor zijn grootste wapenfeit verrichten: Patroklos doden. Maar hoe gaat dat? Nadat Patroklos tot viermaal toe een aanval op de muren van Troje had uitgevoerd, ‘was voor jou, Patroklos, het eind van je leven gekomen.’ Het is Foibos Apollo die het werk doet. Hij slaat hem de helm van het hoofd, zorgt dat de draagriem van zijn schild loslaat, breekt zijn speer en ontneemt hem zijn pantser. Dan treft Euforbos hem met zijn stootlans tussen de schouders. Wanneer Patroklos terugwijkt, mag Hektor het karwei afmaken: ‘Hij (...) stak hem/laag in buik met de speer, die dwars door zijn onderlijf heenging./ Dreunend stortte hij neer.’ Wat een prestatie van Hektor! Patroklos heeft dat door. Hij zegt met zijn laatste adem: ‘Jij doodt me nu pas, als derde’, maar voor Achilles zal het vaststaan dat Hektor Patroklos gedood heeft. ‘Ik heb hem (Patroklos) verloren, want Hektor/ velde hem neer.’ Je zou kunnen zeggen: Hektor krijgt de volle eer voor zijn ‘heldendaad’, en in Achilles' ogen is het ook duidelijk dat zijn wraak vooral Hektor zal gelden.Ga naar eind13 | |
Laatste duelWe kunnen ons er, na wat is voorafgegaan, niet meer over verbazen dat Hektor in de confrontatie met Achilles geen standhoudt. Homerus beschrijft hem weliswaar als een vervaarlijk kronkelende slang voor zijn hol als hij Achilles vóór de muur opwacht - ‘Zoals een slang in de bergen, na 't eten van giftige kruiden,/ dicht bij zijn hol iemand afwacht; in razende woede ontstoken,/ kronkelt hij zich in zijn hol met angstwekkend starende ogen,/ zo was Hektor een en al strijdlust’ - en weliswaar weigert Hektor standvastig om in te gaan op de smeekbeden van zijn ouders om alsjeblieft de stad binnen te gaan, maar dat moet buitenkant zijn. Want wat gaat er in hem om?Ga naar eind14 Angst voor de terechte verwijten van Polydamas, naar wiens wijzeHektor (rechts) en Achilles (links) in tweegevecht, met achter hen respectievelijk Apollo en Athene.
Roodfigurige vaas, circa 490 v.C. Monumenti Musei e Gallerie Pontificie, Città del Vaticano. | |
[pagina 14]
| |
raad hij niet heeft willen luisteren; schaamte tegenover de Trojaanse mannen en vrouwen, die hem voor de voeten zullen werpen dat hij de levens van vele mannen heeft opgeofferd aan zijn eigen zucht naar roem. Even flakkert zijn strijdlust op: ‘Dan geef ik er veeleer de voorkeur aan/ ofwel Achilles te doden en levend huiswaarts te keren,/ dan wel zelf, voor de stad, maar met roem beladen, te sterven.’ Direct daarna echter komt de gedachte in hem op, zijn wapens af te leggen en met een vredesvoorstel naar Achilles te gaan, een gedachte die hij zelf direct weer verwerpt als kans- en eerloos. Al deze overwegingen maken echter duidelijk hoe weinig Hektor in zijn kansen gelooft, hoezeer hij gebukt gaat onder schuld- en verantwoordelijkheidsgevoel. Het verbaast dan ook niet dat, wanneer Achilles vlakbij is, zijn wapenrusting stralend ‘met de gloed van een brandend vuur of het opkomend zonlicht’, Hektors ‘leden trillen’ en dat hij ervandoor gaat. Driemaal rond de stad voordat hij stilhoudt, en dan het tweegevecht, dat eindigt met zijn dood. Het lot van Troje is bezegeld. | |
BesluitVolgens B. LoudenGa naar eind15 is de Ilias opgebouwd uit zich herhalende motieven; één daarvan is het motief: ‘de (op dat moment) beste van de Achaeërs verslaat Hektor’. Die ‘besten’ zijn dan respectievelijk Aias, Diomedes en Achilles. De sequentie waarin de Trojanen succes hebben, die eindigt met de dood van Patroklos, ziet Louden als een omkering van dat motief. Deze theorie geeft een structurele verklaring voor Hektors wederwaardigheden. Mathon daarentegen, kunnen we zien als een soort sleutel op het persoonlijke vlak. Uitgaande van mathon kunnen we begrijpen dat Hektor niet sterk genoeg is voor Aias en Diomedes en zeker niet voor Achilles; dat hij dingen zegt die gebrek aan zelfvertrouwen verraden; dat hij overmoedig wordt als de strijd onverwachts succesvol verloopt; dat hij uit eergevoel een strategisch verstandig advies om terug te trekken niet opvolgt, maar dat hij wel vlucht in panieksituaties, en daarna vol spijt en schaamte extra hartstochtelijk de strijd in gaat. Zo bezien schetst Homerus een veelzijdig en invoelbaar portret van een man die geen oersterke vechtjas is, maar die door zijn lot gedwongen is die rol wel te spelen. Maar waarom typeert Homerus Hektor dan in epitheta,Ga naar eind16 vergelijkingen en het commentaar van de Grieken voortdurend wèl als zo'n angstwekkende vechtjas? Wellicht heeft de structuur van zijn eigen creatie, waarin Hektor telkens een (bijna) nederlaag lijdt, Homerus ertoe gebracht zo'n genuanceerd portret te tekenen van een held die tot de ondergang gedoemd was, maar heeft hij aan de andere kant vastgehouden aan de traditie van het heldenepos, waarin Hektor ontegenzeggelijk één van de groten was. Zeker weten zullen we het nooit. |
|