Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 29
(2011)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
Rick HoningsSchrijver en mediafenomeen Godfried Bomans (1913-1971) voelde zich verbonden met de negentiende eeuw. In vele artikelen en reportages schreef hij met liefde over tal van auteurs uit deze periode, variërend van Dickens en Beets, tot HaverSchmidt en Bilderdijk. Bomans is, behalve door zijn mediaoptredens, vooral bekend als de auteur van het vaak herdrukte fantasieverhaal Erik of het klein insectenboek (1941) en van tientallen andere bundels vol humoristische verhalen, sprookjes, artikelen en bespiegelingen. Zijn verzamelde publicaties werden tussen 1996 en 1999 onder auspiciën van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in zeven kloeke delen uitgegeven.Ga naar eind1 Wie Bomans leest, ontdekt dat hij een grote voorliefde bezat voor de negentiende-eeuwse literatuur. Hij gold als een kenner van het werk van Charles Dickens, schreef artikelen over hem en vertaalde diens roman De nagelaten papieren der Pickwick-Club (1952). Hij was bovendien verantwoordelijk voor de oprichting van de (Nederlandse) Dickens Fellowship in 1956, waarvan hij vele jaren voorzitter was.Ga naar eind2 Ook voor de negentiende eeuw in Nederland had Bomans grote belangstelling en waardering. Hij schreef artikelen en reportages over auteurs die tot de canon van onze literatuur behoren, zoals over Nicolaas Beets en diens Camera Obscura. Ook de figuur van François HaverSchmidt fascineerde hem. Als geen ander was hij in staat zich te verplaatsen in diens tragische levensloop en daarover smakelijk te schrijven, met pakkende anekdoten en goed gekozen citaten, zonder te vervallen in sentimentaliteit. Bomans was boven alles een stukjesschrijver en schreef zijn korte artikelen merendeels ter gelegenheid van de onthulling van een monument of van een herdenking. ‘Piet Paaltjens of Het drama te Foudgum’ verscheen bijvoorbeeld naar aanleiding van een tentoonstelling. Bomans slaagt erin zijn literairhistorische opmerkzaamheid met humor te verbinden. Treffend is zijn vergelijking tussen de melancholie van Beets en die van HaverSchmidt: ‘Je voelt aan de versjes van Hildebrand uit die tijd: die zaak komt vast in orde. Het beroerde bij Paaltjens is echter, dat de zaak niet in orde kwam.’ Over HaverSchmidts periode in het Friese gehucht Foudgum - waar deze na zijn studententijd dominee werd en zich diep ongelukkig voelde - schrijft Bomans: ‘Arme Piet! Ik wou dat ik in die tijd geleefd had, alleen om het genoegen te smaken daar met een fles Ouwe Klare langs te komen en Paaltjens eens grondig onder tafel te drinken.’Ga naar eind3 | |
Zingen in het toiletDe figuur en het werk van Willem Bilderdijk (1756-1831) konden zich eveneens in Bomans' belangstelling verheugen. Niet voor niets koos hij voor de naam Teisterbant toen hij in 1950 betrokken was bij de oprichting van de Haarlemse sociëteit die gevestigd was in Bilderdijks sterfhuis op de Grote Markt.Ga naar eind4 Bilderdijk hield er curieuze ideeën over zijn genealogie op na. Hij stamde naar eigen zeggen af van de graven van Teisterbant. Tijdens zijn ballingschap in Duitsland liet hij zich als ‘Herr von Teisterbant’ aanspreken. Het geslacht Teisterbant zou op zijn beurt verwant zijn geweest aan de legendarische Zwaanridder Elius. In ‘Honderdtachtig Haarlemmers gaan naar de kelder’ (1950), waarin Bomans de oprichting van de sociëteit beschreef, verhaalt hij over Bilderdijks bedstede, waarin deze was ontslapen. Het meubelstuk was tot 1944 te bezichtigen, maar werd volgens Bomans tijdens de Hongerwinter opgestookt. ‘Een ernstig vergrijp,’ aldus Bomans.Ga naar eind5 De naam van Bilderdijk duikt vaker op in Bomans' geschriften, zoals in zijn Memoires of gedenkschriften van minister Pieter Bas (1937), waarin het gelijknamige ikpersonage een enkele keer een gedicht van Bilderdijk declameert.Ga naar eind6 Ook in andere bijdragen laat Bomans de | |
[pagina 69]
| |
kans niet onbenut om Bilderdijk te citeren. Daaruit blijkt dat hij oog had voor het formaat van de dichter. Hij vergeleek Bilderdijks stem in een artikel over zijn vader in Elsevier met die van ‘een operazanger, die als oefenlokaal de ruimte van een toilet krijgt toegewezen’.Ga naar eind7 Elders noemde hij Bilderdijk treffend ‘een te groot geluid in een te kleine kamer’.Ga naar eind8 In een serie ‘Gedachten’ vatte hij zijn standpunt over Bilderdijk nog eens puntig samen: ‘Ongetwijfeld was Bilderdijk een groot dichter. Maar hij sprak in een te kleine kamer. Ook een in het Nederlands vertaalde opera klinkt onvermijdelijk ridicuul. Men kan zich in onze taal niet pathetisch uitdrukken.’Ga naar eind9 | |
De sleutel tot BilderdijkUiteindelijk wijdde Bomans slechts één artikel aan de dichter. Ter gelegenheid van de herdenking van diens tweehonderdste geboortedag las hij bij de sociëteit Teisterbant op 5 september 1956 - twee dagen voor de officiële herdenking - zijn opstel ‘De sleutel tot de figuur Bilderdijk’ voor. Het werd tien dagen later in Elsevier gepubliceerd. De herdenking van 1956 zorgde voor ophef, omdat diverse prominente letterkundigen felle kritiek uitten op de dichter. Zo noemde H.A. Gomperts hem een ‘valse profeet’.Ga naar eind10 Bomans, die veel positiever was gestemd, was het met deze kritiek ongetwijfeld oneens. De sociëteitsleden kwamen bij een in de kelder van Bilderdijks sterfhuis. Bomans doorspekte zijn verhaal met vele niet-historische anekdoten. Hoewel Bilderdijk niet in de kelder was gestorven, vond Bomans deze toch geschikt voor zijn lezing. De dichter kwam er namelijk geregeld, omdat het een wijnkelder was en hij wel vanPortret van Godfried Bomans (1913-1971).
Het wapen van Teisterband. Uit: Louis Ferron, De keldergang der heren.
Geschiedenis van de Haarlemse sociëteit Teisterbant. Haarlem, 1981. P. van Looij sr., Het sterfhuis van Willem Bilderdijk op de Grote Markt te Haarlem, 1881. Noord-Hollands Archief.
een glaasje hield: ‘Op de plek waar ge u thans bevindt (...) stonden rekken opgesteld en daar heeft hij veelvuldig, en zelfs tot vlak voor zijn dood, met zorg een flesje uitgekozen, om hiermee gewapend naar boven te gaan, het uit te drinken en een van zijn verzen te schrijven, die niemand meer leest en ook niemand meer wenst te lezen. Dit hoeft niet aan de wijn te liggen. Men kan uitstekende wijn drinken en toch slechte gedichten schrijven. Ook de omgekeerde werkwijze is mogelijk en wordt hier herhaaldelijk toegepast.’Ga naar eind11 Bomans ging in zijn lezing ook kort in op Bilderdijks genealogische ideeën. Volgens hem ging de dichter er prat op af te stammen van de Zwaanridder. Maar op latere leeftijd werden zijn uitspraken steeds extremer, aldus Bomans: ‘Zo kon hij met smaak vertellen, dat er een Bilderdijk voor de muren van Troje gevochten had, zich niet realiserend met welk een verbazing de Hellenen zulk een typisch Hollandse figuur in hun midden zullen hebben opgemerkt. Met dit resultaat niet tevreden, zette hij vlak voor zijn dood een uitvoerig bewijs op schrift, volgens hetwelk men tot de joodse profeten uit het Oude Testament moest teruggaan om de eerste Bilderdijk te vinden... Geen bijbelgeleerde echter is er tot dusver in geslaagd deze Bilderdijk aan te wijzen.’Ga naar eind12 Bomans had, zo legde hij omstandig uit, steeds geloofd dat Bilderdijks verdienste in dergelijke fictie was gelegen; tegenwoordig dacht hij hier echter genuanceerder over. Hij vond Bilderdijk, hoewel deze slechte verzen schreef, een ‘groot en waarachtig dichter’: ‘Hij dichtte de enorme gaten, die de realiteit openliet en schiep aldus een dijk, die tot ver in de Helleense oertijden doorliep: een Bilderdijk. Dit is: een dijk van beelden. Dat wij daarmee niet meer wensen ingepolderd te worden en hem, vergeleken bij onze eigen poëtische | |
[pagina 70]
| |
ingenieurs, als een Leeghwater beschouwen, doet niets af aan het feit dat hij eens grote provincies van ons nationale geestesleven heeft drooggelegd.’Ga naar eind13 Volgens Bomans bezit ieder mens een geheim dat, als het eenmaal ontsluierd is, diens ware aard onthult. Hij was ervan overtuigd dat dit bij Bilderdijk het ongeluk was dat hem op zijn zesde trof. In zijn postuum uitgegeven opstel ‘Mijne levensbeschrijving’ beschreef Bilderdijk het voorval: ‘Een knaapjen, omtrent twee jaar ouder dan ik, naast onze deur wonende, stond met my voor onze woning, en, huppelende als kinderen doen, trapte my onachtzaam op den linker voet, doch met een geweld, dat het my voor eenige oogenblikken een meer dan gewone pijn verwekte.’ Aanvankelijk besteedde men weinig aandacht aan deze gebeurtenis, totdat de voet drie dagen later ‘gezwollen en ontstoken’ was.Ga naar eind14 De kwaal verergerde van dag tot dag, vooral als gevolg van een verkeerde medische behandeling. Door zijn handicap kwam Bilderdijk in een sociaal isolement terecht, omdat hij vele jaren achtereen niet of nauwelijks zijn ouderlijk huis kon verlaten. Bomans was geen psycholoog, maar hij gaf toch een fraaie verklaring voor Bilderdijks driftige karakter en de tragiek van zijn latere bestaan: ‘Bilderdijk is zijn hele leven een man geweest, die men te vroeg op de tenen heeft getrapt. Hij is een gekwetste. De liefde, die hem door deze mismaaktheid in zijn jeugd onthouden werd, poogt hij als volwassene binnen te halen met een drift, die geen middel schroomt en daardoor juist het tegendeel bereikt van wat hij in zijn bezetenheid beoogt. Zijn politieke collaboratie, zijn jammerlijk huwelijksleven en vooral zijn retoriek, waar hij tracht te overdonderen, waar bezieling niet toereikend bleek, zij moeten alle bezien worden in het licht van een kwetsuur, waarvan hij nimmer genas.’ Volgens Bomans was de dichter ‘een volwassen kind, dat tekort gekomen is en wiens energie gericht is op het inhalen van die achterstand’. Dat was de sleutel tot Bilderdijk en diens gehele oeuvre. Het ongeluk was zo niet alleen de oorzaak van een treurige kindertijd, maar ook van een ellendig leven.Ga naar eind15 Tegelijkertijd zorgde Bilderdijks tragiek er volgens Bomans voor dat hij zo'n groot dichter was en dat er in een tijd van ‘kleine geluiden’ een ‘volle, mannelijke stem geklonken heeft, een weerbarstige, stuurse, tegen de draad ingaande en menigmaal overslaande stem, maar - een stem. Want één kwaliteit kan men hem niet ontzeggen: hij is groot in zijn mislukking en zijn falen had allure. Klein was hij niet.’Ga naar eind16 Zo schetste Bomans een treffend psychologisch portret, ondanks de aan de leden van Teisterbant opgediste fictie over de dichter. Toch waren sommige Bilderdijkexperts not amused. Zo vond de letterkundige Wim Zaal - die in 1960 de bloemlezing Bilderdijk, een overzicht van zijn leven en een keuze uit zijn werken zou publiceren - dat Bomans er blijk van had gegeven niets van Bilderdijk te begrijpen: ‘Wij hadden hoop dat Bomans nog een volksopvoeder zou worden, wij verwachtten dat hij de smaak van het publiek zou verbeteren, maar na dit libel verwachten wij niets meer van hem.’Ga naar eind17 | |
BesluitNatuurlijk bevatte Bomans' opstel diverse onware of aangedikte anekdoten, zoals hij zelf ook benadrukte. Maar tegelijkertijd probeerde hij, niet onverdienstelijk, Bilderdijks unieke positie in de literatuurgeschiedenis te duiden. De elfde stelling die Peter van Zonneveld bij zijn proefschrift voegde kan dan ook worden beschouwd als een daad van eenvoudige rechtvaardigheid: ‘Het werk van Godfried Bomans getuigt van meer inzicht in de negentiende-eeuwse letterkunde dan dat van menig literatuur-historicus.’Ga naar eind18 |
|