Over de leraar Nederlands in Droom is 't leven (1953) van Willem G. van Maanen ‘Nooit de daad bij het woord’
Peter Altena
Soms lees je dankbare herinneringen van schrijvers aan hun leraren Nederlands. Rob Nieuwenhuys werd door zijn leerlingen Bernlef en Schippers zo vaak de hemel in geprezen, dat het hem bij leven moet zijn gaan duizelen. Gerard Reve tekende met dankbaarheid het portret van zijn leraar Nederlands, D.A.M. Binnendijk.
Die dankbaarheid lijkt te wijken op het moment dat de leraar Nederlands zijn intrede doet in de roman. Zo is er Theo Altena, de leraar Nederlands van het Westfries College in De buitenvrouw van Joost Zwagerman: een bekrompen en angstige man, verdwaald in de wereld van overspel en discriminatie. Benauwdheid kenmerkt ook Frits Schotel de Bie, de leraar Nederlands in Ivoren wachters van S. Vestdijk: in de klas behandelt hij Justus van Effen en buiten de klas heeft hij geen idee.
Dankbaarheid geldt evenmin de neerlandicus, de gestudeerde literatuurbeschouwer met zijn voorliefde voor structuren, diepgang en dubbele bodems. Maarten 't Hart heeft meer dan eens de staf gebroken over de academisch geschoolde neerlandicus en diens onverdraaglijke betweterij. Kees Fens, zo lang de vaandeldrager van de neerlandistiek, heeft enkele jaren geleden in de Volkskrant de neerlandistiek min of meer dood verklaard, al was dat dan niet het gevolg van 't Harts fatwa. Wat ik ervan onthouden heb, is dat de neerlandicus volgens Fens weinig nut meer had, de academische opleiding stelde ook weinig meer voor, misère alom.
De neerlandicus mag dan tot een bedreigde mensensoort behoren, de leraar Nederlands blijft een veel voorkomend personage in de literatuur. En vermoedelijk ook nog wel enige tijd buiten de literatuur. In de Nederlandse literatuur moet hij het naar het schijnt afleggen tegen de leraar geschiedenis, maar hij wint het in de literatuur van de voorbije honderd jaar dan weer moeiteloos van de leraren wiskunde of gymnastiek.
Het verlangen om een geschiedenis van de leraar Nederlands in de Nederlandse literatuur te schrijven wordt gedempt door de herinnering aan eertijds populaire studies over pakweg de notaris en de dominee in de Nederlandse literatuur, studies die veelal ontaardden in eindeloze overzichten, voorzien van wat knorrige kanttekeningen over de vertekening van het honorabele beroep in de literatuur. Misschien verschaffen beelden van de leraar Nederlands, zoals die voorkomen in de literatuur, desondanks enig zicht op de veranderingen in het imago van deze benarde beroepsgroep, misschien willen deze beelden zelfs wat meer zeggen.