‘Arme voeten, die elkaar geen hand kunnen geven.’ Een andere Franse schrijver van nonsens, Pierre Dac, toonde zich zowaar zorgzaam over abstracta: ‘Wat zou er omgaan in een bezonken idee bij het langsflitsen van een gedachtesprong?’ Maar als het om levensbeschouwing gaat hebben nonsensauteurs gewoonlijk geen scrupules.
Eigenlijk zijn wij slechts bestaande wezens Kamagurka
Neem de twintigste-eeuwse Duitse nonsensschrijver Mynona (een omkering van ‘anonym’), naar eigen zeggen een synthese van Kant en clown (hij was gepromoveerd op Kant). Zijn motto was: ‘Ik water wijsheid in de pispotten van jullie schedels’ en juist het ongeremd spelen met het Hoogste was volgens hem de ware wijsheid. Die radicale speelsheid van nonsensauteurs moeten we zien als bescheidenheid. Ze vinden het pompeus en vrijpostig om aan je levensbeschouwing een plechtige, vaste vorm te geven. Agnosticisme is hun nog te parmantig, het zijn filosofen zonder filosofie. In de levensbeschouwelijke sfeer past ons slechts het tegendeel van vormvastheid. En niets is minder vormvast dan nonsensicale humor, humor die zich zelfs niet aan de regels van de humor houdt.
Welke verdere bedenkingen hebben nonsensauteurs bij godsdienst, spiritualiteit en filosofie? Je hebt alleen maar een hart nodig om godsdienst te kunnen plaatsen, maar sommige nonsensauteurs vinden het toch wat onbescheiden om je zo druk te maken over het hiernamaals. Het is zoiets als bij de soep al informeren naar het toetje. Maar ze storen zich net zo goed aan de tafelmanieren van atheïsten als die, met onplezierig aandoende voldoening, bulderen dat er helemaal geen toetje meer komt. Ook onder de paraplu ‘spiritualiteit’ zien nonsensauteurs onbescheidenheid. Is hang naar spirituele groei geen vetzucht van de ziel? Je volproppen met wijsheden is geen wijsheid. Beter is het om op een streng nonsensdieet overtollige wijsheden weg te grinniken, totdat er net als bij de Cheshire Cat in Alice in Wonderland alleen een glimlach van je overblijft.
Het beoogde effect van mystiek lijkt wel wat op dat van een nonsensgrap, vooral dat van de paradox. Het perpetuum mobile van het analytische verstand wordt even afgestopt, met als gevolg breinvullende radiostilte. Maar mystiek doet dat met een wat contraproductieve omhaal van Grote Woorden. Vergelijk dat eens met de limerick in het kadertje, van die andere negentiende-eeuwse nonsensklassieker: Edward Lear. Dat is een complete ontwenningskuur van betekenisdwang ter lengte van een gniffel. Niet alleen mist het gedicht door de herhaling aan het slot het domme aplomb van een pointe, maar ook de pointeloosheid wordt dan nog even getemperd door de kleine variant in de reprise. Mystiek is mooi van discretie, maar naast nonsensliteratuur is het allemaal nog op megafoonsterkte. Niet voor niets adviseren zen-meesters om te mediteren over Alice in Wonderland (nonsensliteratuur wordt wel gezien als een verbeterde, want nog discretere, versie van zen, maar zoiets kun je natuurlijk alleen tussen twee haakjes fluisteren).
Waarom lopen filosofen over naar de nonsensliteratuur? Allereerst omdat filosofie veel laat liggen. Neem deze vraag van de Franse nonsensauteur Jean Tardieu: ‘Hoe zou u uw dag indelen als u onsterfelijk was?’ Bij alle gemurmureer over de onsterfelijke ziel is die probleemstelling verwaarloosd. Ook bestudeert filosofie sinds jaar en dag wel het absolute, maar niet het ongevere. Daarvoor moeten we terecht bij de Duitse nonsensdichter Peter Paul Althaus in ‘Dr Enzian erforscht zur Zeit
Eeuwig duurt het langst Kurt Schwitters
das Ungefähre’. Verder is de enige verdienste van veel filosofie dat ze eerdere filosofie wegstreept. Het eindresultaat is dan dus neutraal. Zoals de Amerikaanse nonsensdichter Witter Bynner het zingzegt:
He replied that it was not so
And she agreed that it was
Which is more or less what it would have been