Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 25
(2007)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
De tragische ondergang van Eline VerePiet KraltOver de hoofdpersoon van Couperus' debuutroman Eline Vere is al veel geschreven. In het bijzonder over de vraag of zij gered had kunnen worden. De tragiek van haar ondergang is echter tot nu toe buiten beschouwing gebleven. Toch maakt juist dit literaire aspect de grootheid van de roman uit. | |
Noodlot en tragiekIn december 1887 zette Couperus zich aan het schrijven van Eline Vere, zijn eerste roman. In mei van het daarop volgende jaar - vlak voor of na de voltooiing van het manuscript-schreef hij aan zijn zus Trudy: ‘Mijn werk heeft mij den geheelen winter vervuld en ik heb mijn boek met liefde geschreven, met meer liefde dan ik ook vaerzen schreef.’ (p. 571).Ga naar eind1 Het moet een prachtige winter voor hem geweest zijn: de ontdekking van zijn eigenlijke talent. Eline Vere verscheen eerst als feuilleton in Het Vaderland, van 17 juni tot 4 december. In maart 1889 verscheen het als boek, in drie delen. Bij de tweede druk, in 1890, voegde Couperus de volgende opdracht aan zijn roman toe: ‘Aan mijn vriend Gerrit Jager. L.C. Luik, 14 Sept. '90’. De roman heeft twee vertelreeksen: de gebeurtenissen rond Eline en die rond een aantal personen uk haar omgeving. De tweede reeks blijft hier buiten beschouwing. De eerste reeks ontvouwt de ondergang van Eline. In het begin van de roman is ze kwijnend en melancholiek met soms overdreven vrolijke buien. Ze verlooft zich met Otto van Erlevoort en is een zomer lang op een natuurlijke wijze gelukkig. Maar dan raakt ze onder invloed van haar neef Vincent Vere, een cynische fatalist, tegen het ziekelijke aan. Ze verbreekt haar verloving, komt in conflict met haar zus Betsy en gaat met haar oom Daniël voor anderhalf jaar op reis. Wanneer ze terugkomt, is ze nerveus en ook lichamelijk zwak: bleek en mager en met holle ogen. In Brussel ontmoet ze de Amerikaan Lawrence St. Clare. De man is het tegendeel van Vincent. ‘Noodlot’ is volgens hem slechts een woord; ieder mens maakt zijn eigen noodlot. Hij doet haar een huwelijksaanzoek. Ze neemt dat in overweging, zal hem uitsluitsel geven als hij over vijf maanden terugkomt van zijn reis naar Rusland. Zover komt het niet: terug in Den Haag gaat het snel bergafwaarts met haar; op een avond neemt ze, om in slaap te komen, te veel morfine in. Ze sterft. De interpretaties die van de roman gegeven zijn, cirkelen alle om de vraag: waar staat de verteller/de vertelinstantie: achter het fatalistische geredeneer van Vincent Vere of achter het ferme stand punt van Lawrence St. Clare dat de mens zijn eigen noodlot maakt? Met andere woorden: moeten we Eline Vere lezen als een noodlotroman of als een antinoodlotroman? Klein en Ruijs beroepen zich op de afloop van de gebeurtenissen en concluderen dat de levens-filosofie van Vincent de kernidee van de roman is;Ga naar eind2 Bastet beroept zich op een uitspraak van Couperus van maart 1923 waarin deze zegt dat we het noodlot naar onze wil kunnen dwingen en concludeert dat Eline gered had kunnen worden.Ga naar eind3 Het zal duidelijk zijn dat de commentatoren die Eline Vere als een deterministische roman beschouwen, in het | |
[pagina 11]
| |
boek een noodlotroman zien, want de kern van het determinisme is datde mens geen vrije wi1 heeft. Drop, bijvoorbeeld, gebruikte al in 1963 het determinisme als argument voor de te bewijzen noodlotstructuur van de roman.Ga naar eind4 En de discussie van de ‘laatste’ jaren tussen Lukkenaer (antinoodlot) en Marres (karakterfatalisme) komt, ook al gebruikt men andere woorden, op hetzelfde neer.Ga naar eind5 Mijn vraagstel1ing heeft zij delings met deze kwestie te maken. Het gaat mij in dit artikel niet in de eerste plaats om Vincent Vere of Lawrence St. Clare en hun gelijk of ongelijk, maar om Eline Vere en haar ziekte. In zijn studie De zieke mens in de romanliteratuur noteerde Vestdijk daar al het een en ander over. Volgens hem is Eline Vere weliswaar ‘een goed gedocumenteerde studie’, maar blijkt in het boek niet dat de heldin neurotisch is van huis uit. Zij is bleek en loom en kwijnend, niet meer,en haar neurose komt dus uit de lucht vallen.Ga naar eind6 Frans de Jonghe bestrijdt deze zienswijze. Hij maakt een onderscheid tussen Elines toestand voor en na haar reis met oom Daniël. Wanneer zij na die reis in Den Haag terugkomt, vertoont ze de kenmerken van een depressie en aan die depressie gaat ze ten onder. Maar is de depressie uit de lucht komen vallen, was Eline daarvoor alleen maar loom en kwijnend? Hoewel zijn argumentatie niet altijd even sterk is - hij noemt Eline egoïstisch op grond van één uitspraak van een personage dat haar niet welgezind isGa naar eind7 - weet De Jonghe toch aannemelijk te maken dat Eline reeds voor die tijd leed aan een drievoudige persoonlijkheidsstoornis, veroorzaakt door een stoornis in haar ontwikkeling: een ongelukkige liefde voor haar vader en een ongelukkige liefde voor haar moeder. Zij kan daardoor geen relatie aangaan: ze snakt naar een volledige versmelting met de ander en ervaart de kleinste hapering als een catastrofe die haar dwingt de relatie te verbreken. Dat patroon blijft zich herhalen en mondt tenslotte uit in een depressie. Maar de vraag is niet - althans niet in de eerste plaats - welke ziekte Eline naar de dood dreef en hoe die ziekte ontstond. Eline Vere is geen medisch verslag,geen bijdrage aan de kennis van de pathologie. Eline Vere is een roman en de essentiële vraag is derhalve welke literaire betekenis Elines ondergang heeft. Anders gezegd: wat maakt de beschrijvingOmslag van de vierde druk van Eline Vere uit 1898. Ontwerp van L.W.R. Wenckebach.
van haar ‘doem’ tot literatuur? Dat is de vraag waarop ik hier een mogelijk antwoord zal geven. Ik zoek dat antwoord in de tragiek van haar ondergang. Tragiek heeft vele gradaties maar de kern ervan is altijd een conflict: tussen wat de mens wil en wat God wil, zoals bij de Griekse tragedie-dichters Aeschylos en Sophokles,of tussen onbewuste drijfveren en rationeel willen,zoals bij Euripides. En waar van een conflict sprake is, bestaat de mogelijkheid - al is die nog zo theoretisch - van een andere uitslag: het kan de ene kant opgaan maar ook de tegenovergestelde richting. De tragiek schuilt in het feit dat ondanks die tweede mogelijkheid de ramp zich toch voltrekt. Oedipus is tragisch omdat er een kans bestond dat hij met de grijsaard in gesprek raakte in plaats van met hem te twisten en zo ontdekken zou dat de oude man zijn vader was. Die niet benutte kans wekt bij de toeschouwer (of lezer) medelijden, volgens | |
[pagina 12]
| |
Aristoteles een van de grondkenmerken van de tragedie. Is Eline tragisch in deze betekenis van het woord? Dat is ze, zelfs al is haar geval zo ernstig als De Jonghe beschrijft. Hijzelf geeft drie mogelijkheden tot redding en concludeert ten slotte: Voorzover Elines noodlot bestaat uit het feit dat onbewuste processen haar drijven tot telkens weer herhalen van haar verleden, is zij daar niet zonder meer aan overgeleverd. Uitgesloten is het niet dat zij wat meer meester en iets minder slaaf van haar bestaan wordt: dat is de voorzichtig hoopvolle boodschap van de psychoanalyse.Ga naar eind8De woorden van De Jonghe lijken sterk op Lawrence St. Clares: ‘Noodlot’ is een woord. Met die constatering kunnen we afscheid nemen van de hedendaagse psychiater en ons wenden tot de romanwereld van toen. | |
ZiektebeeldElines ziektebeeld is complex, maar voor mijn doelstelling is één aspect ervan doorslaggevend: haar gebrek aan wilskracht en als gevolg daarvan haar besluiteloosheid. Het gaat om een cruciaal kenmerk, dat in drie essentiële momenten van de roman een overheersende rol speelt: Elines antwoord op het aanzoek van Otto, de breuk met haar verloofde en haar gesprekken met Lawrence St. Clare. Hoe de 28-jarige Otto van Erlevoort eruit ziet, blijft ongewis; het enige wat de lezer te weten komt, is dat hij donkere, lichtvolle ogen heeft en een hartelijke glimlach. Aan zijn karakter wijdt de verteller een hele reeks adjectieven; de man is goedhartig, degelijk, beraden, kalm, innemend, eenvoudig en oprecht. Daarbij is hij ook nog begiftigd met gezond verstand. Eline aarzelt op zijn aanzoek tot het laatste ogenblik en is zelfs op dat moment nog niet zeker. Wanneer ze haar zuster Betsy, bij wie ze inwoont, vraagt Otto met zijn broer en zuster te inviteren (wat in wezen betekent dat ze ‘ja’ gaat zeggen), weet ze nog steeds niet wat ze zal antwoorden. En als ze uiteindelijk accepteert, heeft ze het gevoel dat onzichtbare machten haar voortstuwen op een hellend vlak, dat ze onmachtig is haar noodlot te ontgaan (p.175). Wie zo een huwelijk ingaat, heeft er niet veel van te verwachten. Toch gaat het geruime tijd goed. Op het landgoed de Horze (waarover straks meer) geneest Eline zelfs min of meer. Maar daarna, terug in Den Haag en onder invloed van neef Vincent, gaat het weer spoedig de verkeerde kant op. Zijn invloed op haar is tweeërlei. In de eerste plaats versterken zijn fatalistische redenaties haar gevoelsmatige noodlotsideeën. Dat maakt haar opnieuw onzeker en willoos - willozer dan ze was in ieder geval. In de tweede plaats speelt hij zonder het zelf te weten in op haar theatraliteit: ze meent dat hij een geheime hartstocht voor haar koestert. Dat brengt haar in een opgejaagde gemoedsstemming waarin Otto's kalmte haar begint te ergeren. Het komt tot een scène en later tot een brief waarin ze de verloving verbreekt. Dit proces van losweking uit een heilzame liefde toont bovenal aan hoe fundamenteel haar onzekerheid is. Hoe weinig ze in feite is genezen. Ze weet niet wat ze wil. Of: ze handelt anders dan ze wil. Of (paradoxaal gezegd): ze wil wat ze niet wil. Vanaf het moment dat ze Vincent een hartstocht toedicht en Otto haar begint te irriteren, voert ze strijd. Ze voelt angst dat onzichtbare machten haar zullen neerdrukken, terwijl ze opwaarts wil (p.283; lees: angst dat ze met Otto zal breken, terwij1 ze hem wil behouden). Na de scène waarin ze hem zijn eeuwige kalmte verwijt, bestormen de vragen haar. Is dit nu de wilskracht waarmee ze zichzelf had willen dwingen van Otto te houden? Had Vincent dan gelijk? Is de mens een willoze speelbal? Zij had gewild; zij wist het zeker, zij had zich willen dwingen, maar zij was zwakker dan haar noodlot en nu... nu was het uit! Het was gedaan... voor altijd; zij was overwonnen. [p.292] Er komt toch nog voor enige tijd een verzoening, maar uiteindelijk schrijft ze haar afscheidsbrief. Dat schrijven en verzenden gaat met evenveel vertwijfeling gepaard als haar ja-woord met aarzeling. Ze is als de brief op de bus is gedaan aan wanhoop ten prooi. Wezenloos en bijna onhoorbaar verzucht ze tegen Betsy en Henk hoe vreselijk het is niet te weten wat je doen zal, niet te weten wat je wil en dan zonder het te willen toch zoiets te doen (p.304). | |
[pagina 13]
| |
Ook de gesprekken met Lawrence St. Clare tonen en benadrukken Elines willoosheid. Sommige commentatoren zien in de episode St. Clare een overbodige herhaling van de episode Otto van Erlevoort. Dat is onjuist. De man duikt op in hoofdstuk xxxiii en verdwijnt aan het eind daarvan. Hij doet Eline weliswaar een huwelijksaanzoek, maar zijn rol is toch in de eerste plaats die van therapeut. Het hele aan hem gewijde hoofdstuk staat in het teken van zijn opvattingen over wilskracht en willoosheid. In de eerste paragraaf ervan heeft Eline een gesprek met Elize, de vrouw van oom Daniël. Daarin zegt Elize dat Eline nog jong genoeg is om te veranderen, terwij1 Eline meent dat dit onmogelijk is. Het woord ‘willoos’ is de kern. De gesprekken tussen St. Clare en Eline zijn in dezelfde trant. Ze missen alle amoureuze kleur, ze draaien om de begrippen ‘willen’ en ‘willoos zijn’. Eén keer zegt hij ronduit tegen haar: ‘U moet flinker zijn en u uit uw leed oprichten.’ (p.493). Nog weer later constateert hij dat ze al een beetje wil heeft en dat daaruit een vaste wil zal groeien (p.502). Ditalles culmineert dan in hun laatste gesprek waarin hij haar ten huwelijk vraagt en zij weigert om haar vroegere verloving met Otto. Zij zegt: - [...] Wanneer ik je ontmoet had, vóor, vóor dat alles gebeurd was, had ik van niemand anders kunnen houden, dan van jou. Maar het mocht zoo niet zijn. Het was mijn noodlot.Zelfs in deze finale woorden is de therapeut nauwelijks van de minnaar te onderscheiden. Eline en St. Clare opponeren: de zieke mens tegenover de gezonde mens. Zij is willoos, hij is kordaat. Zij mist zelfvertrouwen, hij is zeker van zichzelf. Zij is vanaf het begin een fataliste, hij gelooft niet in het noodlot. Eline is geen fataliste in de zin waarin Vincent het is. Zij verkondigt geen fatalistische theorie, zij voelt de fatale dwang iets te doen wat ze eigenlijk niet wil. Ze preekt geen noodlotsidee, ze ondergaat het noodlot. | |
Genezing?Toch maakt de roman duidelijk dat zij niet volstrekt reddeloos is. De drie belangrijkste aanwijzingen hiervoor zijn het begin van genezing tijdens haar verblijf op de Horze, St. Clares succesvolle behandeling van neef Vincent en het voorschrift van dokter Reijer. Hoofdstuk xix is aan de logeerpartij op de Horze gewijd. Otto's broer Théodore woont er met vrouw en kinderen. Het verblijf heeft iets van een pastorale. De heilzame invloed gaat vooral uit van de leden van de familie Van Erlevoort, in het bijzonder van Otto. Zij vormen in feite het genezende milieu. In een aantal scènes en enige beschouwingen kenschetst de verteller hun onderlinge omgang. Het kernwoord is ‘eenvoud’. Van Théodore heet het dat hij de ‘aangeboren, gezonde blijmoedigheid der Erlevoorten’ heeft (p.236), Otto is ‘mannelijk en flink in zijn hartelijken eenvoud’ (p.260) en de leefwijze op het landgoed is doodeenvoudig (p.244). Simpele scènes als een uitstapje naar een dikke boom illustreren deze beweringen. Op Eline heeft het een weldadige invloed. Ze wordt oprecht, staat er (p.245). En twee bladzijden verder: ‘Zij omsluierde zich niet meer in hare gemaaktheid; zij speelde geen rol meer; zij was zooals zij was: het vrouwtje van haar Otto, [...]’ (p.247). Wanneer ze voor het gezelschap zingt, doet ze dat anders dan in Den Haag: ze denkt niet aan techniek en kunst, niet aan planken, decors en publiek. Wat in de beschrijving van die metamorfose het zwaarst weegt, is de directe verzekering van de verteller aan de lezer dat zij op de Horze wellicht het meest zichzelve is en zich in het eenvoudige familieleven als herboren voelt (p.239). Het is de vraag of de hedendaagse psychiater content zal zijn met deze genezing. Ze heeft veel weg van een volledige versmelting met een ouderfiguur en dat is geen echte oplossing voor Elines probleem, al zal het haar behoeden voor de gevolgen van haar pathologie.Ga naar eind9 Het valt op dat zij wel haar theatralitek aflegt, maar als ‘vrouwtje van haar Otto’ weinig of geen wilskracht lijkt te bezitten. Het vervolg van de roman laat dan ook zien dat haar genezing schijnbaar is, op zijn minst niet volledig. Couperus heeft kennelijk de psychiatrische | |
[pagina 14]
| |
Maria Kraakman in de titelrol van Eline Vere, een toneelbewerking naar Couperus' roman door het Nationale Toneel. De première is op 22 december 2007 in de Koninklijke Schouwburg te Den Haag.
wetmatigheden, die pas veel later zijn geformuleerd, goed aangevoeld. Niettemin laat de Horze-episode iets van een redding zien; er lijkt een mogelijke oplossing te bestaan, Eline is niet bij voorbaat verloren. Een tweede hoopvol teken is de genezing van Vincent. Bij zijn introductie in hoofdstuk iv beschrijft de verteller Vincents uiterlijk. Hij heeft fletse,blauwe ogen, fijne gezichtstrekken, een dun, blond snorretje, een ongezonde, geelbleke tint en een slanke gestalte (p.59-60). Als in hoofdstuk x een nadere beschrijving van zijn persoonlijkheid volgt, blijkt dat hij veel gereisd heeft, gedreven door een koortsachtige dwang, maar dat hij nu uitgeput is, geen energie meer heeft en lijdt aan lusteloosheid. Op zijn kamer mijmert hij: Er was geen goed en geen slecht in de wereld; alles was, zooals het wezen moest en het gevolg van een aaneenschakeling van oorzaken en redenen; alles had recht van bestaan; niemand kon iets veranderen aan wat was of zijn zoû; niemand had een vrije wil; ieder was een gestel, een temperament en kon niet anders handelen, dan volgens de eischen van dat temperament, overheerscht door omgeving en omstandigheden; [...]. [p.114]Het is onduidelijk of Vincent altijd zo gedacht heeft of dat zijn tegenwoordige lusteloosheid hem deze gedachten ingeeft. Het doet er ook weinigtoe: ze typeren hem zoals hij nu is. Zijn overwegingen zijn een adequate formulering van het deterministische leerstuk dat de mens een product is van aanleg en milieu, zo scherp verwoord dat de fatalistische grondslag ervan helder zichtbaar wordt. Maar ze zijn de overwegingen van een energieloos mens en de verteller typeert ze als ‘troosteloos’ pessimisme (p.114). Dat moet ieder die in de roman Eline Vere een fatalistische tendens waarneemt, op zijn minst te denken geven. Door toedoen van Lawrence St. Clare geneest Vincent. Als hij in Brussel Eline opnieuw ontmoet, verklaart hij dat als er een greintje goed in hem zit dit door St. Clare komt (p.478). Dat ‘goed’ is uiteraard niet een of andere vorm van altruïsme, maar betekent ‘wilskracht’, ‘werkkracht’. St. Clare zegt tegen Eline dat Vincent eigenlijk alleen lichamelijk zwak is, maar dat hij in feite over voldoende energie en wilskracht beschikt (p.480). Men zou het zo kunnen zeggen: St. Clare heeft het voor de hand liggende verband tussen lichamelijke zwakte en geestelijke lusteloosheid ontdekt. Nog anders gezegd: St. Clare heeft ingezien dat Vincent in wezen psychisch gezond is en heeft hem dat duidelijk kunnen maken. Volkomen genezen lijkt hij me niet, want St. Clare heeft het terloops ook over zijn fatalisme dat hij kennelijk nog steeds niet heeft losgelaten (p.481). Er is echter wel een proces op gang gebracht. De lezer beschikt alleen over de verklaringen en beweringen van Vincent en St. Clare; de verteller mengt zich er niet in. Maar men hoeft niet aan hun woorden te twijfelen, want dan zou de passage betekenisloos zijn. Zonder twijfel heeft de auteur met dit arrangement duidelijk willen maken dat er in bepaalde gevallen kans op genezing is. Waarom (zo kan de | |
[pagina 15]
| |
lezer zich afvragen) zou dat niet voor Eline gelden? Daarmee opent de roman opnieuw een mogelijkheid tot redding. Naast Eline, Vincent en Lawrence St. Clare spreekt nog iemand over het noodlot, namelijk dokter Reijer, die Eline onderzoekt wanneer zij na haar reis van anderhalf jaar weer in Den Haag is. Ze woont dan bij mevrouw De Raat De dokter zegt tegen deze mevrouw dat hij iets bij Eline waarneemt dat hij het noodlot van haar familie zou kunnen noemen: haar vader had het, Vincent had het, zij heeft het: een zielstorende verwarring van de zenuwen. Hij kan die niet behandelen. Maar hij acht de zaak niet hopeloos; hij meent dat mevrouw De Raat die taak zou kunnen volbrengen. Kalmte en genegenheid zijn de geneesmiddelen (p.416-417). | |
Noodlot en tragiekWat zijn Elines kansen? Dokter Reijer ziet een mogelijkheid: kalmte en genegenheid zouden haar kunnen redden. Ook St. Clare is optimistisch: zijn wilskracht zou Eline kunnen sterken en genezen. Hebben ze gelijk? Dokter Reijer vergist zich in de persoon: mevrouw De Raat is niet tegen de taak opgewassen. Maar dat wil nog niet zeggen dat zijn remedie niet deugt. Misschien heeft St. Clare gelijk, hij heeft tenslotte ook Vincent de weg gewezen. Maar twijfel blijft gerechtvaardigd: de kalmte en liefde van Otto hebben Eline niet geholpen en waarom zou St. Clare slagen waar Otto faalde? De lezer kan slechts concluderen dat er een (kleine) kans op genezing bestaat. Eline zelf is een fataliste, zij meent dat onzichtbare machten haar leven sturen. Vincents geredeneer sterkt haar in dat geloof. Maar dit fatalisme is zeker niet dat van de roman: zelfs Elines lot had heel misschien anders kunnen lopen. Natuurlijk is Eline Vere een deterministische roman. Het boek toont aan dat zijn hoofdpersoon slachtoffer is van aanleg en milieu. Eline is theatraal, narcistisch en mist wilskracht; dit, gecombineerd met het lege leven van de Haagse coterie waarin ze verkeert en met de personen met wie ze in aanraking komt (Vincent met name), veroorzaken haar ondergang. Maar achter haar lot straalde toch even de mogelijkheid van een andere uitkomst en het is de tragiek van haar leven dat die mogelijkheid niet benut werd. |
|