Beets' vertrek uit Heemstede dichterlijk betreurd ‘Och lacy! - en och, armen’
George Slieker
Nicolaas Beets, schrijver van de Camera Obscura, werd na zijn promotie tot doctor in de godgeleerdheid in 1840 predikant te Heemstede. Hij bleef daar tot 1854, toen hij beroepen werd naar Utrecht. George Slieker vond een onder een fictieve naam gepubliceerde klaagzang bij Beets' vertrek uit Heemstede en heeft een vermoeden over het auteurschap.
De aanstelling van Beets in Heemstede was niet zonder slag of stoot verlopen. Zijn vriend en oudstudiegenoot J.P. Hasebroek was in 1836 als predikant naar Heiloo beroepen en wachtte op een beroep naar Alkmaar. Beets zag hierin een mooie kans om Hasebroeks plaats in Heiloo in te nemen en zodoende dichter bij zijn aanstaande Aleide van Foreest te zijn. Maar op 15 september 1839 overleed de predikant van Heemstede, ds. Hupkes. Er werd een opvolger gezocht en de Heer van Heemstede, M.A. Beels, een goede bekende van de families Beets en Van Foreest, wilde Beets als nieuwe voorganger van de gemeente.
Er brak een tijd van wachten aan: Hasebroek wachtte op zijn beroep naar Alkmaar, Beets wachtte op Heiloo en in Heemstede wachtte men op Beets. Uiteindelijk bleef Hasebroek in Heiloo en kwam Beets in 1840 naar Heemstede. Daar bleef hij tot 1854, toen hij werd beroepen naar Utrecht. Hij werd opgevolgd door een andere oude Leidse makker, Bernard Gewin (1812-1873), schrijver van De reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne vrienden. Deze navolging van de Pickwick Papers van Charles Dickens zag in afleveringen het licht in 1839-1840. Na Gewins dood verscheen er in 1902 nog een herdruk.
Onlangs vond ik een merkwaardig dichtstukje gewijd aan Beets' vertrek uit Heemstede, getiteld Klaagzang bij het vertrek van Den Weleerwaarden, Zeergeleerden Heer Ds. Nicolaas Beets. De tekst luidt als volgt:
Ach! Daar gaat hij nu henen,
Wie zou niet schrijen en wenen
Och, lacy! - en och, armen!
‘Wil U, over ons erbarmen!
Wie zal ons nu zóó leeren?
Waar vinden wij 't genot?
De herder laat zijn schapen zuchten,
En zoo als hij gaat vlugten,
Neemt hij zijn schapen meê
Wat wist hij schoon te preken,
Een steenen hart moest breken...