opgericht en zijn we geldmiddelen gaan zoeken. Zo rond december 1999 zijn we online gegaan, en sindsdien zijn we nauwelijks meer dan een paar uur uit de lucht geweest.
dbnl, hoe werkt dat nu? In mijn verbeelding is er ergens in Nederland een grote fabriekshal, waar in rijen mensen in stofjassen van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat Nederlandse literatuur overtikken en jij loopt daar dan met een streng gelaat tussendoor en wijst hier op een overgeslagen alinea en daar op een verkeerde regelafstand. Aan het eind van de dag strijk je dan een tragedie van Vondel, een epos van Rotgans en een roman van Schasz op. Een goede dag met drie nieuwe teksten!
Nee, zo gaat het niet. Er is een klein bureau, met allround bureauredacteuren, die coördinerend en controlerend optreden, en die de productie op gang houden. Er zijn daarnaast speciale keuzecommissies aan het werk en die zijn ongelooflijk belangrijk. In die commissies hebben universiteitsdocenten zitting en die bepalen de prioriteiten. Voor het draagvlak van de dbnl is dat enorm belangrijk, dat we voeling hebben met het hart van het vak. Dat we weten voor wie de dbnl is. Die deelredacties doen aanbevelingen en wij stellen lijsten op van te digitaliseren teksten. Het tikwerk wordt in Manilla gedaan, op de Filippijnen.
Ben je daar wel eens geweest, om te zien hoe het werkt?
Nee, maar het gaat om gerenommeerde, gespecialiseerde en betrouwbare bedrijven. We hebben deze bedrijven laten checken en ze doen goed werk voor ons. Misschien ga ik nog wel een keer kijken; als je ziet hoe ze het ‘echt’ doen, dan kom je vast weer op nieuwe ideeën. Als het werk uit Manilla weer bij ons komt, wordt het hier ‘bewerkt’, van bibliografische notities voorzien, er worden verwijzingen toegevoegd, om het voor publicatie gereed te maken. Het is wel een raar idee om te bedenken dat er op de Filippijnen iemand rondloopt die maandenlang dag in dag uit met Vondel bezig is geweest; hij of zij was de eerste sinds pater Molkenboer in de jaren dertig.
Leidt digitalisering, nu nog van klassieke teksten en wie weet later van alle literatuur, er niet toe dat het boek verdwijnt? Dat er alleen nog slappe prints gelezen worden?
Over de toekomst van het gedrukte papier maak ik me geen zorgen. Integendeel. Ik denk dat het hele proces van digitalisering ertoe leidt dat de kwaliteit van het boek erop vooruit gaat. Het is als met het bier. Toen we beschikking kregen over leidingwater, leek dat de nekslag voor allerlei lokale bierbrouwerijen. Tot die tijd was bier de gezonde variant van water. Bier verloor zijn functie als vochtvoorziening. Met de brouwerijen zou het bergafwaarts gaan, maar het tegendeel bleek. Het was het einde van het slechte bier. De brouwers die volhielden, brouwden steeds beter bier. Dat had je aan het begin van de negentiende eeuw niet kunnen voorspellen. Met de digitalisering zal het boek niet verdwijnen, maar de weg van het bier gaan en beter en specialer worden. Of het helemaal zo gaat als met het bier weet ik niet, maar het boek zal mooier worden, een uitstraling van luxe krijgen.
Hoe kwam je op het idee om een geschiedenis van de Nederlandse cultuur en literatuur te schrijven en dan nog wel van de periode 1550-1800? Waarom de grenzen daar gelegd?
Het was niet mijn idee, het was het idee van Mai Spijkers, uitgever van Prometheus. Hij was erg tevreden over het boek Handgeschreven wereld van Frits van Oostrom en Dini Hogenelst. Dat is ook een schitterend boek, prachtig geïllustreerd en goed geschreven. Zo'n boek wilde Spijkers ook hebben voor de eeuwen erna. Hij wilde dat ik de achttiende eeuw erbij zou nemen. Een ander zou dan in een derde boek de negentiende en twintigste eeuw moeten doen. Het idee dat Het volle leven in een reeks van drie paste, speelde bij het schrijven een rol. Al snel besefte ik dat ik het model van Handgeschreven wereld niet helemaal kon volgen, want dat boek was speciaal gericht op de handschriftelijke overlevering van teksten, met al het prachtige beeldmateriaal dat daar bij hoort. Voor mijn periode zou ik met zo'n uitgangspunt niet echt ver komen. De wereld van het gedrukte boek is een stuk prozaïscher dan die van het Middeleeuwse handschrift. Ik had een ander perspectief nodig, en dat vond ik in de ongekende alomtegenwoordigheid die literatuur in deze eeuwen had. Wat ik me ten doel gesteld heb met dit boek is om dichterbij te komen, om op blijmoedige wijze de teksten van toen en de mensen van toen, die in allerlei opzicht ver van ons verwijderd zijn, te naderen. Om de schrijvers in de