Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 23
(2005)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |||||||
George SliekerWie iets meer te weten wil komen over het Nederlandse interieur rond 1830, heeft een goede gids aan de Camera Obscura van Hildebrand, pseudoniem van Nicolaas Beets. In juli 2003 schreef ik in dit tijdschrift al over oom Stastoks ‘achterkamer met een hoog licht’. Hieronder wordt eens nader ingaan op een ander vertrek in huize Stastok, namelijk de tuinkamer.
Hoewel ooms huis, aldus Beets' beschrijving van de gevel, uit de zeventiende eeuw stamt, zijn de tuinkamer, die zoals Beets zegt ‘om het huis van de buurman heensprong’, en het interieur van achttiende-eeuwse origine. In ‘De Familie Stastok’ geeft Beets in het hoofdstuk ‘Er komen mensen op een kopje thee, om verder het avondje te passeren’ een nauwgezette beschrijving van deze kamer. Beets zegt hierover: Maar wat de feestelijke zaal, niet alleen nu, maar altijd de meeste luister bijzet, is zonder twijfel, boven een hoge grijze lambrisering, op snee verguld, het prachtig behangsel, beschilderd met niet onaardige bergachtige landschappen, met op- en ondergaande zonnen, zandwegen met diepe sporen, en waterplassen met riet en zwanen. Voor wie zich misschien niet altijd realiseert dat het behangsel uit de achttiende eeuw stamt, wordt dit duidelijk gemaakt door de beschrijving even verderop van de op last van oom Stastok aangebrachte ‘vernieuwerwetsing’. Daarbij werden pruiken, driekante hoeden, gedecolleteerde dames en andere achttiende-eeuwse stijlelementen vervangen door een meer eigentijds modebeeld. Nadat aan het eind van de zeventiende eeuw wit gepleisterde wanden en balkenplafonds plaats hadden gemaakt voor stoffen wandbespanning en een stucplafond, kwamen in de tweede helft van de achttiende eeuw behangselschilderingen in zwang. Geschilderd be- | |||||||
[pagina 35]
| |||||||
Illustratie door F. Carl Sierig bij ‘De Familie Stastok’ in de tiende druk van de Camera Obscura.
hangsel, met name van geïdealiseerde landschappen, raakte toen in de mode als onderdeel van de hang naar het arcadische. Schilders als Jurriaan Andriessen (1742-1819) hadden een behoorlijke broodwinning aan behangsels en in veel steden ontstonden ‘fabriekjes’ waarin op seriematige wijze behangsels werden vervaardigd. Onder invloed van de arcadische stroming zocht men zijn heil in het geïdealiseerde buitenleven. Wie het zich kon veroorloven, maakte tochtjes naar buiten en ging wandelen of spelevaren in een tentjachtje. Daarbij paste men overigens wel op zich niet te bevuilen. Oom Stastoks vernieuwingsdrang van de behangsels mag op ons overkomen als een tamelijk grove ingreep, maar geeft tegelijkertijd zijn behoudzucht aan om een al verouderd verschijnsel weer te ‘upgraden’. De door Beets gegeven beschrijving van de veranderingen in de kamer is dan ook een van de stijlmiddelen die hij gebruikt om ooms kleinburgerlijkheid te illustreren. Waaraan Beets het beeld van een dergelijke tuinkamer heeft ontleend, is helaas niet duidelijk. Mogelijk kende hij dit soort interieurs uit de kringen van zijn ouders en hun bekenden; Beets' vader was lid van een aantal bestuurscolleges en had daardoor vermoedelijk kennissen in de kringen die zich behangsels konden veroorloven. Wellicht heeft hij soortgelijke schilderingen ook gezien op Huize Nijenburgh te Heiloo, woning van Aleide van Foreest (Beets' verloofde en spoedig zijn echtgenote) en haar familie. In dergelijke huizen werden dit soort kamers vaker aangetroffen. Helaas vond ik geen documentatie over het interieur van Nijen- | |||||||
[pagina 36]
| |||||||
burgh uit de tijd van Beets' verblijf aldaar, zodat hieromtrent geen duidelijkheid is. Wie tegenwoordig geschilderde behangsels wil zien, kan op een aantal plaatsen terecht. Verschillende Amsterdamse grachtenpanden hebben nog een dergelijk interieur, maar de meeste hiervan zijn niet voor het publiek toegankelijk. Het Frans Halsmuseum in Haarlem bezit een aantal fragmenten van geschilderd behangsel, vervaardigd door Pieter Barbier Pietersz. Elders in Noord-Holland zijn geschilderde behangsels te bezichtigen te Zaandijk. Het Honig-Breethuis, tegenwoordig onderdeel van het Zaans Museum, heeft een kamer met geschilderd behangsel dat nog volledig intact is. Het Honig-Breethuis bevindt zich aan de Lagedijk, op circa tien minuten lopen van het ns-station Koog-Zaandijk. Even verderop aan de Lagedijk staat het voormalige gemeentehuisje van Zaandijk. Ook hier bevindt zich, in de zaal die tegenwoordig in gebruik is voor trouwerijen, een geschilderd behangsel. Het behangsel in het Honig-Breethuis werd in 1830 vervaardigd door Willem Uppink (1767-1849). Hij was een van de laatste behangselschilders en heeft ook in Amsterdam een aantal interieurs vervaardigd, onder meer in het pand Keizersgracht 269. Wie de Zaandijkse behangselkamer bezoekt, krijgt niet alleen dezelfde illusie als de familie Stastok, maar herkent ook veel van de door Beets beschreven elementen: reizigers te paard, vrouwen met manden op de rug, waterpartijen en zandwegen met diepe karrensporen. Ook de kostuums van de afgebeelde personen zijn die van de dagen van de Camera: de heren dragen allen hoge hoeden ‘naar het toen nieuwste model’ en ‘bruine, gele of gestreepte pantalons’, en de dames zijn niet langer gedecolleteerd, zodat bezoekers hier met eigen ogen kunnen aanschouwen hoe oom Stastoks behangsel eruit zag na de in zijn opdracht uigevoerde modernisering. Na een recente reiniging is het behangsel nu weer in oude glorie te bewonderen. De hier aanwezige behangsels zijn overigens zo'n beetje de laatste in hun soort, want spoedig zou het gedrukte papieren behang komen, zoals we dat nog steeds kennen. Ook het museum Simon van Gijn in Dordrecht heeft een behangselkamer, terwijl het Dordrechts Museum onlangs (2005) een vijftal behangselfragmenten van Jacob en Abraham van Strij aankocht. Toen Anton Pieck ten slotte in 1939 een serie kalenderplaten vervaardigde naar taferelen uit de Camera, was oom Stastoks tuinkamer daar ook bij. Pieck volgde niet alleen nauwkeurig Beets' beschrijving, maar had zich blijkbaar ook goed gedocumenteerd met behulp van historisch bronnenmateriaal. | |||||||
Literatuur
|
|