Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 23
(2005)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermdAugust Hans den BoefOp 14 april 2005 werd in de Leidse Universiteitsbibliotheek een expositie geopend van pastiches op leven en werk van Sir Arthur Conan Doyle. De pastiches kwamen uit de collectie van Sherlock Holmes-kenner en -verzamelaar August Hans den Boef, die ook een catalogus samenstelde.Ga naar eind1 Bij de opening hield hij een inleiding, waarvan hieronder een leesversie volgt. Vijftig jaar geleden was een tentoonstelling als deze niet mogelijk geweest. Sir Arthur Conan Doyle verkeerde pas 25 jaar in de andere sfeer en zijn nabestaanden stonden sterk op hun rechten. Parodieën vielen daar buiten, maar met pastiches lag het anders. Niet toevallig was het Doyles zoon Adrian die met een eerste echte bundel van getrouwelijke nieuwe verhalen kwam. Vijftig jaar geleden had er overigens heel wel een expositie aan Sherlock Holmes kunnen worden gewijd. Als ik toen in de oude ub had gestaan, zou ik de pijp hebben gerookt, zoals in veel films door Sherlock Holmes gehanteerd. Niet in de oorspronkelijke tekeningen van Sidney Paget. Een calabash, ook wel genoemd: een trompetpijp met meerschuimen binnenwerk. Ik heb er een. Die kostte mij omgerekend meer dan de duurste Holmes-pastiche die ik bezit en | |
[pagina 30]
| |
De naam van den grooten detective ging, op den toon van het diepst ontzag, van mond tot mond.
Illustratie van Cornelis Veth in diens De allerlaatste avonturen van Sir Sherlock Holmes, Bussum 1912. die hier ook is geëxposeerd. Maar in bibliotheken geldt al heel lang en terecht een rookverbod. Beter ware geweest dat men zo'n expositie vijftig jaar na de verschijning van het eerste Sherlock Holmes-verhaal A Study in Scarlet had gemaakt, het is dan 1937. Voor de Tweede Wereldoorlog waren de avonturen van Sherlock Holmes nog geen gesunkenes Kulturgut. Zelfs de communistische tijdschriften van Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst hadden advertenties van een nieuwe Holmes-bundel. En mijn oude kameraden lazen ze ook, in de Bergense duinen of op de Buissche Heide. De aangewezen persoon voor een lezinkje zou dan Eddy du Perron zijn geweest. Die had immers in 1933 een scherpzinnige analyse van het detectiveverhaal gemaakt. Holmes was voor hem de toetssteen, die vond hij beter als detective dan Auguste Dupin van Edgar Allan Poe en The Hound of the Baskervilles behoorde voor hem tot de absolute top. In 1938 vulde Du Perron zijn dialoog aan met twee andere tot het boekje Het sprookje van de misdaad. Dialogen over het detektive-verhaal. Even scherpzinnig als zijn boek over Multatuli. Maar Du Perron woonde in 1937 in Indië. Die vloog je niet even over. Of in, zoals dat tegenwoordig heet. Vijftig jaar geleden zou F. Bordewijk een geschikte inleider zijn geweest. Hij had niet alleen in Leiden gestudeerd, maar enige maanden tevoren de verhalenbundel Mevrouw en meneer Richebois gepubliceerd. Daarin staan vier parodieën, achtereenvolgens beschrijven ze de dood van Mrs. Hudson, de trouwe huishoudster op Baker Street 221b, de dood van Moriarty, professor en aartsvijand, de dood van Holmes en de dood van Doyle. Bordewijk vond Edgar Allan Poe als auteur beter dan Arthur Conan Doyle en bewonderde van de laatste vooral de boksverhalen. Hij zal weinig op hebben gehad met het feit dat Doyle in 1893 uit haat en afkeer jegens zijn personage Holmes liet sterven en uit een zekere zucht naar geld en roem tien jaar later weer liet herrijzen. Slechte smaak volgens F. Waarom nu deze tentoonstelling? Precies honderd jaar geleden verscheen het boek dat met die herrijzenis van Holmes begint: The Return of Sherlock Holmes. Ook het verhaal van de herrijzenis speelt in de negentiende eeuw, zodat je eigenlijk kunt spreken van pastiches door Sir Arthur Conan Doyle zelf op zijn oude successen. Later zou hij soms met onderbreking van jaren een nieuw Holmes-verhaal afscheiden. Maar altijd met koetsjes, treinen, telegrammen en koningin Victoria. Alsof er intussen geen auto's, telefoons en troonopvolgers waren opgedoken. Eén keer wijkt Doyle van dit schema af. In ‘His Last Bow’, dat speelt in de zomer van 1914, maar werd gepubliceerd in 1917, ontmaskert Holmes de Duitse spion Von Bork en voorspelt hij de Great War. Wat in de zomer van 1914 misschien knap was, maar in 1917 een stuk minder. In dit verhaal wordt zowaar getelefoneerd en Watson bestuurt een | |
[pagina 31]
| |
automobiel. Doyles bijdrage aan de Britse oorlogspropaganda. Dus toch ook weer een soort pastiche. Du Perron vond ‘His Last Bow’ kortweg ‘een lor’. Dan zwijg ik nog over de twee late verhalen die niet door Watson, maar door Holmes zelf worden verteld. Ik realiseerde mij bij het lezen dat er inderdaad slechte pastiches bestaan. Van Doyle zelf, nota bene. Wat niet wegneemt dat sommige pasticheurs tot op de huidige dag menen dat Holmes zelf een geschikte verteller is. Gelukkig een minderheid. The Return of Sherlock Holmes is paradoxaal genoeg Doyles beste verhalenbundel. Ik vind hierin ook steun in de observaties van Du Perron. Doyle wist in 1905 waar de usp van zijn personage Sherlock Holmes zat en schreef de verhalen vrijwel achter elkaar. In ‘The Adventure of Black Peter’ spreekt Watson dan ook over 1895, de tijd van de handeling, als een ‘memorabel jaar’. Holmes was op zijn best, bijvoorbeeld vanwege zijn beroemde onderzoek naar de plotselinge dood van kardinaal Tosca, op uitdrukkelijk verzoek van Zijne Heiligheid de Paus. Ook het Oranjehuis behoorde tot Holmes' cliëntèle. Een delicate affaire van de Nederlandse koninklijke familie heeft hij volgens Watson tot een zeer goed einde gebracht. In een later verhaal laat Holmes trots aan Watson de ring zien die hij als beloning heeft ontvangen en voegt daaraan toe dat hij nog steeds moet zwijgen. Het verhaal waarin die delicate affaire wordt genoemd, ‘A Scandal in Bohemia’, gaat over een kroonprins die een verhouding met een operazangeres heeft gehad, waarover zeer belastende foto's bestaan. Zou die delicate Nederlandse affaire ook met een vorst, een dame en belastende foto's te maken hebben gehad? Willem iii, ook wel Koning Gorilla genoemd, gaf veel aanleiding tot delicate affaires en hij stierf in 1890. Ik hoop al jaren dat een van mijn republikeinse vrienden een pastiche schrijft waarin Watson ‘onthult’ - dit woord uiteraard tussen aanhalingstekens - dat Wilhelmina niet de dochter van koning Willem iii is. Tomas Ross, bijvoorbeeld, zou zo'n pastiche zeer zijn toevertrouwd. ...Het was een zondag en er dreven bijgevolg weinig kurken voorbij...
Illustratie van J.P. Doeve in: Godfried Bomans, De avonturen van Bill Clifford, Amsterdam 1948. | |
Een Indiana Jones uit LeidenZijn er nog meer mogelijkheden voorhanden voor ‘Hollandse’ Holmes-pastiches? Liefst Leidse? Had Doyle een speciale band met Nederland? Neen. Er bestaan meer dan tien biografieën van Doyle. In geen enkele wordt gerept van een bezoek aan Leiden. Sir Arthur deed Nederland verscheidene malen aan op zijn kruistocht voor het spiritisme - Bordewijk zal niet onder zijn gehoor zijn geweest - en bezocht toen Den Haag en Amsterdam, maar | |
[pagina 32]
| |
Leiden liet hij links liggen. Overigens waren zelfs de gelovige spiritisten vooral geïnteresseerd in Sherlock Holmes. Evenmin bezoekt Holmes de sleutelstad in de Canon - de sherlockians noemen hun bijbel zo. De stad wordt zelfs niet genoemd door Watson. Vlissingen, Utrecht, Den Haag, Rotterdam, maar geen Leiden. Wat mij opviel toen ik de tentoonstelling voorbereidde, waren de vele pastiches over ‘The Giant Rat of Sumatra’. Watson duidt deze zaak alleen maar aan, of eigenlijk Holmes: ‘een verhaal waarop de wereld nog niet is voorbereid.’ Intrigerend. Net als bij ‘A Scandal in Bohemia’ waarin de koninklijke familie wordt genoemd, zie ik een aanwijzing in het verhaal waarin de reuzenrat voorkomt. ‘The Sussex Vampire’ gaat over een vampier die geen vampier is. De Rat is dus geen rat. Helaas dachten veel pasticheurs daar anders over. Belangrijk is dat de Rat uit Sumatra komt. In Holmes' tijd - volgens de kenners speelt het verhaal in 1893 - was Sumatra van ons. Deel van de Gordel van Smaragd. Dat zien de meeste pasticheurs wel weer. Al weten ze niet dat Yogyakarta een sultan heeft en geen maharadja. Du Perron wist dat wel. Waarom heeft hij niet in zijn tweede Indische periode een pastiche over de Rat gemaakt? Hij was daarvoor zeer toegerust als auteur. Had bijvoorbeeld een Leidse hoogleraar als personage een hoofdrol kunnen laten spelen. Gelukkig doet een recente Amerikaanse pasticheur, Ted Riccardi, dat wel. Hij laat de Rat bestuderen door professor Van Ruisdael. Holmes spreekt Nederlands met hem, een taal die hij sinds zijn kindertijd had gesproken. Dat was nieuw voor mij. Die Leidse professor gold volgens Holmes als een van de belangrijkste archeologen in Europa, ‘an enormous man even seated, one who projected immense intellectual and physical energy’. Zo horen wij dat graag. Een Indiana Jones avant la lettre, uit het bolwerk der vrijheid! Van Ruisdael is het dan ook die de Rat heeft ontdekt. Drie meter lang, de laatste nakomeling van de god Kallo. De Leidse hoogleraar verdwijnt helaas voorgoed, geruchten gaan dat hij is geofferd aan de reuzenrat.Ga naar eind2 Ik keer nu de zaak om. Wat zouden Leidse wetenschappers anno 2005 van Holmes vinden? Een immens intellectueel kanon? Sherlock Holmes is denk ik geen goede detective als we hem met moderne criteria beoordelen. Tijdens zijn onderzoeken sterven geregeld mensen. De waarheid die hij wil vinden, de methode waarbij hij zweert, zijn kennelijk belangrijker voor hem dan het voorkomen van sterfgevallen. In De naam van de roos parodieert Umberto Eco deze eigenaardigheid door elke dag een monnik te laten sterven tijdens het onderzoek van William van Baskerville. Holmes wil ook wel eens iemand van wie hij heeft bewezen een misdrijf te hebben gepleegd, niet doorgeven aan de politie. Die is al genoeg gestraft. Geen bewondering voor de rechtsstaat derhalve bij Sherlock Holmes. Dat zou de Leidse rechtsgeleerden Paul Cliteur en Afshin Ellian niet bevallen. Het is overigens een mythe dat Holmes een lage dunk heeft van de politie. De in pastiches veel gesmade - of van de weeromstuit veel geprezen - inspecteur Lestrade vindt hij een snelle en energieke werker, maar conventioneel in zijn methode. Misschien heeft Lestrade daardoor wel meer levens gered dan Holmes, zou een criminoloog voorzichtig opmerken. Ellian zou bovendien opmerken dat de hele methode-Holmes herleid kan worden tot een manuscript uit zijn land van herkomst Perzië. En dat Voltaire dat via via gebruikt heeft voor zijn verhaal Zadig. Terecht. | |
MiskopenTerug naar de pastiches. Een leuke hobby? Ik zal u de klachten besparen over de hoge prijzen en de miskopen die elke verzamelaar wel kan leveren. Du Perron klaagde al in 1932 dat sommige Holmes-publicaties te duur waren. Mijn verzameling zou twee keer zo groot zijn als ik rijk was. Een onder | |
[pagina 33]
| |
bonussen bedolven ceo van een nutsbedrijf bijvoorbeeld. Maar die verzameling zou weer gehalveerd worden als ik miskopen had kunnnen voorkomen. Daarom twee voorbeelden tot slot. Mijn geboortejaar is 1949. Toen verscheen De moordenaar kwam naar Londen. Een onbekend verhaal van Sherlock Holmes. Uit het Engels bewerkt door L.W. van Giessen. Amsterdam: Engelhard, van Embden en Co. Eén keer alle bibliografische details, want we bevinden ons immers in een universiteitsbibliotheek. Toen ik in Leiden ging studeren, meende ik zoals elke jonge student dat alle belangrijke boeken van de wereld hier te lenen waren. Dat was ook zo. Aanvankelijk. Mijn eerste studiejaar was een roes van lenen en lezen. Dat studeren komt later wel. Als gevorderd student - enigszins teleurgesteld - wist ik dat ik ook naar andere universiteitsbibliotheken en naar de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag kon gaan. Een kleinere roes, maar ook meer teleurstellingen. Dat onbekende verhaal van Sherlock Holmes over de moordenaar die naar Londen kwam, berustte in de kb. Maar het bevat een vertaling van A Study in Scarlet, het eerste Holmes-verhaal uit 1887, en een essay ‘Sherlock Holmes, de grootste detective der wereld’, van H. P. van den Aardweg. Gelukkig was ik destijds net zo arm als Du Perron en kocht ik niet ongezien dit soort pastiches. Het tweede voorbeeld van een miskoop betreft een aanschaf die ook de kleine beurs toestaat: het Suske & Wiske-album De woeste wespen (1987, honderd jaar Sherlock Holmes!). Terwijl Lambik - het enige interessante personage in de strip - toch met alle attributen van de Grote Detective was uitgedost: dubbelkleppige pet, cape en vergrootglas. Maar het geheel was niet goed getekend, net als het verhaal ongeïnteresseerd en gemakzuchtig in elkaar geflanst. Niet te exposeren. Niet eens vermeldenswaardig voor de catalogus. Een probleem waarmee ik tijdens de voorbereiding geen rekening had gehouden: tijdens de expositie verschijnen nieuwe pastiches die de moeite waard zijn. Dat zou immers al te toevallig zijn. Maar onder andere amazon.com kondigt het spoedige verschijnen aan van twee romans, respectievelijk van Mitch Cullin en Caleb Carr aan die interessant lijken.Ga naar eind3 Die ellende begon dus al in het jaar waarin ik werd geboren. Maar ik wil positief eindigen, al was het maar omdat onze premier onlangs heeft verordonneerd dat verantwoordelijke burgers vooral de positieve kanten van hun zaken moeten benadrukken. Ik beleef veel genoegen aan het verzamelen van pastiches. Het meeste genoegen heb ik beleefd toen ik een aantal daarvan hier voor u mocht uitzoeken en een flankerend boekje mocht schrijven. En het echte hoogtepunt is natuurlijk de prachtige manier waarop het geheel is uitgegeven en tentoongesteld. Dank daarom aan de heer Witkam en mevrouw Scheper. Ik hoop dat u daaraan ook enig genoegen kunt ontlenen. Als bezoeker en lezer. Du Perron is in 1940 overleden. Zijn plaatsbekleder op aarde is monsieur Kees Snoek uit Parijs. Aan hem het eerste exemplaar. Al meer dan 25 jaar stuurt hij mij sherlockiana uit verre landen. Sommige even groot en zwaar als een telefoongids. En ook Kees Thomassen, Margriet van Lith en Anne Rube verrasten mij met exemplaren die nu hier zijn geexposeerd. |
|