Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 23
(2005)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Han FoppeIn juli 1944 publiceerde het nationaal-socialistische maandblad Nieuw Nederland een toneelstuk, ‘De bode van de Thermopylai’. Plaats en tijdstip van publicatie, de strekking van het stuk en niet in het minst de persoon van de schrijver zijn opmerkelijk genoeg om aandacht te besteden aan deze korte tragedie. | |
Een heldendoodLaat ik allereerst de tekst zelf aan de orde stellen.Ga naar eind1 Naar alle waarschijnlijkheid heeft de jonge schrijver zich laten inspireren door Herodotos. Wat deze vader van de geschiedenis in zijn Historiën meedeelt over de slag bij Thermopylai en de gevolgen van de Perzische overwinning, vinden we direct al in de openingsscène terug. Een aantal Spartanen toont zich bijzonder verontrust over geruchten die de ronde doen over de vernietigende verliezen die de Grieken in het noorden hebben geleden. Koning Leonidas verslagen, driehonderd Spartanen gesneuveld, Xerxes rukt verder op naar het zuiden... Bij het weergeven van de verwarring die zich heeft meester gemaakt van de achtergebleven Spartanen, kan de schrijver enig dramatisch talent niet worden ontzegd: De vlakte van den Eurotas bij Sparta. Het tooneel loopt in terrassen naar voren, naar beneden. Op het tooneel Spartanen.
stemmen: Wie weet, wat in het Noorden is geschied? andere stemmen: Men zegt: De koning heeft een nederlaag geleden. andere stemmen: En is omgekomen, samen met zijn driehonderd mannen. andere stemmen: Waar is dat gebeurd? andere stemmen: Er wordt gefluisterd, dat koning Xerxes al in Athene is. andere stemmen: Dat hij de schatten, die voor Apollo opgestapeld liggen in Delphi, heeft geroofd. koor: Tempelschennis! stemmen: Leonidas - zegt men - ging met zijn leger op de Atheensche schepen en weert zich naar 's Goden woord achter den houten muur. andere stemmen: Wij hoorden, dat reeds heel Thessalië zich bij de Perzen aansloot. andere stemmen: Een Athener zei ons, dat Thebe als een fakkel heeft gebrand. | |
[pagina 10]
| |
andere stemmen: En dat driehonderd Spartiaten, het leger van koning Leonidas, ten prooi der gieren liggen bij den pas van de Thermopylai. koor: Waar is die man? stemmen: Koning Pausanias moet zijn bericht vernemen. andere stemmen: Hij is haastig voortgereisd. andere stemmen: Er was een vreemd'ling bij den koning; was hij 't? andere stemmen: Bij kaap Artemision is de geheele vloot der Atheners vernietigd. half koor: Wee! Wee! andere stemmen: 't Gerucht gaat rond, dat Xerxes' schepen, als eens die van Dareios op de rotsen van Athos te pletter zijn geslagen. andere stemmen: Het heet, dat de Korinthiërs een muur dwars over den Isthmos hebben gebouwd. andere stemmen: Leonidas zou op den Isthmos zijn terug getrokken. andere stemmen: De Atheners zijn gevlucht naar Aigina. andere stemmen: Pausanias trekt morgen naar het Noorden. andere stemmen: De Perzen staan voor Korinthe.
Het koor groepeert zich in twee helften. De koorleider staat vóór het koor, maar niet geheel in het midden.
koorleider: Menigvuldig als de zaden in de zomerlucht, drijven geruchten door het land; en niemand kent de waarheid. koor: Niemand! Sparta's tweede koning Pausanias is even vertwijfeld en hulpeloos als zijn onderdanen. ‘Mij omfladderen d'onzekerheden als vleermuizen, die mij geen rust meer laten.’ Juist wanneer hij verzucht dat hij maar één tijding hoefde te vernemen, dan wist hij tenminste wat hij moest doen, komt een gehelmde man aangelopen. Stemmen uit het volk vragen zich af of het een bode is. Soldaten bezien de man niet zonder wantrouwen; de gehelmde man is immers zonder schild, en dat betaamt een Spartaan niet. ‘Een vluchteling?’ Nadat de koorleider tot stilte heeft gemaand, kan de koning horen wat debode te vertellen heeft. Hij doet dat zeer gewiekst. Eerst bespreekt hij hoe Leonidas met driehonderd man de nauwe pas van Thermopylai bezette en op het bevel van de vijandelijke Xerxes de wapens uit te leveren, kortweg geantwoord had: ‘Kom ze maar halen.’ Vervolgens meldt hij hoe hij in het oosten de Griekse vloot terug had zien varen van Kaap Artemision in het noorden naar het voor Athene gelegen eiland Aigina. De rampspoed weet de bode nog goed verborgen te houden en de koning reageert dan ook verheugd: ‘De vloot behouden!? Dat Hellas dan zijn offervuren brande ter eere van Poseidon!’ Het koor stemt daarmee in en Pausanias laat de bode weten dat het goed is dat hij is gekomen. Maar die stemming slaat direct om als de koning vervolgens verneemt dat Leonidas met al zijn soldaten is omgekomen: ‘Driehonderd bleven daar en gij alleen keert weer [...] en zijt zelfs niet gewond?’ Pausanias en zijn volgelingen verlaten nu het toneel om de Ephoren op de hoogte te stellen van de dappere heldendood van Leonidas en de zijnen en van het verschijnen van de ongedeerde vluchteling. De bode blijft alleen achter. De reacties van zijn mede-Spartanen verontrusten hem. Hij richt smeekbeden tot Zeus, Apollo en Pallas Athene. ‘Vergeef mij deze schuld, die ik met bloed betalen zal,’ Ten slotte richt hij zich tot Leonidas: ‘Ik [...] ben één van uw soldaten, al ben ik ook gevlucht, toen gij den dood aanvaardet. Stoot mij toch niet uit! [...] Ik keer terug binnen uw broederschap. Ik word weer één der uwen. O, stoot mij niet uit!’ | |
[pagina 11]
| |
Die smeekbede pakt averechts uit, want nu verschijnen op het toneel de geest van Leonidas en die van zijn soldaten. Zij zijn onverbiddelijk en eisen wraak. De geest van Leonidas stelt een ellendig bestaan in het vooruitzicht: Wij zullen u vervolgen, waar gij gaat en waar gij rusten wilt, zullen wij u nog verschrikken in uw slaap. - Wij zullen uw aanklagers zijn, tot welk gerecht gij u moogt wenden. [...] Wij komen en wij gaan en volgen u bij elken stap --- tot aan het einde. De bode overweegt te vluchten of zich van de rotsen af te werpen, maar hij wijst deze gedachten van de hand. Het Spartaanse volk, dat over hem moet oordelen, is immers niet op de hoogte van wat de geesten weten en tast dus in het duister. Inmiddels pepert Leonidas hem in waarom hij en de andere gesneuvelden zo gekrenkt zijn: Wij, die de macht der Perzen tot ons' laatsten druppel bloed hebben geweerd, wij zijn door u verlaten juist toen geen leed zoo bitter was, als aan te moeten zien, dat één der onzen niet bij ons behoorde. Toen de laatste vragen, die niemand noemt en ieder schrijnen in zijn leven, toen die hard, meedoogenloos voor ons verschenen, toen een ieder onzer zich deel van allen wist, zijt gij van ons gegaan. Wanneer later op het toneel wordt beraadslaagd over het lot van de bode, zijn er ook stemmen te horen die zijn onschuld bepleiten. ‘Toch was 't goed, dat wij een tijding kregen.’ De koorleider stelt dan ook terecht vast, dat niet ieder het handelen van de bode afwijst, dit ongetwijfeld tot woede van de geesten die achter op het toneel zichtbaar aanwezig zijn. Wanneer de bode ook nog eens een keertje aanstalten maakt te zweren dat hij niets oneervols heeft gedaan, is de maat vol. De geesten laten zich verontwaardigd horen: ‘Een meineed!’ Duidelijk hoorbaar voor de levende Spartanen klagen zij hem aan. De bode maakt het er niet beter op door te memoreren dat hij tot op een bepaald moment schouder aan schouder deel uitmaakte van de falanx die de nauwe pas moest verdedigen:
andere stemmen [dan die van Leonidas]: Hij, die een der onzen was, is voor den vijand weggevlucht. andere stemmen: Niet meer bij ons behoort hij. andere stemmen: Wij stooten hem uit. andere stemmen: De aarde wil hem niet meer dragen. andere stemmen: En de zee neemt hem niet op. andere stemmen: De menschen nemen zijn hand niet aan. andere stemmen: De Goden vervolgen hem. andere stemmen: Hades laat hem in zijn huis niet binnen. bode: Moeten die zwarte schimmen over mijn lot beslissen? koor van geesten: Gij kent ons wel. bode: Ja, ik herken u: Wij zaten tezamen om het kampvuur en wij stonden samen in den phalanx, schouder aan schouder bij de Thermopylai, toen wij een rots tusschen die golven van Perzische krijgers waren. --- Wat klaagt gij mij nu aan?
De Spartanen bevinden hem schuldig en bannen hem uit. Het laatste woord is aan Leonidas, die als geest klaarblijkelijk de inhoud kent van een inscriptie die pas in de toekomst zal worden aangebracht: Zijn naam is onbekend. Ons nameloos grafschrift zal ons vereeuwigen: O vreemd'ling, die naar Sparta gaat, meld, dat wij, driehonderd, hier liggen, voor het vaderland gestorven. | |
[pagina 12]
| |
Tot zover de tekst die, wat de bode betreft, het verslag van Herodotus niet geheel volgt. Herodotos verhaalt dat twee soldaten van Leonidas zich vlak vóór de uiteindelijke slag niet bij de pas bevonden, maar met toestemming van hun veldheer in het basiskamp verpleegd werden wegens een ernstige oogziekte. Een van hen voegde zich alsnog bij zijn medestrijders, toen hij had vernomen dat deze op het punt stonden door een grote overmacht in de rug aangevallen te worden. De ander, Aristodèmos, maakte die keuze niet en bracht later verslag uit in Sparta. Herodotos vertelt ook dat hij een andere versie kent. Aristodèmos zou met een tweede soldaat al aangewezen zijn als bode op weg te gaan en had zich, toen de strijd zich in een beslissende fase bevond, net als zijn metgezel nog in het strijdgewoel kunnen storten, maar had dit dus niet gedaan. Hij werd in Sparta met hoon overladen, maar wist zijn naam te zuiveren door korte tijd later in Plataiai te vechten. In ‘De bode van de Thermopylai’ zijn die verzachtende omstandigheden weggepoetst. Ook is, al vooruitlopend op de vervloeking door Leonidas aan het eind van het stuk, de bode naamloos gemaakt. Een mogelijk te verkrijgen eerherstel wordt hem niet gegund. Het is duidelijk: de schrijver kan zich wel enigszins inleven in de gemoedsgesteldheid van de bode, maar de boodschap van zijn tragedie is: de Spartaan heeft zijn kameraden verlaten en heeft daarmee verraad gepleegd. Een andere, belangwekkender, afwijking van het Leonidas-verhaal is te vinden aan het slot. Het grafschrift waarnaar Leonidas verwijst, luidt bij Herodotos als volgt. Ὦ ξεῖν᾽, ἀγγέλλειν Λαϰεδαιμονίοιϛ ὅτι τῇδε
ϰείμεϑα τοῖϛ ϰείνων ῥήμασι πειϑόμενοι.
Vreemdeling, meld als gij komt in Lakedaimoon,
dat wij hier
liggen, omdat wij trouw bleven aan 't laatste bevel.Ga naar eind2
Herodotos rept niet van een ‘vaderland’ en in de mij bekende vertalingen is daarvan ook geen sprake. Het lijkt niet aannemelijk dat de schrijver van ‘De bode van de Thermopylai’ zich in dezen heeft laten inspireren door Cornelis Loots, die in zijn heldendicht uit 1804 over Leonidas en de zijnen had opgemerkt: ‘Elk geeft den doodsnik bly, voor de eer van 't vaderland.’Ga naar eind3 Die keuze heeft een contemporaine achtergrond. | |
Heroïsche strijd?Hoe kwam de rechtenstudent Frits van Genechten (*1924), zoon van de nsb-voorman Robert van Genechten, zelf vanaf 1942 lid van de beweging, midden in oorlogstijd er toe een dergelijk toneelstuk te schrijven? Naar alle waarschijnlijkheid schreef hij zijn tragedie in 1944. Voor het Germaanse Europa stond het er al lang weinig rooskleurig voor, de Italiaanse bondgenoot had het al tijden geleden opgegeven, het Oostfront werd door de Russische barbaren en hun handlangers opgerold. Over zee werd een ‘inval’ voorbereid. ‘Waarschijnlijk begin januari,’ schreef Robert van Genechten in december 1943 aan zijn zoon.Ga naar eind4 De Perzen stonden bij wijze van spreken voor de deur. Van Genechten junior zal tussen de gebeurtenissen bij Thermopylai en die van zijn eigen tijd parallellen hebben gezien. En hij was niet de enige. Toen op 30 januari 1943 door de nazi's herdacht werd dat tien jaar eerder de Führer aan de macht was gekomen, hield Göring een radiotoespraak, die ook aan het Oostfront in het door de Russen omsingelde Stalingrad werd beluisterd. Die ‘feestrede’ moet op de geteisterde en wanhopige strijders een verbijsterende indruk hebben gemaakt. Theodor Plievier beschrijft dat indringend in zijn in 1946 verschenen roman Stalingrad. In een tot noodhospitaal ingerichte schouwburgkelder in de geruïneerde stad reageren voor het merendeel gedemoraliseerde soldaten wisselend op de retoriek uit de luidspreker. ‘“Abstellen! Abstellen!” heulte ein Chor von Stimmen. “Lauter, lauter!” heulten andere dagegen. “Abstellen!” “Anhören!” “Dieser feiste Hund!” “Dieser Fettwanst!”’ Verwijzend naar de strijd van het Zesde Leger weet Göring deze ‘grösste Heroen- | |
[pagina 13]
| |
Studentenkaart van Frits van Genechten voor het studiejaar 1942-1943. Den Haag, Nationaal Archief, Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (cabr): Procureur Fiscaal (pf) Den Haag 1391/46 in inv. nr. 109124.
kampf’ in een mythisch kader te plaatsen. ‘Wir kennen ein gewaltiges Heldenlied von einen Kampf ohnegleichen, es ist der Kampf der Nibelungen. Ach sie standen bis zum letzten...’ ‘Abgeschrieben!’ wordt er bij Plievier geroepen, maar op veilige afstand van de slachting bij Stalingrad gaat de Reichsmarschall onverdroten voort: Meine Soldaten, Jahrtausende sind vergangen und vor diesen Jahrtausenden stand in einem kleinen Engpass in Griechenland ein unendlich tapferer und kühner Mann mit dreihundert seiner Männer, stand Leonidas mit dreihundert Spartanern. Der Himmel verdunkelte sich von der Zahl der Pfeile und die dreihundert wankten und wichen nicht, und dann fiel der letzte... und da steht nun der Satz: Wandrer, kommst du nach Sparta, berichte, du habest uns hier liegen sehen, wie das Gesetz es befahl... So wird es auch einmal heissen: Kommst du nach Deutschland, so berichte, du habest uns in Stalingrad liegen sehen, wie das Gesetz es befohlen hat...Ga naar eind5 Ongetwijfeld was Frits van Genechten bekend met de propaganda die in nazi-kringen rond Stalingrad werd bedreven. Misschien heeft hij ook kennis genomen van Görings toespraak en heeft hij er zich door laten inspireren. Toch ben ik geneigd de motivatie van de jonge Van Genechten om zijn toneelstuk te schrijven dichter bij huis te zoeken, in eigen gelederen. L. de Jong beschrijft in deel zeven van zijn magnum opus hoe reeds eind 1942, begin 1943 vele Nederlandse nationaal-socialisten gedemoraliseerd raakten door de gebeurtenissen aan de grenzen van het Rijk. Talloze nsb'ers verlieten de partij, ooit felbegeerde functies werden opgegeven. Max Blokzijl dreef in een van zijn radiopraatjes de spot er- | |
[pagina 14]
| |
mee: ‘Eerst ging het met het ledental prachtig en nu ineens krijgen velen een natte broek.’Ga naar eind6 Die demoralisatie heeft zich uiteraard voortgezet. Er zullen in 1944 nog maar weinig nationaal-socialisten zijn geweest die in een overwinning geloofden. Van Genechten senior zou volgens De Jong al vroeg tot het inzicht zijn gekomen, dat Duitsland de oorlog zou verliezen.Ga naar eind7 Toen in februari 1943 binnen korte tijd aanslagen werden gepleegd op prominente nsb'ers, vreesde hij niet ten onrechte dat ook hij spoedig aan de beurt zou zijn. (Nog tijdens zijn proces in 1945 was hij ervan overtuigd dat de sd in een sinister samenwerkingsverband met het verzet verantwoordelijk was voor de aanslagen.) Hij stortte in en werd in een kliniek ter verpleging opgenomen. In april 1943 trachtte hij zich twee maal van het leven te beroven. Wegens ‘ernstige ziekte’ werd hij uit de belangrijkste van zijn functies ontslagen. Op politiek gebied speelde hij geen enkele rol meer. Wel bleef hij publiceren. Volgens I. Schöffer waren bij de nadering van de geallieerden ‘juist zijn artikelen steeds smartelijker noodkreten om de moed er toch maar in te houden.’Ga naar eind8 Van Genechten zelf zag in 1945 tijdens het tegen hem gevoerde proces zijn geestelijke crisis in 1943 in relatie met de oppositie die hij in eigen gelederen en tegen de Duitsers had gevoerd. In zijn verdedigingsrede bracht hij naar voren dat hij zich inderdaad als nationaal-socialist vriend van de Duitsers had betoond, maar als vurig verdediger van autonomie van het vaderland zich voortdurend te weer had gesteld tegen het Duitse strevenin eigen land ondersteund door sommige partijgenoten, maar vooral door de Nederlandse ss - ons land volledig te laten opgaan in het Rijk. ‘Maar ik ben blijven strijden, totdat ik er zelf bij neerviel, tegen verduitsching, tegen annexionisme, tegen het deelnemen van vrijwilligers, tegen de dwang op de leden van de nsb en tegen burgeroorlog.’Ga naar eind9 Het lijkt mij dat we ‘De bode van de Thermopylai’ in bovenstaande context moeten plaatsen. Frits van Genechten verzette zich door de publicatie tegen de geest van demoralisatie. Bij het schrijven heeft hij zichzelf wellicht geïdentificeerd met de Spartanen, die zich wensten op te offeren voor een bovenpersoonlijk ideaal. Zo zal hij ook zijn vader hebben gezien. Misschien interpreteerde hij diens zelfmoordpoging, door anderen gezien als wanhoopsdaad of ultieme vluchtpoging, in de geest van wat zijn vader anderhalf jaar later in zijn verdedigingsrede zou stellen: blijven strijden tot je erbij neervalt. Zijn vader had zich overigens weer opgericht en streed nu, beroofd van zijn politieke macht, verder met de pen. Was het Frits' intentie dat zijn vader en de beperkte kring van lezers die het tijdschrift van ‘de nieuwe gedachte’ trouw waren gebleven, zich zouden herkennen in Leonidas en zijn trouwe en heldhaftige soldaten? Die lezers kregen het toneelstuk onder ogen nadat de invasie al een feit was. De aflevering van Nieuw Nederland verscheen immers in juli 1944. De vraag hoevelen van deze ‘Nieuwe Nederlanders’ in de volgende maanden alsnog Leonidas links hebben laten liggen en het voorbeeld van de bode hebben gevolgd, blijve hier onbeantwoord. | |
Dodelijk ongevalHoe verging het Frits van Genechten na publicatie van zijn toneelstuk? In november 1944 werd hij bij een razzia opgepakt en kwam via Kampen uiteindelijk in Arnhem terecht, waar hij met andere nsb'ers puin moest ruimen en verdedigingswerken moest opbouwen. Naar huis schreef hij blijmoedige brieven. De voeding was uitstekend en de Duitsers werkten even hard als zij.Ga naar eind10 Begin maart 1945 is hij, zoals een Duits bericht meldt, ‘verunglueckt’ en met een hersenschudding in een hospitaal in Ede terecht gekomen. Na de bevrijding werd hij aangehouden en geïnterneerd. In december 1945 werd zijn vader ter dood veroordeeld. Robert van Genechten besloot, zo schreef hij in een nagelaten brief, ‘zelf het vonnis van het Bijzonder Gerechtshof te executeeren’ en pleegde op 13 december 1945 zelfmoord. In zijn brief, die hij aanduidde als een schulderkenning, riep hij ‘het mededoogen van het Nederlandsche volk in voor mijn gezin.’Ga naar eind11 Dat | |
[pagina 15]
| |
mededogen is na enige tijd ook betoond. In mei 1946 werd Frits ‘op voorwaarden’ in vrijheid gesteld. Een van die voorwaarden was dat hij onder toezicht werd gesteld van de Stichting Toezicht Politieke Delinquenten. De directeur van het centrale bureau, de oud-verzetsman mr. Jaap le Poole, wilde zich daarmee belasten en ging zelfs zo ver, de jonge Van Genechten geruime tijd in zijn huis in Noordwijk op te nemen.Ga naar voetnoot12 Tijdens een stormachtige dag in 1949 liep Frits van Genechten door de Nassaulaan in Den Haag. 's Avonds konden de lezers van de Nieuwe Courant (Het Vaderland) het volgende lezen: ‘Vanmiddag raakte door de storm een sierijzer van 5 kg van de gevel van het pand Nassaulaan 23 los. Het viel op het hoofd van een 24 à 25-jarige voorbijganger, die bewusteloos neerstortte.’ Een dag later - 27 oktober - berichtte het blad, dat de ‘chef de bureau van een advocatenkantoor hier ter stede’ 's nachts aan zijn verwondingen was overleden. Het gebouw huisvestte het directoraat-generaal van het Bijzonder Gerechtshof, dat vier jaar eerder - ook in oktober - zijn vader ter dood had veroordeeld. | |
NotenVoor het schrijven van dit artikel raadpleegde ik in het Nationaal Archief in Den Haag en in het Nationaal Instituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam de dossiers die betrekking hebben op R. van Genechten en F. van Genechten. |
|