Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 23
(2005)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Arne C. JansenOp 2 april berichtte Trouw over de vondst van twee Nederlandstalige gedichten van Bernard Mandeville (1670-1733). Hoewel geboren en getogen in Nederland, is deze al tamelijk vroeg naar Engeland geëmigreerde arts-schrijver en ‘thinking man’ in zijn land van herkomst nauwelijks bekend. Ten onrechte, aldus Arne C. Jansen, die de beide gedichten ontdekte in de bibliotheek van de Maatschappij.
Toen ik mijn lieve nicht, een actieve neerlandica, belde met het nieuws dat ik twee Nederlandstalige gedichten van Bernard Mandeville had gevonden, maakte dat weinig indruk. Mandeville? Een Nederlandse schrijver? Nooit van gehoord. Dus vertelde ik haar dat Mandeville de auteur was van het bekende gedicht The grumbling hive: or, knaves turn'd honest - precies driehonderd jaar geleden verschenen - dat de basis zou vormen van zijn beroemde The fable of the bees: or, private vices, publick benefits (eindversie 1723). Ook zei ik er nog bij dat Mandeville door J. Evenhuis in De Gids (1982) in één adem genoemd was met Erasmus en Hugo de Groot, en dat Mandeville wellicht de invloedrijkste Nederlandse schrijver van de achttiende eeuw was. Maar mijn nicht gaf geen krimp. Ze zou wel eens zien, was de maximale toegeeflijkheid van een halve eeuw neerlandistische deskundigheid. Inmiddels is zij het met mij eens dat Mandeville een Nederlandse schrijver is. Je gaat toch ook niet een Erasmus of een Belle van Zuylen uitsluiten omdat die toevalling in het Latijn en in het Frans schreven? | |
Een opgewekte empiristBernard Mandeville werd in 1670 als Barent de Mandeville in Rotterdam geboren, als zoon van een stadsgeneesheer. Hij was een vijfdegeneratie-Nederlander, afstammeling van een ‘Waalse’ kapitein onder Caspar de Robles, die door Alva na de verloren slag bij Heiligerlee (1568) op graaf Lodewijk van Nassau werd afgestuurd. De kapitein vestigde zich enkele jaren later in Leeuwarden. Bernard promoveerde in 1689 in Leiden in de filosofie en in 1691 in de medicijnen. Op circa 25-jarige leeftijd vertrok hij, zoals zoveel Nederlanders, naar Engeland, waar stadhouder Willem iii na de Glori- | |
[pagina 3]
| |
ous Revolution koning was. Hij vestigde zich als arts in Londen en huwde er in 1699 met Ruth Elizabeth Laurence, met wie hij twee kinderen kreeg. Hij overleed in Londen in 1733. Behalve arts was Mandeville een succesvol schirijver; inde Engelse literatuurgeschiedenis is hij een naam. Tot 1709 was hij dichter, daarna prozaïst. Zijn bibliografie telt 35 titels, in totaal ongeveer 2700 pagina's. Behalve de genoemde werken kunnen worden genoemd: Aesop dress'd; or a collection of fables writ in familiar verse en Typhon: or the wars between the gods and giants (beide uit 1704), The virgin unmask'd: or female dialogues betwixt an elderly maiden lady and her niece on several diverting discourses on love, marriage, memoirs and morals &c of the times (1709), Free thoughts on religion, the church and national happiness (1720), A treatise of the hypochondriack and hysterick diseases, in three dialogues (eindversie 1730), The fable of the bees, part ii (1729) en het vervolg daarvan, An inquiry into the origin of honor, and the usefulness of Christianity in war (1732). Anders dan sommige van deze titels misschien doen vermoeden, gaat het allesbehalve om saaie boeken. Mandeville is een scherpe observator, die zijn boodschap lardeert met rake beschrijvingen van taferelen en daarbij moeiteloos tussen beschouwing en concrete praktijk heen en weer pendelt. Zowel in proza als poëzie betoont Mandeville zich een maatschappelijk geëngageerd schrijver, die de mensen, hun samenleving en zichzelf onderzoekt en schildert zoals ze in werkelijkheid zijn. Als dichter is hij vergelijkbaar met de hedendaagse rappers. Tegelijkertijd is hij, evenals Geert Grote, Erasmus, Coornhert en Hugo de Groot, een exponent van de typisch Nederlandse poorterscultuur. Van hen is hij de sociaalwetenschapper avant la lettre: psycholoog, econoom en socioloog. Een opgewekte empirist, die niets van moralisten en idealistische filosofen moet hebben. Zij willen immers de mens anders maken dan hij van nature is, maar geen schepsel kan zichzelf veranderen, ook de mens niet. Het grootste probleem bij mensen is hun gebrek aan zelfkennis: ‘Dat zo weinig mensen zichzelf begrijpen, komt vooral doordat de meeste schrijvers hun altijd leren wat ze zouden moeten zijn, in plaats van te vertellen wat ze werkelijk zijn.’ Mandeville is een eigenzinnige protestant. Geloven is geen weten; niemand kan er iets zinnigs over zeggen; zwijgen dus. ‘Geloofsbelijdenissen zijn menselijke verdichtsels, het evangelie is de enige geloofsregel en iedereen moet voor zichzelf oordelen.’ Christelijkheid bestond al voor Christus. Mandeville huldigt steeds weer de absolute gewetensvrijheid en tolerantie, zo prachtig door Coornhert verwoord: ‘Weet of rust.’ Ethiek staat volgens hem volkomen los van godsdienst. ‘In alle tijden hebben de mensen deugden en ondeugden tentoongespreid waarmee hun godsdienst niets te maken had. Zelfs in de belangrijkste aangelegenheden beïnvloedt hun geloof in het hiernamaals hen niet meer dan de naam van de straat waarin zij wonen.’ Beschaving is alleen mogelijk door hypocrisie. Misdaden en willekeur zijn gruis in het precisie-uurwerk van een samenleving. Geldende regels moeten strikt worden gehandhaafd en overtredingen bestraft. Om goed en welvarend te kunnen samenleven, zijn een onafhankelijke rechtsbedeling en een parlementair stelsel noodzakelijk. | |
Verrassende actualiteitMandeville heeft het niet zo op de Verlichting, omdat aan gezond verstand ootmoed inherent is, het menselijke verstand is immers maar beperkt. Elke gedachte die leidend wordt verklaard voor leven en samenleven is een stel oogkleppen, komt voort uit zelfvoorkeur - psychologisch kernbegrip bij Mandeville - en is tegelijk strijdig daarmee, dus misleidend. Dat geldt ook voor oproepen tot vroom en liefdadig gedrag. Zo was bijvoorbeeld het jarenlange optreden van de Engelse Societies for die Reformation of Manners de directe aanleiding van The grumbling hive: or, knaves turn'd honest. Dit waren comités van intolerante puriteinen die het doel hadden allerlei overtreders van de officiële christelijke moraal, inclusief in de strafwet vastgelegde christelijke regels, te vervolgen. Deze fatsoensrak- | |
[pagina 4]
| |
kers waren zeer actief - ze kregen een deel van de opgelegde boetes. In het genoemde gedicht laat Mandeville zien wat er gebeurt als iedereen opeens echt vroom en eerlijk zou gaan leven: het is de kortste weg naar een barre, armoedige natuurstaat. Het zijn juist de als ondeugdzaam aangemerkte persoonlijke eigenschappen zoals ijdelheid, gemakzucht, behagen in luxe, hebzucht, afgunst, eerzucht en bedrieglijkheid die de motor van de welvaart van een samenleving vormen. Zij bepalen de verscheidenheid en omvang van de behoeften die, om bevredigd te kunnen worden, leiden tot vindingrijkheid, bedrijvigheid en handel. Vroomheid daarentegen is improductief. Het werk van deze postideologische psycholoog, econoom en socioloog avant la lettre bezit een verrassende actualiteit. Voor de ontzuilde Nederlander van nu vormt het een aangename en ontspannende inspiratiebron. De opgewekte oneliners vliegen je om de oren. Des te verbazender is het dat deze Nederlandse schrijver van formaat ons drie eeuwen lang onthouden is. Terwijl zijn betekenis en invloed op latere denkers in het buitenland volop erkend worden, speelt hij geen enkele rol binnen het Nederlandse culturele besef. Hopelijk zal het voornemen van een gerenommeerde uitgeverij om vanaf voorjaar 2006 het gehele werk van Mandeville uit te geven daar een kentering in brengen. Op mijn website www.bernard-mandeville.nl is al een breed assortiment van Mandevilles teksten te vinden, waaronder de beide door mij opgediepte Nederlandstalige gedichten. Die worden ook in de bijlage hierachter integraal weergegeven. ‘Versoek-schrift’ en ‘Dankzegginge voor 't Genotenen’, samen goed voor 132 regels, zijn gericht aan een zekere Thijs. Dit is hoogstwaarschijnlijk Sir Matthew Decker (1679-1749), met wie Mandeville jarenlang bevriend was. Geboren in Amsterdam als Matthijs Decker, was hij al op jonge leeftijd naar Engeland verhuisd, waar hij carrière maakte als textielkoopman, bankier en directeur van de East Indian Company en in de adelstand werd verheven. In 1708, het jaar waarin de gedichten geschreven moeten zijn, dreef Matthew Decker nog een winkel in of bij de Beurs van Londen. Mandeville wil dat hij dichtbundels van hem gaat verkopen en laat hem daarvan een stapeltje bezorgen. In het begeleidende ‘Versoek-schrift’ probeert hij Decker over te halen dit voor hem branchevreemde artikel toch aan de man te brengen. Uit ‘Dankzegginge voor 't Genotenen’ blijkt dat Decker op Mandevilles verzoek ingegaan is. Mandeville stuurt hem opnieuw een pakket ‘manke gedigte’, waarmee hij zijn beroemde The grumbling hive or knaves turn'd honest bedoelt. ‘Dankzegginge voor 't Genotenen’ is vooral een rechtvaardiging van ‘Versoek-schrift’. Beide gedichten zitten vol toespelingen op de actualiteit. Hij vergelijkt zichzelf met de Engelse koningin. Net als een Nederlandse premier vraagt zij het parlement om geld, omdat de regering allerlei zaken wil bekostigen. Hij doet niets anders: hij vraagt Thijs de gedichten van hem in te kopen, want hij en zijn gezin moeten ook rondkomen terwijl alles duurder wordt. Daarnaast vergelijkt Mandeville zakenlui en dichters. In weerwil van de negatieve vooroordelen die ze over elkaar hebben zijn ze eender: beide groepen schrijven en streven naar geldelijk gewin. Een dichter is ook een gewone neringdoende. Business en zogenaamde hogere waarden hoeven niet met elkaar op gespannen voet te staan, bij zakenlui niet en bij dichters niet. André Hanou zei over de gedichten in Trouw van 12 april: Deze nieuw ontdekte gelegenheidsgedichten met die wereldse toon, door Mandeville, import-Nederlander in Albion laten voor het eerst plastisch zien dat de keizer geen kleren aanheeft, en dat de publieke dimensie er naakt bijloopt. Het is een voorbode van zijn latere boodschap: moeten we ons niet druk maken over een nieuwe dressing van de moraal. ‘Versoek-schrift’ en ‘Dankzegginge voor 't Genotenen’ bevinden zich in handschrift in de map Ltk 415 van de bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Op de website van de ub | |
[pagina 5]
| |
Opschrift en eerste regels van ‘Versoek-schrift’. Universiteitsbibliotheek Leiden, Ltk 415, fol.6r.
Leiden staan mooie facsimile's van het handschrift, dat overigens niet door Mandeville zelf geschreven is. Ltk 415 behoort tot het oudste gedeelte van de bibliotheek van de Maatschappij. Hoe het daarin terecht is gekomen, is niet bekend. Misschien via de griffier Hendrik Fagel en zijn zoon François, een vroeg lid van de Maatschappij? Ik kwam het handschrift op het spoor via de website van de ub Leiden, door daarop naar Mandeville te zoeken. De inhoud van Ltk 415 wordt in de Catalogus der Bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. Eerste gedeelte (1887; het stuk over de handschriften was overigens al in 1877 afzonderlijk afgedrukt) als volgt omschreven: ‘Kraeyvanger, Ter voorstellinge van Hendrik Zwaardekroon, als Gouverneur-generaal van N. Indië. 1720, en andere gedichten. 4o. - Het gulde A.B.C. - Verzoekschrift van Dr. B. Mandeville, enz.’ Op 9 november 2004 ben ik ter plekke poolshoogte gaan nemen. Ik verwachtte hooguit een verzoekschrift van Mandeville aan te treffen uit de tijd dat hij student was in Leiden, bijvoorbeeld om een examen te mogen doen. Nu vraag ik me af wat er zich nog meer aan moois van Mandeville in Nederlandse en buitenlandse collecties en archieven bevindt. Maar ook dat wat we al hebben, Engels- of Nederlandstalig, zou ruimschoots voldoende moeten zijn om eindelijk te beseffen dat we met Mandeville al driehonderd jaar een kanjer van een schrijver bezitten. Mijn nicht heeft deze schrijver, die niet alleen de Hollandse nationaliteit behield maar als zestigjarige nog over zijn Engels schreef: ‘Being a foreigner I dare not be very positive in what concerns the language’, inmiddels in haar armen gesloten. Hopelijk gaan de Maatschappij-leden door deze bijdrage aan hun lijfblad haar voorbeeld volgen. | |
[pagina 6]
| |
Versoek-schriftDoor doct(o)r Bernard Mandeville gepresenteerd aen een zijner vriende zijnde tot London op de verkooping der Oost-Indische CompagnieGa naar margenoot1 Ik wed, dat eer je Valt aen 't Leese
Gij denkt, wat Hagel zal dit weezenGa naar margenoot2
Wat Gekskap geeft hier Vaersen op?Ga naar margenoot3
'K heb wel wat anders in mijn kop.
Wel hoor, Mijn Heer, zoo gij de Waerheijd
Wilt weete, 'k ben wat in de NaerheijdGa naar margenoot6
Mijn meubeltjes zijn meest verteerd
En plunje zeer ontramponeertGa naar margenoot8
Waer van hier nevens Inventaris
Die (sweer ik) op een Duyt toe waar is.
Mijn Schoenen, Schoenen, zeg ik, Neen,
Zoo lang, het duurd die Bruije heenGa naar margenoot13
Van kousse wil ik (schoon daar legge
Wat Stoppe in) ook niet veel zegge
Maar van mijn Broek dien oude Knegt
O Thijs, O Thijs die is zoo slegtGa naar margenoot17
Se vald werentig van MalkanderGa naar margenoot18
En krijg ik in het kort geen ander
Zoo hangt haest (seg ik met een Sugt)Ga naar margenoot20
Mijn Poppegoed in de open lugt
Mijn Camisool, schoon 't van Damast isGa naar margenoot22
Is 't slegste Stuk dat aan mijn Bast is.
De Rok, die is nog redelijk goed,
Maer 'k schrik. Een schandaleuse Hoed
Mijn Pruijk, die 'k heb van Daan van Gijsen
Die moet ik aan sien met afgrijse
En 't quaje Beest, mijn Seegen, heeftGa naar margenoot28
Omdat men hem geen werk en geeft
Een groot gat in mijn Rok gebeete
En half de schee schier afgevreete.Ga naar margenoot30
Die Boosen Hond (Baas) maakt me dul
En lijkt het ook geen Apen Spul
Dat luijde die zoo deerlijk klagen
Kwansuijs nog Deegens moeten draagenGa naar margenoot34
Gescheurd en nog zoo'n Ding opzij
'K zeg 't is een rare Hovaerdij.
Het linne sta ik ook heel slegt meê
Met Hemde kom ik nog te regt meê
D'een aen, ende ander na de was
Maar ik heb niet meer als eenen das.
Zoo staat het Land dog redresseer jeGa naar margenoot41
Daar'k over klaeg zoo obligeer je
Ten Eeuwige Verbintenis;
Een Bol, die Seer UE Dienaar isGa naar margenoot44
Zeg niet, wat bruijt die vent, ('t is dolheijd)Ga naar margenoot45
| |
[pagina 7]
| |
Een mensch als hij, zijn hande vol heijdGa naar margenoot46
Off ik antwoor je met verdriet
Zijn d'uwe vol, de Mijne niet
Want schoon ik kael ben als een Luijs Heer
Zoo maekt nogtans dien Vrek mijn HuijsheerGa naar margenoot50
Gestadig een vervloekt geweld
Om't geen ik niet en heb dat 's Geld.
'K geloof dat de Indiaensche PrulleGa naar margenoot53
U nog een tijd lang plaage sulle
Dies neem ik 't waar, om dat ik weet
Wat liens er zijn in u CaveetGa naar margenoot56
Die onder andere Gebreke
Tot d'Oore toe in 't schrijve steke
Daerom beschaer me zoo je kondGa naar margenoot59
Een Zommetje van drie vier Pond
'K zal seer vernoegt zijn 't zoo te vinde
Zoo niet, al even goede Vriende
'K zal op vrijdags - Beurs PrecijsGa naar margenoot63
Ten half drie, hoor je ThijsGa naar margenoot64
Zoo ik gesond ben bij der hand zijn
Als al de Schagheraars van kant zijn
Zoo gij dan Ja zegt, of maar lagt
Zoo weet dat ik iets goeds verwagt
Maar hoe 't ook zij gij meugd Geloove
Ik zal u van geen tijd Beroove
Dog schud je 't Hooft of zeg je Neen
Soo groet ik je en bruij weer heen.Ga naar margenoot72
| |
Dankzegginge voor 't GenotenenHier heb je weer Een partij MankeGa naar margenoot1
Gedigte om je te bedanke
Je bent een vent als david, Thijs
Wel waard, dat ik je Eeuwig prijs
Om dat je aan Genereuse BolleGa naar margenoot5
Heb Smaak doen krijge in mijn Grolle.
Je denkt, dit is weer Beed'lerij
'T is waar gedagte die zijn vrij
Maar ik wouw wel dat je 't anders noemde
Off het ten minste wat verbloemde
Want Beed'lerij is (op mijn Eer)
Een Trotzige Expressie, Heer
Vooral wanneer je zult bevinde
Dat mijn Versoek Schrift aan de vrinde
Geschreeve, is op de Eijgen trant
Als 't aldergroost Request van 't Land
En dat al 't geen ik doe op 't Spoor isGa naar margenoot17
Van Annetje de Weeu van Joris
| |
[pagina 8]
| |
In't End van de St Jacob StraatGa naar margenoot19
Een vrouw, die er bijster wel mee staat.
En nogtans seer veel aards Gebrek heeft
Om dat 's een vent wat op zijn bek GeeftGa naar margenoot22
Dees vraagd om Guinjes bij 't Millioen.
Niet denkend tegens haar Fatsoen.
Een 's Jaars met een beknopte OratieGa naar margenoot25
De Beurs te vrije van de Natie,
Gelijk ik de uwe doe om Geld,
Waar in se aan ijder een Verteld.
Eerst dat se Groot gebrek aan Poen heeft
Daar naer waar toe s' et al van doen heeft
En krijgt se wat s' is in haar Schik
En dankt de Luij zoo wel als ik
Dies blijkt, dat (schoon ik nog zoo kaal ben)
Ik in dit Cas met haar Egael benGa naar margenoot34
Anders is 't mijn maar Beed'lerij
Om dat ik minder vraag als zij.
Want als (van 't geen wij beijde zegge)
De Stukke bij malkander legge
Is er geen onderscheijd altoos
Als dat ik Rijm en sij spreekt Sproos.Ga naar margenoot40
Ik weet 't is Helde Schimp nog Puntdicht
Vraag je, wat dan, ik antwoord Muntdigt
Een klugtig Zoort van Vaarse, waard
Net zoo veel als mer mee beschaerd!Ga naar margenoot44
In welke den Poeet ParnassusGa naar margenoot45
En Suijvere Hengstebron se tas isGa naar margenoot46
Daar in op geen ander Appollo bouwd
Als die van de Chymiste, 't Goud.Ga naar margenoot48
Maar schoon mijn Beedelgeest wat vlug is
Denkt niet, dat d' Autheur een Plug isGa naar margenoot50
Die op dees wijs zijn tijd verdrijft
Veel min om reputatie schrijft
Want in een Land, daar alles duur is
En 't veel kost, eer de Pot te vuur is
Daar s' Geld de boodschap en die man
Die 't maar bij Scheepels, krijge kan
Behoudens Heer uw Goede gratie
Die veegt zijn Gat aan Reputatie
Gelijk ik hoop dat met Plijsier
Gij ook zult doen met dit Papier.
|
|