Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 22
(2004)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermdJabik Veenbaas‘De oude boom is geveld’ stond er boven de rouwkaart van Theunis Uilke de Vries, die overleed in de vroege ochtend van 21 januari 2005. Het was een even sobere als passende tekst voor iemand die zich in werk en leven zo hartstochtelijk met het aardse en zintuiglijke vereenzelvigde. ‘De woudreus is geveld’ had er wat mij betreft ook kunnen staan, en daarmee was dan de betekenis van zijn kunstenaarschap recht gedaan. Theun de Vries behoorde tot de belangrijkste en meest veelzijdige schrijvers die de twintigste eeuw voortbracht. Hij schreef onder meer romans, gedichten, essays, reisverhalen, hoorspelen, monografieën, toneelstukken en verwierf ook nog eens naam als vertaler. Zijn oeuvre doet in omvang en abundantie denken aan dat van die andere reus: zijn wat oudere generatiegenoot Simon Vestdijk. In Hernomen confrontatie met S. Vestdijk (1968), dat inspirerende boek waarin De Vries een serie gesprekken met Vestdijk opnam, werd het verschil in beider werkwijze nog eens scherp onder woorden gebracht. Waar Vestdijk vooral de romancier was die het individu opzocht in zijn isolement, daar was de prozaïst De Vries de moreel gedrevene, de geëngageerde, die zijn personages plaatste in een sociaal-maatschappelijke context. Eenmaal leidde dat zelfs tot een polemiek in romanvorm. Op Vestdijks roman Rumeiland (1940), waarin de Vries de sociale betrokkenheid miste, reageerde de laatste met De vrijheid gaat in 't rood gekleed (1945) waarin hij beschreef hoe het Caraïbisch eiland Guadeloupe zich vrijmaakte van slavernij en tirannie. Hoofdfiguur van De vrijbeid gaat in 't rood gekleed is de begaafde negerslaaf David, een van de rebellen uit het oeuvre van De Vries. Toe de vele opstandelingen die hij portretteerde behoorden ook Urukagina, de protagonist uit Sla de wolven, herder! (1946), die verbluffende evocatie van de Babylonische voortijd, en Hannie Schaft, om wie hij Het meisje met het rode haar (1956) heen vlocht, mede door de mooie verfilming een van zijn bekendste romans. In zijn studie Ketters (1982), waarvoor hij in 1984 de Henriette Roland Holstprijs kreeg, bracht hij zijn bewondering voor de tegendraadse denker nog eens briljant onder woorden. Van de overvloed aan andere titels noem ik dan nog slechts Het geslacht Wiarda (1936-1958), Het motet voor de kardinaal (1960) en Baron (1987). Ik leerde Theun de Vries persoonlijk kennen toen ik in 2003 de bundel Alles begjint by de dingen / Alles begint bij de dingen maakte, een tweetalige selectie uit zijn Friestalige poëzie, een klein, maar bijzonder onderdeel van zijn oeuvre. Het was een genoegen om met hem samen te werken, daar op de zolder aan de Amsterdamse Egelantiersgracht, vanwaar je uitkeek op de Westertoren. Achter de proteïsche kunstenaar school, zo bleek mij, een vriendelijke, belangstellende man, het volstrekte tegendeel van de geblaseerde arrivist. Ik vroeg hem eens of hij, die toch een rijk, een in alle opzichten voltooid oeuvre op zijn naam had, die vele prijzen had ontvangen, waaronder (in 1963) de P.C. Hooftprijs, nu ook met tevredenheid terugkeek op zijn werk. Een beetje ontdaan was ik wel toen hij me wat misprijzend liet weten dat hij zich dat werk nog veel mooier en groter had voorgesteld. Maar ik bedacht later dat uit deze houding de rusteloze sprak, de man die van boek naar boek werd voortgejaagd en pas van het scheppen kon worden afgehouden toen zijn fysieke neergang hem daartoe dwong. Ik beschouw de bundel Alles begint bij de dingen stiekem als een geschenk waarmee ik Theun de Vries aan het eind van zijn leven kon bedanken voor al die prachtige boeken die hij schreef. In hem verliest de Nederlandse literatuur een fantastische geest, een zeldzame grootheid. |
|