Nu moet ik erbij zeggen, dat mijn ouders enkele jaren in Antwerpen hadden gewoond en mijn moeder in de jaren dertig in onze keuken in Bilthoven misschien wel de enige Nederlandse vrouw was die op vrijdagavond mosselen en frieten voor haar kinderen maakte en naarmate de dampen van deze combinatie de keuken vervulden, begon mijn moeder ‘as van eiges Vlaoms te klappen’, wat zo'n onuitwisbare indruk van intense vrolijkheid en goede sfeer op mij heeft gemaakt, dat ik, zo gauw ik Antwerpen nader, al in het Vlaams begin te denken en - als ik niet oppas - te praten. Dit laatste moet ik, heb ik geleerd in de tijd dat ik gasthoogleraar in Gent en in Leuven was, voorkomen, want Vlamingen huren ons Nederlanders juist in om ‘correct Nederlands’ te spreken.
Een ander ingebakken vooroordeel dat ik nog vóór Brussel moest overwinnen, was dat ik het welletjes vond, al die spellingveranderingen. Ik kwam op de lagere school, toen ik nog door het bosch liep, maar kwam een jaar later via de spelling-Marchand het bos weer uit, leerde daarna nog enkele spellingveranderingen, waarna ik bij het eerste groene boekje aan mijn secretaresse gevraagd heb zo mogelijk daaraan mee te doen en zo nodig haar man, die leraar Nederlands was, te consulteren. Maar nu ik tot interparlementaire verantwoordelijkheden was geroepen, mocht ik mijn persoonlijke geschiedenis niet meer laten gelden, en moest ik omwille van de objectiviteit en het algemeen belang iedere persoonlijke variant in mezelf vernietigen.
Mijn ‘Waar heb dat nou voor nodig’ vond een belangrijk argument in het verrukkelijk verschil tussen het Vlaams en het Nederlands, mijn moederland en mijn vaderland in een taalgebied van 25 miljoen Nederlandssprekenden. Een parlementaire verantwoordelijkheid voor 25 miljoen mensen had ik nog niet eerder op mijn schouders gehad. Nee, Vlaams en Nederlands verdroegen geen gemeenschappelijke spelling of grammatica of syntaxis. Eenheid van taal in Vlaanderen en Nederland zou dezelfde vergissing zijn als het homohuwelijk: een bij wet besloten vierkante cirkel. Daar kwam bij dat het oude groene boekje nog allerlei opties en alternatieven liet bestaan en ik houd er wel van als op een receptie niet iedereen in het uniform van monsieur Colbert loopt. Maar in Den Haag en Brussel komen zulke recepties niet voor; het burgerlijk uniform heeft voorrang.
's Morgens was de voorvergadering, 's middags zouden de ministers komen (Aad Nuis en zijn Vlaamse collega). In de voorvergadering gaf ik mij op als spreker, de eenentwintigste, meen ik me te herinneren. De Vlaamse parlementariërs waren dolgelukkig dat vandaag besloten zou worden tot de spellingherziening. Zij spraken lyrisch over deze dag van glorie en waren verrukt over de eenheid van taal die zou ontstaan. Tot mijn verbazing waren ook de Nederlanders unaniem zeer gelukkig dat het karwei waaraan ze jaren hadden gewerkt, geklaard zou worden en ik begon enkele retouches aan te brengen in de aantekeningen voor mijn speech ‘Waar heb dat nou voor nodig?’ Het werd me trouwens duidelijk dat ik in dit gezelschap van taalpuristen geen enkel doel zou dienen, als ik in Barend Servet-varianten mijn boodschap op tafel zou leggen. De rijkdom van ‘Hun zijn groter als mij’ zou hier pas over enkele eeuwen, en dan nog in de theorie van een gezaghebbend persoon verpakt, kunnen worden uitgestald. De taal is niet gans een volksvertegenwoordiging.
Bij de zeventiende, spreker had ik al mijn vrije Vlamingen uit mijn speech geschrapt en het zalig anarchistisch perspectief van de taal die gans een volk is voor mezelf voorbehouden. De voorzitter had ieder der sprekers gemaand. het kort te houden; bij de tiende spreker wees hij op de ‘lunch’, bij de twaalfde noemde hij het ‘noenmaal’ en bij de vijftiende ‘het feestelijk banket’ dat op ons wachtte. Vlamingen zijn enorme taalstrijders, maar voordat de revolutie bloed kan veroorzaken, moet er goed gegeten worden. Iedere spreker had, geheel in de traditie van het onderwerp, geneuzeld over een n meer en een n minder. Ik besloot mijn anarchistisch perspectief niet in het hongerig verlangen naar een banket te laten verdwijnen en geen gekke Henkie te spelen, nu het vuur der revolutie nog geen vlam kon vatten. Ik hield mijn kruit droog voor de middagvergadering. Voorzichtig heb ik iets gezegd voor het openhouden van meer alternatieven, hetgeen me boze blikken bezorgde. Ik maakte het weer goed door de gastheren bij voorbaat te danken voor het ongetwijfeld royale banket. Want genereuze gastvrijheid kan de Noord-Nederlander van de Vlaming leren.
Het banket wás royaal. Men kan dit beschrijven met behulp van de wijnen. De Champagne, een Veuve Cliquot, liet ik na de