Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 20
(2002)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
Maarten MourikHet was de zomer van '62. Wij, mijn toenmalige vrouw Ariane Amsberg en ik, waren na vier jaar Washington met groot verlof, en zoals dat gaat reisden we stad en land af om familieleden, vrienden en bekenden op te zoeken. Zo belandden we op een bewolkte, winderige dag in de rietlanden van Kalenberg, waar Jacques Bloem en Clara Eggink in een idyllische lat-relatie woonden: hij in een met zijn boeken volgepakt boerderijtje, ‘De Kale Berg’ gedoopt, en zij in een haventje aan de overkant van de weg op haar ‘bodem’, de woonboot ‘De Wijze Uil’. We logeerden op de boot en ik hoor nog de korte klapjes van het kabbelende water tegen de ijzeren wand. De vriendschap tussen Bloem en Ariane dateerde uit de vroege jaren vijftig in Amsterdam, waar hij zich graag liet bewonderen door mooie jonge meisjes. In haar Leven met J.C. Bloem zegt Clara Eggink daarover dat het in het algemeen de bijna- schoolkinderen waren die hem aantrokken, reden waarom ze hem voor ‘a cradlle-snatcher’ uitmaakte. Bloem leek oprecht verheugd zij vriendinnetje van toen weer te zien en ook ik mocht daarin delen; hij gaf ongevraagd positief commentaar op mijn pas verschenen bundel Nomade. Nadat we onze bagage op Clara's woonboot hadden gedeponeerd, staken we de weg over naar De Kale Berg, waar we thee zouden drinken. Daar troffen we Jacques aan in zijn befaamde bibliotheek, die in tientallen rekken op de deel en de vroegere stal was ondergebracht. Hij liep moeizaam schuifelend, zwaar leunend op een dikke stok met een opvallend grote rubberen dop. We vroegen hem bezorgd of hij allang moeite met lopen had, maar nog voor hij kon antwoorden zei Clara snibbig: ‘Niks hoor, pure aanstellerij. Als hij weet dat niemand hem ziet, loopt ‘ie als een kievit tussen zijn boeken.’ We lachten wat verlegen en probeerden Bloem in bescherming te nemen met een: ‘Nou, hij zal er best zijn reden voor hebben.’ Na de thee maakten we een korte wandeling met Clara door het ruisende rietveld, waar ik voor het eerst sinds mijn jeugdjaren weer de karekiet hoorde. Toen we Jacques' boerderijtje weer genaderd waren, zei Clara: ‘Loop nou 'es heel voorzichtig, op je tenen, naar de staldeur. Dan zul je eens wat zien.’ En jawel hoor. Daar liep Jacques kordaat tussen de boekenrekken, in de ene hand zijn onafscheidelijke sigaar, in de andere een boek; zonder stok dus. We begonnen te lachen, en Clara zei triomfantelijk: ‘Zie je nou.’ Eerst wist hij niet wat te doen. Een ogenblik later pakte hij zijn stok, sprong als een soldaat in de houding, presenteerde de stok als een geweer, de dikke knop naar boven, en sprak de, althans in onze familie, onvergetelijk geworden woorden: ‘Rubber
is geen blubber.’
J.C. Bloem. Foto: Hans Roest. Collectie Letterkundig Museum.
|
|