Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 19
(2001)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
Kader AbdolahIn de Perzische taal zijn er een paar boeken waar wij ongelooflijk trots op zijn. Een van die boeken is Shahnamé. Dit grote poëzieboek is het legitimatiebewijs van het Perzische volk. Duizend jaar geleden heeft Ferdosie, de grote dichter, alle oeroude mondiale Perzische mythes verzameld en er een goddelijke bundel van 35.000 strofen van gemaakt. Door de eeuwen heen hebben vertellers die verhalen elke nacht in de theehuizen stuk voor stuk voorgedragen tot ze allemaal de juiste plek in de geest van de Perzische mens kregen. Ferdosie was dertig jaar met dit boek bezig. Shahnamé schittert als een groot stuk oud goud in de Perzische literatuur. Ik heb 21 strofen van het boek voor u in het Nederlands vertaald:
Toen prins Djal te paard op jacht ging, zag hij een jonge vrouw aan het venster. Haar gezicht scheen als de zon in de morgen, haar haar zo zwart als shabaq, haar ogen zo mooi als die van een gazelle, haar lippen zo rood als robijn, en haar zwarte wenkbrauwen hadden de boog van de jonge maan. Djal verloor zijn evenwicht. 's Nachts kon hij niet slapen. Hij vroeg zijn oude bediende of die wilde nagaan wie zij was. Ze heette Roedabé en had bloed van Zahak in haar aders. Zahak was de gruwelijkste koning van Perzië, uit wiens schouders twee slangen waren gegroeid vanwege zijn misdaden. Het volk moest elke dag een jonge man bij de koninklijke keuken inleveren, om zijn slangen met diens hersenen te voeden. Uiteindelijk kwamen de mensen in opstand en doodden zij de koning en zijn slangen. Djal wist meteen dat het een onmogelijke liefde was en dat hij van haar moest afblijven. Diezelfde nacht zat Roedabé in haar bed naar de maan te kijken. De dag daarop reed Djal ver weg van Roedabés huis, maar 's nachts kon hij zijn verlangen niet meer onderdrukken. Hij galoppeerde naar haar venster, waar zij op hem wachtte. Inmiddels had zij haar oude bediende er op uit gestuurd om uit te zoeken wie die ruiter was. Hij bleek Djal, de held, te zijn over wie vele verhalen van moed en schoonheid de ronde deden. Djal hield zich schuil onder het venster, maar wist niet wat hij verder moest doen. Roedabé groette hem. Zij vroeg wat hij zocht in die mooie nacht en waarom hij zijn koninklijke voeten aan haar harde grond bezeerde. Djal gaf haar het ultieme antwoord: ‘De hele nacht heb ik mijn god gevraagd om uw gezicht nog één keer aan mij te tonen. Bedenk iets en laat me naast u komen staan.’ Op dat moment zwaaide Roedabé haar lange zwarte haar uit het venster, boog zich voorover en riep zachtjes: ‘Hier! Jaren heb ik mijn haar voor vanavond lang laten groeien.’ Djal kuste haar lange haar, gooide zijn touw over de vensterbank en klom naar Roedabé toe. Ze omhelsden elkaar en beleefden een van de mooiste Perzische nachten. Zodra het licht door het raam brak, wisten ze dat als straks zijn vader de sjah van hun liefdesverhaal zou horen, hij Roedabé en de rest van haar familie zou afmaken. De sjah hoorde er van. Hij vroeg Djal bij hem te komen, sprak hem in het uiterste geheim toe en waarschuwde hem voor de gevolgen van zo'n huwelijk. Dat Roedabé waarschijnlijk een zoon zou baren die de wraak van Zahak op zich zou nemen. Djal wilde er niets van weten. Hij trok zich terug als opvolger van zijn vader en koos voor Roedabé. In het belang van het koninkrijk besloot de sjah om alle overgebleven familieleden van Zahak te vernietigen. Maar de astrologen hielden hem tegen, zij hadden iets anders in de sterren gelezen. Het huwelijk was juist gezegend en het paar zou een zoon krijgen die het rijk zou redden.
Het is mijn droom om dit boek ooit in het Nederlands te vertalen. Zou het mogelijk zijn? |
|