Willem Jan Cornelis Buitendijk
E.K. Grootes
Onlangs ontving de Maatschappij een legaat ter hoogte van ƒ 6.000 uit de nalatenschap van mevrouw D. Buitendijk-Mulder, weduwe van dr. W.J.C. Buitendijk. Het bestuur heeft, indachtig het werkgebied van dr. W.J.C. Buitendijk, besloten dit legaat toe te voegen aan het Kruyskampfonds.
Willem Jan Cornelis Buitendijk (1906-1981) behoorde tot de nu zeldzaam geworden neerlandici die een volledige leraarsbaan wisten te combineren met een aanzienlijke publicistische activiteit. Zijn benoeming tor lid van de Maatschappij was een blijk van erkenning van zijn wetenschappelijke verdiensten, vooral op het terrein van de letterkunde van de Renaissance. Zijn levensbericht, door W.A. Orneé, verscheen in het Jaarboek 1981-1982.
Buitendijk, afkomstig uit een goed gereformeerd nest, studeerde in 1932 cum laude af aan de Vrije Universiteit. Zijn dissertatie uit 1942, Het calvinisme in de spiegel van de Zuidnederlandse literatuur der Contra-Reformatie, na verschijning door Karsemeijer begroet als ‘hoogst belangrijk’, is nog steeds een onmisbare bron van informatie over de relaties tussen de literatuur van Noord en Zuid in de zeventiende eeuw. Opvallend voor die tijd is zijn afgewogen oordeel ook over de felle bestrijders van het calvinisme, zoals Richard Verstegen. Het kan kenmerkend voor zijn onafhankelijke geest worden genoemd. Hoezeer ook al zijn werk stoelt op een krachtige eigen overtuiging, hij schroomde de kritiek op heersende opvattingen in eigen kring niet. Zo bestreed hij de opvatting dat leden van het PvdA niet aan christelijke scholen benoemd mochten worden en ging hij uitvoerig in op het in zijn milieu verafschuwde werk van Anna Blaman. Zijn recensie van De avonden, waarin afgrijzen zich mengt met een vleug van bewondering, toont vooral de zorg van de pedagoog over de ontworteling van de naoorlogse jeugd. Aan het literatuuronderwijs droeg Buitendijk goede bloemlezingen bij uit het werk van De Decker, Revius en Da Costa. Zijn Nederlandse Strijdzangen is nog steeds de meest gebruikte introductie tot het geuzenlied. Zijn wetenschappelijk werk vond zijn bekroning in de mooie uitgave van Jan Vos' complete Toneelwerken uit 1975.