Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 18
(2000)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermdM.E.H.N. MoutDe politieke aardverschuiving van tien jaar geleden leidde in Midden-Europa tot een nieuwe oriëntering op het Westen. Niet alleen het politiek-maatschappelijke bestel maar ook de talen en culturen van West-Europa mogen zich sindsdien in de belangstelling verheugen van een groeiende groep Midden-Europeanen. Die belangstelling geldt ook de Nederlandse taal- en letter- kunde. Pionierende neerlandici aan Midden-Europese universiteiten compenseren hun vaak ontoereikende middelen met een flinke dosis enthousiasme.
Koninginnedag, ergens in Midden-Europa. De Nederlandse ambassadeur ontvangt. Onder de vele gasten zijn de docenten Nederlands van de plaatselijke universiteit. Vroeger moesten die vervolgens aan hun superieuren of aan de politie rapporteren met wie zij op zo'n receptie hadden gesproken en waarover. Gelukkig liet het geheugen menig academicus geheel of gedeeltelijk in de steek en konden de archieven slechts met nietszeggende mededelingen worden verrijkt. Nu kunnen die docenten onbezwaard dergelijke ontvangsten bezoeken en hoeven ze geen rekenschap meer af te leggen van hun doen en laten aldaar. Ze kunnen zich tegenwoordig geheel concentreren op hun eigenlijke taak: het onderwijs aan de vele studenten die in Polen, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Slowakije en de rest van de regio Nederlands willen leren, en natuurlijk op het eigen onderzoek. Zij zijn nu ook vrij contacten te onderhouden met buitenlandse collega's en nuttige instanties zoals de Nederlandse Taalunie, Nederlandse, Vlaamse en soms ook Zuid-Afrikaanse universiteiten, de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek en uiteraard ook met de betrokken ambassades in hun eigen land. Op het eerste gezicht is alles dus wat makkelijker geworden voor deze neerlandici. Dat is ook zo, maar nog steeds moeten weinig docenten grote inspanningen leveren om de groeiende stroom studenten te kunnen bedienen in een omgeving waarin pioniersgeest en doorzettingsvermogen nog evenzeer gevraagd zijn als in de jaren vóór de grote politieke omwentelingen van 1989-1990. Nederlands in Midden-Europa is gelukkig niet meer een van de talen gesproken door de vijand in het Westen, maar een gewone, keurige Germaanse taal die er graag wordt gehanteerd. De literatuur wordt belangwekkend gevonden en er verschijnen al jaren veel vertalingen. Niet lang geleden kreeg Jerzy Koch (Wrocław) de Martinus Nijhoff-prijs voor zijn vertaling van Multatuli. Hij was de tweede Midden-Europeaan die deze bekende vertaalprijs van het Prins Bernhard Cultuurfonds kreeg, na de vermaarde Olga Krijtová, docente Nederlands en vertaalster te Praag, die hem al in 1969 ontving. | |
Erasmus en ComeniusHet is niet mijn bedoeling hier de hele recente geschiedenis van de neerlandistiek in | |
[pagina 61]
| |
de regio te beschrijven; ik wil alleen de aandacht vestigen op enkele ontwikkelingen van de laatste jaren. Want wat er in een paar jaar tijd uit de grond is gestampt, is wekt bepaald verbazing. Het meest in het oog springend is de toename van universiteiten waar Nederlands kan worden gestudeerd. Het zijn er nu ongeveer veertig: grote afdelingen neerlandistiek in bijvoorbeeld Wrocław, Praag en Wenen bestaan naast kleine centra, veelal nog in opbouw, in bijvoorbeeld Debrecen, Ljubljana en Bratislava. In een grote afdeling met veel studenten kan echter toch een structureel tekort aan docenten heersen. In het Weense Bericht über das Studienjahr 1998/99, gedateerd oktober 1999, wordt bijvoorbeeld dringend gevraagd om meer stafleden teneinde de ongeveer tweehonderd studenten adequaat te kunnen onderwijzen. Behalve het gewone leerprogramma organiseerden Herbert van Uffelen en zijn medewerkers in dat jaar tal van bijzondere evenementen. Natuurlijk waren er talrijke gastcolleges en ‘Autorenlesungen’ met schrijvers uit Nederland en Vlaanderen, maar ook werd er in Wenen een zomerse ‘snuffelcursus’ georganiseerd, waar circa veertig geïnteresseerden met het Nederlands konden kennismaken. Tevens werd - voor de derde maal - het Oostenrijks-Nederlands-Vlaamse zomercollege voor gevorderde studenten gehouden, ditmaal gewijd aan het thema ‘Musik, Sprache und Tradition’ in verband met literaire vertaaltheorie en -praktijk. De studenten schreven en presenteerden onder andere songteksten, en dat alles in een zeer aangenaam oord in het Oostenrijkse Burgenland. De ook van Wenen uitgaande ‘Dokumentationsstelle für niederländische Literatur im Ausland’ kreeg met ‘NedWeb’ een verschijningsvorm op internet. Daar zijn gegevens te vinden over de receptie van het Nederlands in Midden-Europa en over vertalingen uit het Nederlands in een aantal - niet alleen Midden-Europese - talen. Naast een evenementenagenda en studie- en documentatiemateriaal van allerlei aard biedt NedWeb talrijke belangwekkende links die de neerlandicus, of hij nu in Pécs of Brno achter de computer gezeten is, met de buitenwereld verbinden. De bereidheid tot samenwerking en uitwisseling van docenten in deze regio is trouwens opvallend. De onderlinge contacten van het op het ogenblik stormachtig groeiend aantal neerlandici in Midden-Europa zijn aanzienlijk versterkt sinds in 1995 ‘Comenius. Vereniging voor neerlandici van Midden- en Oost-Europa’ werd opgericht. Deze is gezeteld in Olomouc, waar ook een bescheiden wetenschappelijke reeks met de welluidende naam AMOS wordt uitgegeven. Veel docenten werken niet uitsluitend aan hun eigen universiteit, maar trekken geregeld naar elders om hun collega's aldaar bij te staan. Om enkele voorbeelden te geven: Christine Kasper, in Wenen docente voor taalonderwijs en kennis van land en volk (‘Landeskunde’), gaf ook onderwijs in Brno; Stefan Kiedroń, de bezetter van de Erasmus-leerstoel te Wrocław, schoot in Olomouc te hulp toen Nederlands daar van bijvak- naar hoofdvakstudie promoveerde; Leopold Decloedt doceerde niet alleen in Brno, waar de neerlandistiek al lange tijd is gevestigd, maar ook in Bratislava, waar het vak sinds 1990 weer wordt gegeven; Herbert van Uffelen bezocht geregeld Debrecen, om te helpen met de opbouw van het vak aan de Kossuth Lájos-universiteit. Er bestaat sinds 1998 een apart samenwerkingsverband tussen Wenen, Bratislava en Brno dat vooral gericht is op uitwisseling van docenten en gezamenlijke ontwikkeling van onderwijs- en documentatiemateriaal. Een van de activiteiten betreft de ontwikkeling van een curriculum voor zakelijk Nederlands en het bijbehorende studiemateriaal, bestemd voor gevorderde studenten. Gezien de toenemende handelsbetrekkingen van de regio met Nederland en Vlaanderen en het feit dat veel studenten na hun afstuderen, maar soms ook al tijdens hun studie, in het bedrijfsleven terechtkomen, lijkt dat een uitstekend plan. Bratislava in Slowakije en Olomouc in Moravië zijn typerende voorbeelden van de snelgroeiende belangstelling voor het vak in die contreien, en daarom zal ik daar enige aandacht aan wijden. De geschiedenis van de neerlandistiek aan de universiteiten aldaar is nogal opmerkelijk. Van 1929 tot 1959 was het een hoofdvakstudie in Bratislava. Nadat die in het laatstgenoemde jaar om, naar ik aanneem voornamelijk politieke, redenen was opgeheven, was het vak daar geheel weggevaagd. In 1990 ging Wilken Engelbrecht, van oorsprong classicus en nu de grote gangmaker van de neerlandistiek in Olomouc, werkcolleges Middeleeuws Latijn geven aan de Comeniusuniversiteit te Bratislava. Vanuit het instituut voor germanistiek bereikte hem | |
[pagina 62]
| |
het verzoek tevens Nederlands te gaan doceren. Ook in Olomouc heeft hij, naast zijn colleges Latijn aldaar, in 1990 een aanvankelijk als tijdelijk bedoelde cursus Nederlands opgezet. Ook die universiteit had een verleden op het gebied van het vak. Vlak na de Tweede Wereldoorlog had Aimé van Santen, van oorsprong slavist en schrijver van een dissertatie over Kafka (Asmodai in Prag, 1950), er enkele jaren Nederlands gegeven. Na zijn door de politieke omstandigheden gedwongen vertrek in 1951 leek ook hier het vak definitief ter ziele. Pas met de verschijning van Engelbrecht in 1990 kwam er weer leven in de brouwerij. Hij zag kans met hulp van buiten (in het bijzonder van de Nederlandse Taalunie) en met de soms wel, soms niet zo erg welwillende steun van de beide universiteiten zowel in Bratislava als in Olomouc opnieuw een vakgroep te stichten. Vervolgens concentreerde hij zijn werkzaamheden in de laatstgenoemde stad, terwijl zijn opvolgers in Bratislava (Abram Muller en Paul van den Heuvel) sinds 1996 een volwaardige hoofdvakstudie op poten zetten. Een jaar later was het ook in Olomouc zo ver. Om zich te onderscheiden van Praag, waar de klassieke neerlandistiek in al zijn facetten wordt beoefend, besloot men om zich vooral te richten op de opleiding van tolken en vertalers. Daarnaast koestert de opleiding de hoop dat het op den duur mogelijk zal zijn Nederlands als keuzetaal op horecavakscholen aan te bieden, gezien de omvangrijke groep Nederlandstalige toeristen in de Tsjechische Republiek (de grootste groep na de Duitstaligen). Op bescheiden schaal werd bovendien een experiment begonnen door Nederlands op een plaatselijk gymnasium als schoolvak aan te bieden. Olomouc onderscheidt zich van de meeste andere opleidingen in de regio doordat Afrikaans en Fries een vaste plaats in het curriculum hebben. In 1997 organiseerde de vereniging ‘Comenius’ er zelfs een eerste zomercursus Fries, met vijftien studenten en vijf docenten uit alle windstreken van Midden-Europa. In Bratislava wordt een volledig studieprogramma met een zwaar accent op taalverwerving en kennis van land en volk, maar ook met vertaalwetenschap aangeboden. De vakgroep werkt niet alleen nauw samen met Wenen en Brno, maar ook met de lectoraten Nederlandse taal en cultuur te Ljubljana en Zagreb, terwijl het voorts, net als veel andere opleidingen in de regio, contacten onderhoudt met het James Boswell Instituut te Utrecht en de opleiding Nederlands aldaar. | |
Een ‘rare’ taalIn maart 1997 woonde ik het symposium bij ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de neerlandistiek aan de Karelsuniversiteit te Praag. Ik zal me dat feest nog lang herinneren. De Praagse studenten trakteerden ons op zang van Nederlandse kinderliedjes, voordracht van Nederlandse sprookjes en toneelspel (dat laatste bestond uit Herman Heijermans, Het kamerschut). Het was een onbetwist hoogtepunt van een symposium waarbij terugblikken op de geschiedenis van het vak in Praag werden afgewisseld met geleerde voordrachten, de overhandiging van de nieuwe druk van het Nederlands-Tsjechisch woordenboek en een buitengewoon geslaagd cultureel programma door Vlaamse en Zuid-Afrikaanse kunstenaars. Zowel de docenten als de studenten straalden een aanstekelijk enthousiasme en optimisme uit. Na afloop van het symposium formuleerde een Praagse studente het zo: De laatste drie dagen heb ik in het bekende Praagse MÁNES [kunstenaarsclub] doorgebracht: er was een enorm gezellige sfeer en er werd de hele tijd een ‘rare’ taal gesproken. Een taal die we de laatste jaren steeds vaker op straat kunnen horen en waar we (of tenminste de meesten van ons) geen sikkepit van begrijpen. Maar ondertussen kunnen diezelfde studenten al prachtig ‘Ik zag twee uilen heel hard huilen’ zeggen (dankzij de vooraanstaande foneticus Přemysl Janota), kennen ze de Nederlandse literatuur niet alleen, maar vertalen ze ook zelf, en weten ze dankzij Zdenka Hrnčířová, hoofd van de vakgroep, alles van Nederlandse taalkunde. Met de neerlandistiek in Midden-Europa in het algemeen en in Praag in het bijzonder zal het vast wel goed blijven gaan. De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde is geen subsidiegevende, doch een subsidieontvangende instantie. Als het om louter geld gaat, kan zij niet bijdragen aan de bloei van de neerlandistiek in Midden-Europa. Maar ... als individuele leden van de Maatschappij ooit eens wordt verzocht iets, wat dan ook, voor | |
[pagina 63]
| |
die wonderbaarlijk levendige neerlandici in die regio te doen, dan hoop ik dat ze niet zullen weigeren. Ik weet dat sommigen zulke verzoeken graag inwilligen. Om alle anderen nog eens hiertoe aan te moedigen, is dit stuk geschreven. De meeste gegevens voor deze bijdrage betrok ik uit: Jitka Růžičková-Hronová, ‘Het Nederlands in Praag’, Ons Erfdeel 37 (1994), p. 616-620; Zdenka Hrnčířová en Hanny Visser (red.), 75 jaar neerlandistiek in Praag, 75 let nederlandistiky v Praze. Symposion 16-18 maart 1997 (Praag 1997); Studiegids Nederland 1998-1999. Vakgroep Nederlands Comeniusuniversiteit Bratislava-Slowakije (Bratislava 1998); Die Nederlandistik an der Universität Wien. Bericht über das Studienjahr 1998/99 (Wenen 1999); Leopold R.G. Decloedt, Wilken W.K.H. Engelbrecht en Kateřina Málková (red.), 50 jaar neerlandistiek in Moravië. 50 let nederlandistiky na Moravě (Brünner Beiträge zur Germanistik und Nordistik, Band XIII, Sonderheft) (Brno 1999). Met dank aan dr. S.M. Moors. |
|