Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 18
(2000)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
Kader AbdolahIk ben bezig met de vertaling van een oud Perzisch boek. Vertalen kan ik het niet noemen, het is niet ‘vertaalbaar’. Wat doe ik dan? Ik probeer het boek een beetje weer te geven, de sluier een klein stukje opzij te schuiven. Hier, ik pluk er vier hekajaten voor jullie uit:
I. Hekajat Een troep apen woonde in de bergen. Toen de koning der sterren geleidelijk naar het westen daalde en haar lichtgevende gezicht met een donker masker bedekte en het leger van het duister de krijgsmacht van het licht veroverde, liet de koude noordenwind onverwachts de teugels los, galoppeerde en viel de apen van achteren aan. Ze kregen het ontzettend koud en zochten onderdak. Opeens vonden ze een glimwormpje op de grond en dachten dat het een vuurtje was. Ze stapelden haastig dode takken op het wormpje en begonnen er met z'n allen in te blazen. Een vogel die in de boom zat, riep: ‘Apen, dat is geen vuur maar een wormpje dat licht geeft als een lantaarn!’ De apen luisterden niet naar hem. Op dat moment liep er een man voorbij, hij zei tegen de vogel: ‘Laat hen, jouw woorden zullen geen invloed op hen hebben. Het is alsof je met een zwaard op een rots slaat, of suiker onder water bewaart.’ De vogel luisterde niet naar hem. Ze vloog naar de apen toe om uit te leggen wat een glimwormpje was, maar de apen grepen hem en maakten hem af.
II. Hekajat Een vos liep in het donker door een woud. Hij zag een trommel onder een boom liggen. Elke keer als de wind hard waaide, sloeg een tak van de boom tegen de trommel en maakte een eng geluid. Toen de vos de omvang van de trommel zag en het geluid hoorde, dacht hij dat de huid en het vlees van het, voor hem onbekende, beest bij dat geluid moesten passen. De verleiding werd groot. Hij viel de trommel aan en verscheurde hem. Helaas was het niets anders dan hout. Dat speet hem. Hij dacht: ‘Ik wist niet dat iets dat zo groot is en zo'n hard geluid maakt van binnen leeg is.’
III. Hekajat 's Nachts zag een eend de jonge maan in het water. Hij dacht dat het een vis was, wilde hem vangen, maar het lukte hem niet. Tevergeefs bleef hij er lange tijd mee doorgaan. Uiteindelijk gaf hij toe. De volgende dag toen hij een vis in het water zag, dacht hij dat het de maan was.
IV. Hekajat Er was eens een rijke koopman, maar hij was lelijk en onbemind. Hij had een mooie, jonge vrouw wier haar zo donker als de nacht was en haar lichaam was zo schoon als het licht en ze had gazellenogen. De man hield van zijn vrouw, maar zij wilde niets met hem te maken hebben. Ze liet zich niet door hem aanraken. Op een nacht sloop een dief hun slaapkamer binnen. De man was diep in slaap. De vrouw zag de dief, werd bang, kroop onder de dekens en hield haar man vast. De man werd wakker, verbaasd vroeg hij zijn vrouw: ‘Waarom ben je nu ineens zo lief? Waaraan verdien ik deze omarming?’
Ik ben er hard mee bezig, ik hoop eens het resultaat te kunnen laten zien. |
|