Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 18
(2000)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermdWillem HubertsEen ‘misselijker, karakterloozer houding’ dan die van het bestuur van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde kon Wutse zich, zo schreef hij in zijn brochure Sluipend gif, niet voorstellen. Het is slechts een van vele werkjes uit de tweede helft van de jaren dertig waarin de auteurs hun zorg uitten over de teloorgang van wat zij als waardevol en (vooral!) moreel juist achtten. Intrigerend aan juist dit ene boekje is dat de identiteit van de schrijver nog steeds onbekend is. | |
Sluipend gifIn (vermoedelijk het vroege voorjaarGa naar eind1 van) 1937 verscheen bij de in Den Haag gevestigde ‘Uitgevers Mij. “De Batavier” N.V. i.o.’ de brochure Sluipend gif, van de hand van ene Wutse. De schrijver keert zich in felle bewoordingen tegen de teloorgang van de in zijn ogen grote en belangrijke morele en culturele waarden van het Nederlandse volk. Hij roept op tot een zuivering der Nederlandse cultuur, zodat de oude waarden, die eens een zinvolle leidraad voor cultuur en samenleving vormden, in ere zullen worden hersteld. Pas dan zal - nog altijd volgens deze Wutse - duidelijk worden waartoe het Nederlandse volk cultureel, politiek en moreel in staat is. In het bijzonder richt Wutse zijn gifpijlen | |
[pagina 48]
| |
op al hetgeen hem in de contemporaine Nederlandse literatuur niet bevalt - en dat is nogal wat. Schrijvers als Marsman, Ter Braak, Vestdijk, Du Perron en Greshoff moeten het ontgelden. Zo wordt het literaire werk van Du Perron door Wutse gekwalificeerd als ‘smeerlapperij in het kwadraat, onder den beschermenden titel “groot-nederland” aan den nederlandschen haard gelezen door eerbare moeders, vaders en hun kinderen’. En Marsmans Penthesileia bestond volgens hem uit ‘pornografie in een dichterlijk kleed. Een man, die zich verstout dergelijke liederlijkheden te schrijven, verdient slechts dat hem belet wordt zijn verpestenden adem te laten strijken over het Nederlandsche Volkslichaam.’ Wat Wutse daarbij bijzonder ergert, is dat zulk werk niettemin hoge waardering ten deel viel. Juist Marsmans Penthesileia was immers zeer recent bekroond door de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, volgens Wutse ‘het hoogste gezagsorgaan in de beoordeeling van letterkundige voortbrengselen’. De samenstelling van bestuur en commissies van de Maatschappij, gevormd door ‘een geestelijke élite’ en ‘een zeer gemengd gezelschap’, waarborgt een neutrale en objectieve beoordeling van letterkundige beoordelingen, dat erkent Wutse grif, maar hij stelt juist ‘als eisch aan dit beoordeelingsinstituut, dat het subjectief oordeele en wel vanaf het standpunt, dat het geestelijk welzijn van ons Volk worde bevorderd op de meest krachtige wijze, in den meest positieven zin.’ De bekroning van Penthesileia is daar duidelijk geen voorbeeld van. Weliswaar was de toekenning van de C.W. van der Hoogt-prijs voor Penthesileia met nogal wat strubbelingen tot stand gekomen,Ga naar eind2 maar die kwamen niet voort uit reserves jegens de kwaliteit of het zedelijk gehalte van de bundel maar uit angst van het bestuur om de Maatschappij-kritische Marsman nieuwe wapens te verschaffen in een oude polemiek. Ook daarom laakt Wutse het bestuur: ‘Kan men zich misselijker, karakterloozer houding voorstellen. En dat van menschen, die onder Vorstelijke bescherming werken?’ Wie was deze Wutse, die de Maatschappij er (mede) verantwoordelijk voor hield dat mogelijkerwijs ‘een Nederlandsch meiske naar den bekroonden bundel greep’ en aldus blootgesteld werd aan ‘platte zinnelijkheden’ en ‘onkoelbare geilheid’? | |
Kees Hazelzet?Allereerst Wutses politieke achtergrond. Voor publicatie van zijn geschrift kiest Wutse een uitgeverij met als naam De Batavier, een naam die verwijst naar Neerlands roemrucht verleden. In nationaal-socialistische en aanverwante kringen zal deze verwijzing als een herkenbaar symbool hebben gefungeerd. De relatie met het (in onze hedendaagse ogen al dan niet vermeende) Germaanse verleden zal duidelijk zijn. In zijn inleiding merkt Wutse op ‘dat de politieke ontwikkeling van een Volk moet wortelen in zijn cultuur’: een uitlating die hem ter rechterzijde van het politieke spectrum plaatst en die geheel overeenstemt met bijvoorbeeld de uitlating ‘dat politiek en cultuur zich in wezen niet laten scheiden’, te vinden in de brochure Om de nieuwe cultuur van de nationaal-socialistische auteur George Kettmann. Dat Wutse sympathiek staat tegenover het nationaal-socialisme blijkt uit zijn bespreking van de rel rond de opvoering van het toneelstuk De beul.Ga naar eind3 Hij kiest daar onomwonden de zijde der nationaal-socialisten. Een andere aanwijzing die het ons toestaat hem in het kamp der nationaal-socialisten te plaatsen is zijn stijl. De manier waarop Wutse in geschrifte tekeergaat is kenmerkend voor wat in een groot aantal nationaal-socialistische publicaties uit de tweede helft van de jaren dertig naar voren komt: platvloers gescheld, op dreigende toon geformuleerde waarschuwingen en een argumentatie die gestoeld is op een bewijsvoering die voor niet-nationaal-socialisten nauwelijks invoelbaar is. Tot slot maakt natuurlijk zijn onverholen antisemitisme duidelijk dat Wutse aan de zijde der nationaal-socialisten opereert. Bevestiging daarvoor vond ik in het feit dat de enige andere publicatie die ik van Wutse ken - een artikel over Vestdijk - op 24 december 1938 verschenen is in Het Licht, een NSB-blad uit het toenmalige Nederlandsch-Indië.Ga naar eind4 Zoals bekend onderscheidde het vooroorlogse Nederland zich onder meer van de ons omringende landen door zijn ver doorgevoerde verzuiling. In hoeverre is Wutse in dit krachtenveld te plaatsen? En werpt dit misschien enig licht op de zaak? Uit de inhoud van Sluipend gif valt op te maken dat de auteur naar alle waarschijnlijkheid niet afkomstig zal zijn uit katholieke, socialistische of liberale kringen. Daar namelijk al deze | |
[pagina 50]
| |
Advertentie in ‘De Batavier’.
geestesstromingen worden aangevallen, en - zeer opvallend - de protestants-christelijke niet, neem ik aan dat de auteur hier te situeren is. Nu blijven er niet zoveel mogelijke kandidaten over, gezien het beperkte aantal nationaal-socialistische literatuurcritici. Enkelen die in aanmerking zouden kunnen komen, zijn Martien Beversluis, Nico de Haas, Alfred Haighton, Kees Hazelzet, George Kettmann en George de Sévooy (die ook onder het pseudoniem Johan Ponteyne actief geweest is). Ook zou de op dat moment in Nederland wonende en werkende Vlaamse activist Jef Hinderdael in aanmerking kunnen komen, gezien de teneur van de in De Hollandsche Post (een door hem uitgegeven periodiek) voorkomende literaire artikelen. Van de zes genoemden geef ik Hazelzet een reële kans. Cornelis Petrus Maria Hazelzet, geboren op 17 maart 1900 te Rotterdam, was als reizend redacteur verbonden aan De Maasbode. In 1925 publiceerde hij In het land van Mussolini. Italiaansche indrukken en in 1932 de fascistische jeugdroman Nul komma nul. Roman van een Nederlandschen jongen. Na de oorlog publiceerde hij vele werken over de stad Rotterdam. Blijkens een overlijdensadvertentie aanwezig in het Centraal Bureau voor de Genealogie is hij op 19 januari 1987 te Rotterdam overleden. Vlak voordat Wutse zijn Sluipend gif publiceerde, verscheen van de hand van deze Hazelzet een uit vijf delen bestaande artikelenserie in Het Nationale Dagblad, een uitgave van de NSB. In deze reeks, getiteld ‘Het moeras onzer letterkunde’, bespreekt Hazelzet op soms dezelfde wijze grotendeels dezelfde zaken als Wutse dit doet. Een afbeelding van een van de artikelen uit deze reeks siert overigens het omslag van Sluipend gif, samen met diverse andere, soortgelijke publicaties. Hoe dit ook zij, verder dan dit durf ik niet te gaan. | |
Arie van der Oord?Vervolgens enkele gegevens betreffende uitgeverij De Batavier en haar initiatiefnemer. De man erachter was een zekere Arie van der Oord, geboren op 17 juni 1889 te Nieuwe Niedorp, in Noord-Holland. In de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw had hij twaalf jaar in Duitsland gewoond en gewerkt, waardoor hij naar eigen zeggen ‘zeer pro-duitsch geworden’ was.Ga naar eind5 Op 15 oktober 1936 riep hij te Den Haag de uitgeverij in het leven maar op 23 mei 1941 kwam aan het bestaan ervan een einde. Ten gevolge van het staken der werkzaamheden besloot de Haagse Kamer van Koophandel tot opheffing.Ga naar eind6 Medio 1940 was Van der Oord woonachtig te Amsterdam. Tezelfdertijd werd hij lid van de NSB. In 1941 komen we hem | |
[pagina 51]
| |
weer tegen, nu als redacteur van het beruchte tijdschrift De Misthoorn, een ‘sociaal-politiek weekblad’, zoals op de titelpagina staat aangegeven. In werkelijkheid was het een virulent antisemitisch scheldblad. Op 7 juni 1941 trad hij toe tot de Germaansche SS. Kettmann beschreef in 1952 Van der Oord als volgt: ‘Van Oord, die vele politieke zangen in het genre Speenhoff op zijn naam had staan [...] nam in 1942 niet meer actief deel aan De Misthoorn.’Ga naar eind7 In een brief wordt Van der Oord als volgt gekarakteriseerd: ‘Voor de oorlog een maatschappelijke non-valeur, vissend in troebel water als quasi-idealist; in de eerste jaren van de oorlog een pur-sang collaborateur, die door zijn politieke gezindheid eindelijk een kans kreeg; om een klein vermogen te verzamelen (vermoedelijk belegd in joodse huizen [...]; tegen de afloop van de oorlog [...] de “goede” vaderlander die geld beschikbaar stelde voor het goede doel.’Ga naar eind8 In de jaren vijftig was Van der Oord woonachtig in Spanje - of hij Nederland heeft verlaten om aan de Bijzondere Rechtspraak te ontkomen, is niet duidelijk. Misschien (en ik acht het zelfs goed denkbaar) was Arie van der Oord zélf de auteur van Sluipend gif. Een aantal passages in Sluipend gif ondersteunt deze these. Zo lijkt de stijl van het ‘Voorwoord van den uitgever’ wel erg op de stijl van Wutse. Ik geef een voorbeeld: Wij twijfelen er niet aan, of dit boekske zal een storm van verontwaardiging en protest doen opgaan. Menigeen zal gegevens kunnen verschaffen, die bij een volgende publicatie van dienst zullen blijken te zijn. Degenen, die op deze wijze wenschen mede te werken aan de bestrijding van de zedelijke verwording, welke nu sinds tientallen jaren ongehinderd werkzaam is, ja van officieele zijde wordt aangemoedigd, kunnen hun mededeelingen, mits schriftelijk en onderteekend, aan het adres van de uitgeverij zenden. Onzerzijds zal voor doorzending aan den schrijver worden zorggedragen. Aan het ‘Naschrift van den schrijver’ ontleen ik de volgende passage: Volgens de mededeelingen van den Minister, welke wij ontleenen aan ‘De Telegraaf’, is het voor iedereen duidelijk, dat Uit de geciteerde passage uit het voorwoord blijkt dat de uitgever van mening is dat de in het boekje gesignaleerde morele verwildering van officiële zijde wordt aangemoedigd. Ook de auteur is deze mening toegedaan: ‘Wij zouden aan deze kwestie geen aandacht besteden, ware het niet dat wederom een schril licht valt op de zedelijke verwording, waaraan ons Volk ten prooi valt onder aanmoediging van officieel nederland.’ In het voorwoord gebruikt de uitgever het verkleinwoord boekske. Wutse gebruikt herhaaldelijk het woord meiske, bijvoorbeeld in: ‘Een Nederlandsch meiske, welks opgemaakt gezichtje en eentonig-gevoellooze stem deden denken aan een valschen gevel, waarachter zich de ruïne van een bezielend cultuurleven verbergt.’ Zowel uitgever als auteur hanteren de pluralis majestatis, schrijven in lange zinnen met veel bijzinnen en maken gebruik van een verouderd, semi-plechtstatig Nederlands. Daarbij was Van der Oord journalist, | |
[pagina 52]
| |
zodat het handwerk van de schrijver hem niet onbekend zal zijn geweest. Zekerheid is er uiteraard niet. Biedt, ten slotte, het pseudoniem zelf wellicht een aanknopingspunt? Spelend met verschillende mogelijkheden viel mij in dat Wutse een anagram van Stuwe is en moest ik denken aan de gezusters Reyneke van Stuwe, die samen met Willem Kloos woonachtig waren aan de Regentesselaan te Den Haag. Schuin tegenover hen woonde aan het eind van de jaren dertig een tijdlang Arie van der Oord... Maar dat zal allemaal wel toeval zijn. Ooit wordt vast nog wel eens bekend wie zich achter het pseudoniem Wutse verschool. Tot nader order acht ik Arie van der Oord de man achter Wutse.Ga naar eind9 |
|