Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 18
(2000)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
Kader AbdolahWil je naar huis terug? Oké, pak een gedicht van Aboe Abdollah Djafar ebne Mohammade Roedaki. Hij is niet de eerste Perzische schrijver. Maar hij is een dichter die de jonge Perzische taal van meer dan duizend jaar geleden op een krachtige manier heeft vormgegeven. Van zijn werk zijn niet meer dan een paar gedichten overgebleven. Een paar en nog een half gedicht. Ik pak dat halve gedicht van hem. Het gaat over heimwee en het verlangen naar huis. Ook schemert in dit gedicht een beetje de visie van Roedaki over de literatuur door. Of het verhaal rondom dit gedicht waar is of niet, het gaat over de sultan en zijn soldaten. De sultan wil niet ophouden met de oorlog en het veroveren van andere landen. Hij wil nog veel verder gaan. Maar de soldaten zijn moe. Ze willen naar huis. Alleen durft niemand dat tegen de sultan te zeggen. De vizier probeert om de sultan (bedekt) te laten weten dat ze naar huis terug moeten. Maar de sultan luistert niet. De hoge militairen durven hun mond niet te openen om te zeggen dat met een leger dat naar huis verlangt geen overwinning mogelijk is. De soldaten gaan naar Roedaki. Ze pakken hem bij zijn mantel en smeken hem om te toveren met zijn woorden. Aboe Abdolah Roedaki blijft de hele nacht in zijn tent. 's Ochtends vroeg als de zon opkomt, gaat hij naar de sultan. ‘Wat heeft Roedaki voor de sultan in de vroege morgen?’ ‘Een vers gedicht’, zegt Aboe Abdolah. ‘Voorlezen!’ Roedaki zegt het gedicht zo op: Boeje djoeje Moelijan ajad hami. In het gedicht is sprake van twee rivieren. Een huisrivier die Moelian heet. En de soldaten verlangen naar haar. De andere rivier heet Amoei en stroomt in den vreemde. Deze is gevaarljjk en belemmert de weg naar huis. Een vertaling van het gedicht is onmogelijk. Het geheim verdwijnt onherroepelijk als ik het vertaal. Toch hier een letterlijke poging: De wind draagt de geur van de rivier De sultan kan het niet meer weerstaan. Hij springt op zijn paard en de soldaten gaan door de gevaarlijke rivier Amoei terug naar huis. Het doet er niet toe of net verhaal waar is of niet. Het gaat niet om het verhaal, maar om een half gedicht dat meer dan duizend jaar geleden geschreven is en nog altijd en voor altijd in het vaderland wordt geneuried. Een magisch gedicht dat je aan het bestaan, aan het heelal en het geheim verbindt en naar huis stuurt. Het is een gedicht dat Kader Abdolah soms nodig heeft om op te zeggen. Net als nu: Boeje djoeje Moelijan ajad hami. |
|