Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 17
(1999)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermdInleidingOnlangs publiceerde uitgeverij De Graaf in Nieuwkoop onze catalogus van Nederlandse drukkersmerken Dutch Printer's Devices 15th-17th century: twee delen catalogus, een deel registers en een CD-ROM met het volledige gegevensbestand. Natuurlijk zouden samenstellers hun uitgever een dienst bewijzen door te beweren dat met een publicatie van deze omvang ‘het’ Nederlandse drukkersmerk in kaart is gebracht. Hoe aantrekkelijk woorden als ‘definitief’, ‘afgerond’, en ‘geen open einde’ ook klinken, in dit geval is er alle aanleiding om wijzer te zijn. Ten eerste dekken de opgenomen merken slechts het bezit van de drie bibliotheken wier zestiende- en zeventiende-eeuwse drukken inmiddels door de Short Title Catalogue Netherlands (STCN) zijn gecatalogiseerd: de Koninklijke Bibliotheek en de universiteitsbibliotheken van Leiden en Amsterdam. Dat wil zeggen dat ‘slechts’ 80.000 van de geschatte totaalproductie van 300.000 edities zijn verwerkt. Ten tweede zijn er geen gegevens opgenomen over achttiende-eeuwse drukkersmerken, ofschoon ook die sinds enige tijd door de STCN aan ons worden doorgegeven. Ten slotte hebben wij, en die handicap delen we met alle onderzoekers van historisch beeldmateriaal, onvoldoende greep op de inhoud van visuele bronnen, ook van die bronnen die voor het begrip van bijvoorbeeld drukkersmerken van groot belang zijn. Men denke aan de emblematiek en teksten van Erasmus zoals de Adagia. We weten dus dat we in een aantal gevallen de betekenis van merken niet hebben kunnen achterhalen en we weten vooral ook dat ons zicht op de receptie en het gebruik van emblemen en merken beperkt is.
Dat er vrijwel geen iconografische gegevens via beelddatabanken opvraagbaar zijn, heeft ons er niet van weerhouden in onze catalogus de iconografie van de drukkersmerken gedetailleerd te beschrijven en te indexeren. Door dat systematisch te doen met behulp van de gecontroleerde terminologie van Iconclass, hebben we in elk geval zelf een begin gemaakt met zo'n beeldverzameling. Daarnaast zijn de bij de merken horende motto's in een alfabetisch register opgenomen en ze zijn tevens via de CD-ROM op woordniveau te doorzoeken. We willen hier eens aan de hand van een enkel voorbeeld laten zien tot welke zoekmogelijkheden die aanpak heeft geleid. Daarbij putten we niet alleen uit de catalogus drukkersmerken, maar ook uit enige embleemboeken die we inmiddels op een vergelijkbare manier hebben ‘verwerkt’. | |
[pagina 31]
| |
Aanleiding voor onze exemplarische en dus beperkte zoektocht is een citaat uit een beroemde brief van Harman Schinckel.Ga naar eind1 Op 23 juli 1568 werd deze Delftse drukker geëxecuteerd wegens het drukken van protestantse teksten. In zijn ‘Aller-laetsten Brieff van af-scheyt, geschreven aen syn Jongste Kint en Soone Bruyn Harmansz. Schinckel, geluckigher geheugenisse’ geeft Schinckel aan zijn zoontje Bruyn, dan nog ‘geen ander hallef Jaer out’, de volgende goede raad: ‘Weest altoos vigilant en arbeytsaem, vertrout op den Almachtigen, ende ghy sult ghewisselyck syn seghen ontfangen’. Hij voegt er nog aan toe: ‘u Vaders doot en sal u niet te verwyt staen, want ick om geen schandelycke stucken en lyde’. Ons ontglipt wat Schinckel precies dacht bij de termen vigilant en arbeytsaem. Hij weidt daar verder niet over uit en dus hebben we de bronnen niet voor een nadere analyse van zijn individuele woordgebruik. Is daarmee de vraag naar wat Schinckel precies bedoeld heeft met zijn raadgeving niet bijster zinvol, de vraag naar wat hij met die termen voor ogen gehad kán hebben, is dat wel. De omweg die we bij de beantwoording daarvan moeten afleggen, behelst namelijk de constructie van een historische context waarin deze woorden en de associaties en beelden die zij kunnen oproepen, een plaats krijgen. Voor dat hele traject ontbreekt hier natuurlijk de ruimte. Wel hebben we de gelegenheid om aan de hand van een enkel voorbeeld te laten zien dat ook een bescheiden bron als het drukkersmerk als vertrekpunt kan dienen om aspecten van die culturele context op het spoor te komen. De werkhypothese is dan dat de wijze waarop de woorden gebruikt zijn in motto's of gecombineerd zijn met beeldmotieven, inzicht kan verschaffen in hun betekenisrijkdom. | |
Woorden en beeldenHoe gaan we te werk met de drie typen gegevens die voor zo'n vraag in het bijzonder relevant zijn: de motto's en de iconografie van de merken en de uithangtekens van de winkels van drukkers en boekverkopers? Omdat woorden de aanleiding voor onze vraag zijn, ligt het voor de hand dat we daarop beginnen te zoeken. Aan de hand van de motto's die we zodoende vinden, zoeken we verder naar beelden die met die spreuken gecombineerd kunnen zijn. De iconografische beschrijving van die beelden is vervolgens weer uitgangspunt voor verdere zoekacties. Zo vinden we van de term vigilant - waakzaam, of wakker - de volgende varianten: vigila, vigilate, vigilantia, vigilance en vigilem. Door de ‘wildcard’ - vigil* - te gebruiken kunnen we in één keer op alle varianten zoeken; ook is het mogelijk de Nederlandse vertaling waakt en varianten van wacht* aan de zoekvraag toe te voegen. Die gecombineerde vraag levert al 27 merken op, dus we zullen ons moeten beperken tot de meest veelbelovende. | |
De waakzame kraanvogelEen naar links gewende vogel op een menselijke schedel houdt een steen in zijn rechterpoot. Op de spreukband in zijn snavel staat ‘Vigilate’ (waakt). Tussen 1562 en 1567 werden drie varianten van dit merk gebruikt door Dierick Gerridt Horst, een Leidse drukker wiens winkel was gevestigd ‘sub grue aureo’ (onder de gouden kraanvogel). De geschiedenis van het gebruik - de naam van Horst is de enige die met deze drie merken verbonden | |
[pagina 32]
| |
is - en de uniforme iconografie van de varianten laten er weinig twijfel over bestaan dat het uithangteken van de winkel van Horst er ongeveer zo heeft uitgezien. Het motief van de ‘wakende kraan’ is gebaseerd op verhalen die sinds de klassieke oudheid over het dier de ronde doen.Ga naar eind2 Erasmus geeft in zijn adagium III vi 68 - Grues lapidem deglutientes (kraanvogels die kiezelstenen ‘slikken’) - een aantal antieke beschrijvingen weer van kraanvogel-gedrag, waarbij hij onder meer uit Plinius' Naturalis historiae citeert. Deze antieke ornithologische ‘waarnemingen’ verklaren waarom het dier geschikt is als zinnebeeld van waakzaamheid, oplettendheid en een vooruitziende blik. Kraanvogels vliegen doorgaans op grote hoogte en hebben zo'n krachtige vleugelslag dat omlaag kijken tijdens de vlucht problemen oplevert. Daarom nemen ze in hun snavel stenen mee die ze kunnen laten vallen als ze moe worden. Aan het verschil in het geluid dat de steen maakt als hij in het water dan wel op het land valt, hoort de kraanvogel of hij kan rusten of niet. Meer algemeen bekend is dat een rustende zwerm kraanvogels wachtposten uitzet die een steen in hun opgeheven poot houden tijdens de wachtdienst. Wanneer een wachter zich door slaperigheid teveel ontspant, valt de steen... De leider van de zwerm, aldus Plinius, blijft echter altijd waakzaam en kijkt met opgeheven hoofd in het rond. Ten derde gebruiken kraanvogels bij het oversteken van de Zwarte Zee kiezels en zand als ballast waarvan ze zich tijdens de vlucht ontlasten, waarschijnlijk opdat het restant van de tocht lichter lijkt. Ook al is hiermee duidelijk waarom een kraanvogel van oudsher een passend symbool is voor begrippen als waakzaamheid en wakkerheid, toch laten een paar aspecten van het merk van Horst zich daarmee niet volledig verklaren. De kraanvogel meldt niet dat hij zelf waakt, maar roept de beschouwer op tot waakzaamheid en geeft zelfs door een toegevoegde spreuk aan waartoe die waakzaamheid kan leiden.Ga naar eind3 Zo'n boodschap is in overeenstemming met het moraliserende karakter van vele emblematische uitingen. Verder brengt de mensenschedel de waakzaamheid in verband met de dood, een associate die we in de bijbel meermalen tegenkomen. | |
‘Waakt dan, want gij weet den dag noch het uur’Met name Marcus en Mattheus roepen meermalen op waakzaam te zijn opdat de mens niet verrast wordt door de komst des Heren. Wellicht de meest bekende bijbeltekst waar het woord vigilate deel van uitmaakt is de moraal van de parabel van de wijze en dwaze maagden, Mattheus 25:13: ‘vigilate itaque quia nescitis diem neque horam’ (waakt dan, want gij weet den dag noch het uur). Men moet te allen tijde voorbereid zijn, zoals de vijf wijze maagden, om toegang te krijgen tot het koninkrijk der hemelen. Andere voorbeelden van de associatie van waakzaamheid, de tijd en de dood vinden we in Mattheus 24:42: ‘vigilate ergo quia nescitis qua hora Dominus vester venturus sit’ (waakt dan, want gij weet niet, op welken dag uw Here komt) en Marcus 13:33: ‘videte vigilate et orate nescitis enim quando tempus sit’ (ziet toe, waakt en bidt, want gij weet niet, wanneer het de tijd is). De verbinding van het symbool voor waakzaamheid met symbolen van de dood en de tijd vinden we in vier merken die net als de merken van Horst een kraanvogel tonen, met een steen in de klauw geklemd en met een spreukband met ‘vigilate’ in de snavel. In deze varianten ligt de schedel tegenover de vogel op de grond met erbovenop een zandloper. Voor zover nu bekend, is een van deze vier merken uitsluitend in Leiden gebruikt, door Jan Bouwens. De andere drie komen we tot 1625 in Leiden en vanaf 1645 in Den Haag tegen. Mattheus 25:13 komen we, in de vorm van de parafrase ‘waakt en bidt met vlijt, gij weet uur noch tijd’, verder nog tegen bij een merk dat een in gebed geknield gezin toont. Van dit merk hebben we tot nu toe drie varianten geregistreerd, daterend van 1611 tot 1656. | |
Waken en werkenDe brandende lamp die de vijf wijze maagden van de vijf dwaze onderscheidt, is ook een van de attributen die Cesare Ripa in handen geeft van Vigilanza in zijn Iconologia, waarvan de eerste geïllustreerde editie dateert van 1603. In de woorden van zijn Nederlandse vertaler en uitgever Dirck Pietersz Pers: ‘Een Vrouwe met een Boeck in de rechter hand, in d'ander een Roede met een ontsteken Lampe, ter sijden staet een Kraen, die een steen in de klauw heeft’. De lamp geeft de personificatie meer reliëf omdat ze benadrukt dat wakkerheid zelfs geboden is tijdens de uren die normaal voor de slaap gereserveerd zijn. De term Vigilantia komt voor bij elf drukkersmerken in twee verschillende woordcombinaties. ‘Studio et Vigilantia’ is de spreuk bij een drietal merken van Pieter van der Aa, in gebruik vanaf 1695.Ga naar eind4 ‘Labore et Vigilantia’ - door werk en wakkerheid - is het motto bij acht merken van Arnout Leers en zijn navolgers. Op grond van hun iconografie kunnen we deze acht merken in twee groepen verdelen: vijf ervan tonen de personificatie van Vigilantia in overeenstemming met de beschrijving van Ripa. | |
[pagina 33]
| |
Dat wil zeggen: een vrouw met een open boek, zij het in de linkerhand in plaats van de rechter, in de andere hand een olielamp en naast haar een kraanvogel. Door Ripa niet genoemd, maar zowel in de illustraties van de Iconologia als in de merken van Leers aanwezig, is de grote rechthoekige steen waar Vigilantia een voet op laat rusten. Het tweede begrip, Labor, wordt verbeeld door de ploegende en maaiende boeren op de achtergrond. In de drie andere merken met het motto ‘Labore et Vigiliantia’ is de vrouw zittend afgebeeld, lezend in een boek terwijl ze zichzelf bijlicht met een olielamp. Ook hier rust een van haar voeten op een rechthoekige steen. In plaats van een kraanvogel vergezelt haar nu een haan. Labor is hier verbeeld door een man die tegenover de studieuze Vigilantia aan het spitten is. De haan is een attribuut van Vigilantia volgens de tweede definitie die Ripa daarvan geeft ‘omdat ons de Haen des nacht door zijn gewoonlijck gekray opweckt, en nimmermeer naelaet de verborgene onderwijsinge van de natuyre, te gehoorsaemen, leerende alsoo den Mensche de Wackerheyt’. De lamp moet, volgens dezelfde definitie, duidelijk maken dat de duisternis ons niet hoeft te verhinderen ‘loflijke werken’ te doen. Ter ondersteuning daarvan haalt Ripa Demosthenes aan, die eens verklaarde dat hij om een goed redenaar te worden meer olie dan wijn had gebruikt, ‘verstaende by de Oly de naerstigheyt, en by den Wijn de dertelheyt’. In de Engelse uitdrukking ‘burning the midnight oil’ klinkt dit verband tussen hard werken en wakker zijn op ongebruikelijke uren nog na. Weliswaar moeten we haan en olielamp interpreteren volgens deze uitleg bij Vigilantia, maar voor de iconografie van de tweede variant van zijn merk is Leers te rade gegaan bij de personificatie van Studio.Ga naar eind5 De verbinding van Vigilantia met werk en, meer bepaald, met studie komen we ook al eerder tegen in de embleemliteratuur. Een voorbeeld daarvan dat, in tegenstelling tot de merken van Leers,Ga naar eind6 ruwweg contemporain is met de brief van Schinckel, vinden we in de Emblemata (1565) van Schinckels vriend Hadrianus Junius. In het vijfde embleem van deze bundel, met als motto ‘Vita mortalium vigilia’ (het leven der mensen is waken), stelt Junius dat doorwaakte nachten doorgebracht boven de boeken een voorwaarde zijn voor roem. Wie luiert wacht de vergetelheid. De bijbehorende ‘pictura’ toont een studeerkamer met een tafel waarop een brandende kaars staat tussen een zandloper en een opengeslagen boek. Naar een tweede thema verwijst Ripa's opmerking in zijn alternatieve definitie van Vigilantia, dat de haan altijd de ‘onderwijsinge van de natuyre’ gehoorzaamt. In zijn Dialogo dell'imprese militari et amorose (1574) geeft Paolo Giovio de Latijnse versie hiervan - ‘Officium natura docet’ - als motto mee aan de afbeelding van een kraanvogel met een steen. Ook dit thema heeft zijn weg naar drukkersmerken gevonden, getuige het merk dat de Antwerpse drukker Jean Cordier in 1585 heeft gebruikt. Met andere woorden: zowel haan alskraanvogel kunnen als metafoor voor de wakkerheid gebruikt worden, maar tevens als voorbeeld van hoe de natuur hen leert hun functie te vervullen. | |
De wakkere hondNaast de haan en de kraanvogel komen we nog een derde dier tegen dat wakkerheid kan uitdrukken: de hond. Die vinden we via de woordenlijst der uithangtekens op ‘inden wackeren hondt’ en ‘sub cane vigilanti’, de naam die de winkel van Jodocus Hondius waarschijnlijk sinds 1605, maar in elk geval in 1611 droeg. De houtsnede van Serwouters toont de wakkere en trouwe viervoeter in de hoofdvoorstelling maar ook in de rand. In de randversiering van een merk dat Serwouters maakte voor de boekverkoper Jacob Pietersz. Wachter zien we een opeenstapeling van attributen van waakzaamheid: een kraanvogel, een haan, een zandloper, trompetterende engelen en honden. De centrale voorstelling van dit merk, dat Wachter in 1617 heeft gebruikt, heeft de beperkingen van de mensejijke waakzaamheid tot thema, getuige het motto, ontleend aan psalm 127: ‘soo de Heere de stat niet en bewaert, soo waken de wachters tevergeefs’. Ook in de winkelnaam zette Wachter het spel met zijn naam voort: ‘in de (jonge) wachter’. Als we op basis van een zo beperkte vraag al diverse aanknopingspunten voor verder onderzoek kunnen vinden, dan is de verwachting gerechtvaardigd dat een systematisch bewerkt corpus van bronnen - zoals gezegd, | |
[pagina 34]
| |
naast drukkersmerken embleemboeken, de Adagia van Erasmus, maar ook volgens ‘gemeenplaats’ geordende citatenverzamelingen,Ga naar eind7 titelillustraties en gelegenheidsgedichten - werkelijk een fundament kan bieden voor een vraag zoals we hierboven stelden: wat kan Schinckel bedoeld hebben met ‘Weest altoos vigilant en arbeytsaem’?Ga naar eind8 |
|