Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 16
(1998)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
Camera Obscura annotata VII‘Er zat een statig man, wiens geluk half weg was, omdat hij in den morgen bloemen gezien hebbende in het “Cieraad van Flora”, bij het inkruipen van een enge broeikas, eenigszins aan een spijker was blijven haken.’ Aldus Hildebrand in het verhaal ‘Een onaangenaam mensch in den Haarlemmerhout’ (geciteerd wordt uit het eerste deel van de dit voorjaar in de Delta-reeks verschenen editie van de Camera Obscura, blz. 44, r. 11-14). In een noot bij deze passage geven de bezorgers van deze uitgave de volgende toelichting: ‘toentertijd bekende bloemisterij even buiten Haarlem aan de Wagenweg’; zij ontleenden deze informatie aan Hildebrands eigen commentaar op de Camera Obscura, Na vijftig jaar (zie deel 2 van bovengenoemde editie, resp. blz. 144 en 355) waar echter nog vermeld wordt: ‘Sedert verdwenen.’ De ware liefhebber blijft met twee vragen zitten: waar precies was die bloemisterij gelegen en wanneer is zij verdwenen? In het vierde deel van zijn Geschiedenis en beschrijving van Haarlem (Haarlem, 1888) schrijft F. Allan op blz. 702-703: ‘“Sieraad van Flora”, aan den Wagenweg, op ongeveer 25 minuten gaans van het Station, buiten de Groote Houtbrug, tegenover het Florapark, dus nog binnen het gebied der gemeente Haarlem. Hier bevinden zich ruime woningen voor het dienstpersoneel, benevens een uitgebreid magazijn voor jonge bollen. De sedert veel verbeterde grond werd in 1842 [door E.H. Krelage - D.W.] van den bloemist J. Keyzer aangekocht.’ Krelages kleinzoon, E.H. Krelage, vult in Een eeuw bloembollenteelt (Haarlem, 1911, blz. 12) hierbij aan: ‘In 1843 werd de aloude tuin “Cieraad van Flora” aan den Wagenweg aangekocht, waar de eerste Krelage kort na zijn komst in Nederland gewerkt had.’ Op blz. 6 geeft hij een nadere situering van de bloemisterij: ‘gelegen aan den Wagenweg, op de hoogte van het tegenwoordige Wilhelminapark’. In 1839, het jaar waarin de eerste druk van de Camera het licht zag, zou J. Keyzer dus eigenaar geweest zijn.Wagenweg met rechts het Hazepatersveld gezien vanaf de kant van Heemstede. Tekening in Oost-Indische inkt, C. Ekama, 1865 (Atlas GA-Haarlem).
| |
[pagina 44]
| |
Dit komt overeen met de gegevens van de Volkstelling 1839,Ga naar eind1 waar als adres van Jan Keijser, bloemist, Wagenweg nr. 4 wordt opgegeven. Ook de Volkstelling 1829Ga naar eind2 maakt op dit adres melding van bloemist Jan Keyzer, met vrouw, vier kinderen, en zijn vader en moeder. Hij was in 1792 in Heemstede geboren, waar hij op 25 maart 1818 ondertrouwde met E. Groos.Ga naar eind3 Op 12 april trad hij met haar in het huwelijk.Ga naar eind4 In de geboorte-akte van zijn eerste kind, Everdina Maria, geboren op 11 juni 1819,Ga naar eind5 staat van hem vermeld dat hij woont ‘op de Wagenweg, qu. 3 N. 4’, d.w.z. wijk 3, nr. 4. Volkstellingen en aktes van de Burgerlijke Stand beperken zich echter tot het geven van een adres, een huisnaam wordt niet genoemd. Die wordt wél opgegeven in de Maandelykse naam-lyst van april 1796Ga naar eind6 waarin wordt vermeld dat ‘op Zaturdag den 9de April 1796, in 't Logement De Goude Leeuw’ is geveild: ‘Heeren- of Wagenweg, [Een Buiten-Plaats, zynde de zeer gerenomeerde Bloemistery, genaamd het Cieraad van Flora, aan de] by den Hout, onder de Jurisdictie dezer stad, groot circa 1 Morgen’. Volgens de transportakte die van deze transactie op 17 juni 1796 werd opgemaakt,Ga naar eind7 werd ‘Een buitenplaats van ouds genaamd
Buitenrust, zynde thans een Bloemistery en genaamd het cieraad van Flora; zynde vry eigen grond staande en gelegen aan de Heeren of Wagenweg by den Hout onder den vrijdom dezer stad groot circa éen morgen, belend ten zuiden den Kooper, ten noorden de Steenemuurslaan, achterstrekkende aan het weiland, toebehoorende aan Jan Jacob Brands; alles volgens de Conditien en voorwaarden van dato 9 April 1796’ door makelaar Joannes Mattheus Guepin verkocht in opdracht van de erfgenamen van Nicolaas van Kampen (de jonge) en Abraham Huurkamp van der Vinne. Van Kampen (de jonge) had het perceel in 1786 geërfd van zijn vader, Nicolaas van Kampen (de oude) die het in 1753 in zijn bezit had gekregen. Deze had op zaterdag 22 juni 1771 samen met zijn vrouw bij testamentGa naar eind8 bepaald dat ‘hunne beijde Zoonen Nicolaas van Kampen Junior, en Willem van Kampen, of de alsdan nog in leeven zijnde van dezelve zullen of zal alle 't geene tot der Testateuren geheele Stijl van Negotie behoord, overneemen, en daar bij volstrekte Eygenaars worden van die Gantsche Zaak en Negotie, en dat op de volgende Wijze, Eerstelijk zullen zij voor gemeene Reekening overneemen het Huijs en Thuijn genaamd het Zieraad van Flora, daar de Bloemisterije eygenlijk werd gedreeven’. Van Kampen Junior stond een kwart af aan Huurkamp van der Vinne en verleende bij testament aan de zoon van zijn broer Willem, Nicolaas Godfried van Kampen, het recht de bloemisterij cum annexis voor de helft ‘op zekeren daarby bepaalden Voet te mogen overneemen’. De voogden van de nog minderjarige jongen deden echter afstand van dat recht, zodat de latere polygraaf, hoogleraar van het Amsterdamse Athenaeum Illustre en ijverig lid van onze Maatschappij een ongetwijfeld schitterende carrière in de bloembollen-cultuur door de neus werd geboord. Doch dit terzijde. Voor de somma van ƒ 5.600
werd Barend Hilvers de nieuwe eigenaar. Zoals bleek uit de hierboven gegeven omschrijving van het perceel was hij een buurman. De aankoop had kennelijk het doel zijn bedrijf uit te breiden.
Adriaan Loosjes schaarde het in 1804 onder de ‘voornaamste bloemisten in de omstreken van Haarlem’.Ga naar eind9 Bij de openbare verkoping in het logement De Goude Leeuw op zaterdag 2 september 1815Ga naar eind10 waren de percelen echter weer gesplitst. De verkoop geschiedde deze keer in opdracht van de erfgenamen van Duijfje Zwanenburg, weduwe van Klaas van Dijk en laatstelijk van Barend Hilvers, met wie zij buiten gemeenschap van goederen gehuwd was geweest.Ga naar eind11 Eigenaar van het Cieraad van Flora (dat als volgt wordt omschreven: ‘Een Buitenplaats, zynde van ouds geweest een Bloemistery, genaamd het Cieraad van Flora, gelegen aan de Heeren of Wagenweg over het Hazepatersveld onder dezer stads jurisdictie, zynde vry eigen grond; by en annex deze Huizinge Een Tuinmanswooning, zynde de grond groot vijf honderd zeventig roeden; voorts aan de Weg een groote Schuur of paardenstalling, en laatstelyk aan het einde der tuin, een gemetselde Coepel. Zynde dit perceel belend ten Noorden de Steenemuurslaan, ten zuyden het volgende perceel [Einde Rust, aan de Wagenweg, qr 3 No 4], ten oosten de Wage[n]weg en ten westen de sloot en het Weyland van den Heere Brands, getekend q.3 no 5’) werd de even buiten Haarlem in Heemstede wonende bloemist Jan Keijser. Hij betaalde er ƒ 5.000 voor. Het aangrenzend perceel, de bloemisterij Einde Rust, werd voor ƒ 1.360 verkocht aan Nicolaas Bernardus Strengers die daar zijn bedrijf al uitoefende. Ruim twee jaar later, op 17 december 1817, kwam Einde Rust, gelegen aan de Heeren of Wagenweg, groot 270 roeden, in de tuin een gemetseld orangehuis, een bergloods en diverse | |
[pagina 45]
| |
‘Broeykribben’ [een woord dat niet in het WNT voorkomt - D.W.], getekend Q. 3. No 4, voor de somma van ƒ 2.500 alsnog in handen van Keijser.Ga naar eind12 Aan het eind van de jaren dertig moet Jan Keijser in financiële problemen geraakt zijn. Op 30 december 1839Ga naar eind13 verklaarde hij samen met zijn vrouw ‘deugdelyk hoofdelyk schuldig te zyn aan den Hoog WelGeboren Heer Jonkheer Meester Anthony Johan Lucas Stratenus, Grondeigenaar en zoo voorts, wonende te 's Gravenhage [...] eene somma van Acht Duizend Guldens’ tegen 5% rente per jaar, te voldoen in halfjaarlijkse termijnen, terwijl de hoofdsom niet eerder af te lossen of op te eisen zou zijn dan op 15 december 1849. Onderpand voor deze lening is ‘De Bloemistery voorheen genaamd Einde Rust, thans genaamd het Cieraad van Flora, gelegen aan den Heeren of Wagenweg over het Hazenpatersveld [...] alsmede de achter dezelve Bloemistery gelegene grond en de daaraan getrokken grond, vroeger behoord hebbende tot de Buitenplaats in der tyd genaamd geweest het Cieraad van Flora, gelegen naast deze Bloemistery, op den hoek van den Steenenmuurslaan’, waartoe behoort een ‘kast [broeikas] groot vyf en twintig Ellen’ en een ‘oranjehuis ter grootte van Een roede Een El’. Twee jaar later viel het doek.Ga naar eind14 Op 12 September 1842 werd de bovengenoemde akte van obligatie en hypotheek bij exploit van deurwaarder Sytze Jan Hoekstra opgezegd en vervallen verklaard; ten gevolge daarvanwerd op last van de schuldeiser de bloemisterij met alwat er bij behoort op 24 december 1842 in het openbaar verkocht. Voor ƒ 8.550 werd Ernst Hendrik Krelage, bloemist, wonende aan de Kleine Houtweg, de nieuwe eigenaar. Het ‘Cieraad van Flora’, ná 1754, maar vóór 1771 gepromoveerd van buitenplaats tot bloemisterij, en sinds eind 1842 eigendom van de firma Krelage, heeft dus gestaan op de zuidelijke hoek van de Wagenweg en de Steen(e[n])muurslaan, tegenover het Hazepatersveld. Het laatste werd in de jaren zeventig van de vorige eeuw bebouwd en heet sindsdien Florapark, de Steenmuurslaan vormde het begin van wat bij Raadsbesluit van 1 september 1896 de Koninginneweg is gaan heten.Ga naar eind15 Zoals blijkt uit een Adres van J.H. Krelage aan de Raad der gemeente Haarlem, d.d. 20 februari 1895, dat werd behandeld in de raadsvergadering van woensdag 27 februari van dat jaar, heeft hij zijn percelen aan de Wagenweg door middel van een veiling op 19 december 1891 van de hand gedaan. En dat terwijl in mei 1890 de firma E.H. Krelage & Zoon nog op de achterzijde van het omslag van J. Craandijks Gids voor Haarlem en omstreken geadverteerd had met de bloemisterij ‘Sieraad van Flora’. Kort na de verkoop moet ze zijn gesloopt.
Dick Welsink |
|