Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 14
(1996)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermdBomans en Het JodenjongentjeSoms brengt het antwoord op een simpele vraag een felle discussie boven water. Godfried Bomans noteerde in zijn dagboek, opgenomen in het eerste deel van de Werken en onlangs uitgegeven onder auspiciën van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, op 29 januari 1957: ‘ 's Avonds om 7 uur in Hotel Royal te 's Hertogenbosch een voortreffelijke hazenrug gegeten met een zekere Hagers. Heftig gesprek over anti-semitisme naar aanleiding van het door mij in de Volkskrant geattaqueerde stuk Het jodenjongentje. Hagers, die de secretaris van de uitgever (Malmberg) bleek te zijn, had de treurige moed deze publicatie te verdedigen. Ik werd driftig, maar hij bleef overeind met de kracht der geborneerdheid. Opeens vroeg ik: “Meneer Hagers, bent U de zoon van een onderwijzer?” Dit was precies in de roos, zelfs zijn moeder had voor de klas gestaan.’ | |
[pagina 46]
| |
Over welk artikel van Bomans in de Volkskrant gaat het hier en hoe kon dit aanleiding zijn tot een heftig gesprek over antisemitisme? En wat behelsde het geattaqueerde stuk Het Jodenjongentje precies? Wij volgden het spoor terug tot de vroege jaren vijftig en doen hier de discussie uit de doeken.
Het Jodenjongentje is een verhaal dat is opgenomen in een taalboek, bestemd voor rooms-katholieke lagere scholen. Het taalboek is samengesteld door B.L. van Maasland, lid van de Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis te Maastricht. Deze broedercongregatie stelde schoolboeken samen voor het rooms-katholieke onderwijs en liet het werk uitgeven door uitgeverij Malmberg, gevestigd in 's-Hertogenbosch. Het verhaal dat sinds de jaren dertig in meerdere drukken van dit Nederlands Taalboek voor de R.K. lagere school werd afgedrukt, handelt over een joods jongetje dat per vergissing een katholieke kerk binnenwandelt en daar te communie gaat. Thuisgekomen vertelt hij zijn vader, ‘een echte Christenhater’, wat hem is overkomen. Zijn woede niet beheersend, werpt de vader het zoontje in de brandende oven. De moeder gaat even later op zoek naar haar kind en vindt hem ongedeerd terug. Het jongetje vertelt blij aan zijn moeder dat de heilige maagd Maria hem tegen het vuur had beschermd. De wrede vader wordt veroordeeld en moeder en zoon gaan verder door het leven als trouwe vereerders van Maria. Dit verhaal blijkt na de Tweede Wereldoorlog de gemoederen hevig te hebben beziggehouden. In 1952 heeft de Tweede Kamer, bij monde van de heer Gortzak, tijdens de begrotingsbehandeling voor het departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen erop aangedrongen dit verhaal uit het boekje te verwijderen. Gortzak zette uiteen dat het verhaal doet voorkomen alsof alle joden christenhaters zijn die, als hun kind in aanraking komt met het christelijke geloof, hun eigen kinderen in smeltovens smijten. In dit verhaal is sprake van discriminatie van joodse burgers, wat kan leiden tot antisemitisme. Het ministerie schaarde zich achter het oordeel van Gortzak dat een dergelijk verhaal ongeschikt is voor de geestelijke en zedelijke opvoeding. De eis dat het verhaal daarom geschrapt moest worden, werd echter niet ingewilligd. Als reden daarvoor gaf de minister, de heer Rutten, dat de Grondwet eerbiediging van de keuze van leermiddelen eist. En daarmee leek de zaak afgedaan. Totdat Bomans, onder het pseudoniem Parlevink, de kwestie ruim vier jaar later, op 29 november 1956, weer ter sprake laat komen in een artikel op de voorpagina van de Volkskrant, toen nog met de ondertitel ‘katholiek dagblad van Nederland’. Bomans is woedend over het feit dat de samensteller van het taalboek zich niets heeft aangetrokken van de discussie in 1952 en het verhaal nog eens in vijf latere drukken heeft laten opnemen. Het boek telde inmiddels al 34 drukken. Bomans toont zich erg bezorgd over de invloed die een dergelijk verhaal op kinderen kan hebben. Kinderen kunnen het idee krijgen dat een jood niet deugt en met koel sadisme zijn eigen kind in de oven gooit: ‘Men onderschatte de invloed van zo'n verhaaltje niet. De meeste volwassenen dragen een misvatting, als kind opgedaan, ongewijzigd bij zich, soms bewust, meestal onbewust en dan des te gevaarlijker. Latere correctie door kritische bezinning is slechts weinigen beschoren. [...] Daarom achten wij dit boekje in hoge mate verderfelijk.’ Bomans eist van de samensteller dat hij het verhaal schrapt. Indien deze weigert, dan moet men hem maar dwingen, opdat de volgende generatie schoolkinderen van dergelijke verhalen gevrijwaard wordt: ‘De wet op pornografie is hier van kracht. Pornografie is niet slechts wat met bloot te maken heeft, het is ook wat haat kweekt tegen een deel van onze landgenoten, die daarvan genoeg te lijden hebben.’ Aan het slot van zijn artikel spreekt Bomans de katholieke instellingen aan: ‘Waarom hebben de katholieke instanties dit boekje tot dusver in bescherming genomen? Omdat het katholiek is? Neen, mijne heren, het is niet katholiek. Het is roomse prulleboel en gij hadt als één man moeten oprijzen om het uit te bannen. Dat gij zijt blijven zitten is een schande, die elke katholiek zich dient aan te trekken, zo hem zijn geloof ter harte gaat.’ Bomans wordt gehoord. Opnieuw komt het verhaal in de Tweede Kamer ter sprake, dit keer wel met gevolgen. Het verhaal is in strijd met het in artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht gestelde verbod om zich in beledigende vorm uit te laten over een groep van de bevolking. Minister van Justitie Samkalden maakt op 3 januari 1957 bekend dat het boekje uit de verkoop zal worden genomen. In de hierop volgende druk is Het Jodenjongentje vervangen door een verhaal over een oneerlijk boerenknechtje.
De vraag die bij deze discussie gesteld kan worden, is in hoeverre het probleem rond Het Jodenjongentje is opgelost met de verwijdering van het verhaal uit het taalboekje. Natuurlijk moet een dergelijk verhaal waarin joden als sadistische christenhaters worden afgeschilderd, niet in een schoolboek - of waar dan ook - terechtkomen. Zeker na de Tweede Wereldoorlog is het walgelijk om te schrijven over een joodse vader die zijn zoontje in een oven smijt. Het is echter de vraag of Bomans gelijk heeft met zijn opmerking dat het verhaal niet katholiek is. Het verhaal van een joods kind dat de hostie ontvangt, vervolgens hierom in de oven wordt gesmeten door zijn eigen vader en gered wordt door Maria, staat in een eeuwenoude katholieke traditie. De beroemde monnik Caesarius van Heisterbach nam het verhaal al in de dertiende eeuw op in zijn Dialogus miraculorum.Ga naar eind1 En in 1879 wist Eugen Wolter 33 verschillende overleveringen in het Grieks, Latijn, Frans, Spaans, Duits, Arabisch en Ethiopisch te onderscheiden.Ga naar eind2 Ook in het Nederlands zijn versies van de legende overgeleverd. Zo is in Liederen en dansen uit de Kempen het verhaal in liedvorm opgenomen, met als enige verschil dat in dit lied niet een jongen maar een jodenmeisje de oven ingekieperd wordt. Nog onlangs, op 10 januari 1997, verscheen in het blad Kempenland ‘Het Jodenkind’, een vergelijkbare versie van genoemd lied. Het Jodenjongentje is dus niet enkel een verhaaltje, bedacht door vrome broeders uit Maastricht, maar heeft al eeuwenlang de status van | |
[pagina 47]
| |
legende. Het is een van de vele Marialegenden, met het doel mensen ‘op te voeden’ in de christelijke leer; Het Jodenjongentje is vooral bedoeld als een bevestiging van het eigen roomse gelijk. Dat is niet iets wat alleen in een verhaal of een liedje voorkomt, het is tekenend voor de bekeringsdrift die als een rode lijn door de christelijke geschiedenis loopt. De veroordeling van joden komt zelfs in de bijbel voor. In een twistgesprek met de joden voegde Jezus zijn tegenstanders toe: ‘Gij hebt de duivel tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen’ (Johannes 8:44). Een verhaal schrappen uit een taalboekje lost het probleem van de intolerante houding die de christelijke leer met zich meedraagt, niet op. Dat is ook wat de heer P. Hagers in 1957 aan Bomans probeerde duidelijk te maken.Ga naar eind3 Dat sommige katholieken er verwerpelijk gedachtegoed op nahielden, wist ook Bomans. Hij sprak zichzelf tegen door te ontkennen dat Het Jodenjongentje katholiek was, maar het wel te omschrijven als ‘roomse prulleboel’. Marije Groos
|