Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 14
(1996)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
De presentatie van de Werken 1 en 2 van Godfried Bomans in Teylers Museum te Haarlem 24 augustus 1996.Waarom, zo vraagt u zich misschien af, verdient Godfried Bomans een verzameld werk? De boeken van een der meest gelezen Nederlandse auteurs uit deze eeuw zijn immers in ruime mate voorhanden. Ook wordt de literaire kwaliteit van wat hij schreef nogal eens ter discussie gesteld. Toch zijn er overwegingen die zo'n uitgave rechtvaardigen. De eerste is, dat het werk van Bomans niet altijd met evenveel zorg is uitgegeven, niet tijdens zijn leven, niet na zijn dood. De tweede is, dat hij veel geschreven heeft dat nooit in een van zijn vele bundels terecht is gekomen: kranten, tijdschriften, bibliotheken en bedrijfsarchieven vormen in dit opzicht vaak een verrassende bron. En de derde is, dat in zijn literaire nalatenschap veel onbekende handschriften en typoscripten zijn aangetroffen: onvoltooide romans, aanzetten tot sprookjes en verhalen, ja zelfs verschillende dagboeken en toneelstukken. Al dadelijk na de dood van Godfried Bomans, op 22 december 1971, heeft Angèle baronesse Manteau, toen uitgeefster bij Elsevier, het plan opgevat om tot een verzameld werk te komen. Annemarie Feilzer, met wie ik samen aan deze uitgave heb gewerkt, is toen al begonnen met het inventariseren van een deel van de nalatenschap. Ook stelde zij toen een eerste bibliografie op, die intussen is uitgegroeid tot een lijst van een paar duizend titels. Het Nederlandstalige literaire fonds van Elsevier kwam terecht bij De Boekerij. Zo'n tien jaar geleden begonnen de plannen voor een verzameld werk vaste vormen aan te nemen. Intussen was Annemarie Feilzer doende met het bijeenbrengen van alles wat Bomans ooit gepubliceerd had, en het uitwerken van het materiaal dat op zijn zolder werd aangetroffen. Drie jaar geleden, toen bleek dat een verzamelde editie ook echt gerealiseerd kon worden, werd mij gevraagd haar daarbij te helpen. Wat ons voor ogen stond, was een uitgave waarin de authentieke Bomans zoveel mogelijk recht wordt gedaan. Omdat er in de loop der jaren omwille van de ‘leesbaarheid’ aan het werk is gesleuteld, waardoor het soms ‘onherstelbaar verbeterd’ werd, wilden wij het restaureren in zijn oorspronkelijke vorm. We zijn daarbij uitgegaan van de eerste publicatie, hetzij als boek, hetzij als bijdrage aan de Volkskrant, Elseviers Weekblad of een van de talloze andere periodieken waaraan Bomans zijn medewerking verleende. Steeds is de oorspronkelijke spelling gevolgd. Wie dat niet bevalt, kan altijd nog zijn toevlucht nemen tot een van de vele tienduizenden exemplaren van zijn oudere werk in moderne spelling - al mist hij dan wel alle nooit gebundelde en nooit gepubliceerde stukken. Volgens de huidige inzichten van de editietechniek hebben we ons terughoudend opgesteld,de auteur zijn eigenaardigheden gegund en slechts daar ingegrepen, waar sprake is van evidente fouten, en die ingrepen zijn steeds verantwoord. De Werken van Godfried Bomans zullen zeven delen omvatten, zo'n zesduizend pagina's in totaal, afgesloten door een personenregister en een bibliografie. Niet opgenomen zijn vertalingen, publicaties samen met anderen, enkele strikt tijdgebonden artikelen en al te fragmentarische manuscripten. Voor wie dat wil zijn zulke publicaties via de bibliografie altijd weer terug te vinden. In het eerste deel staan de grotere prozastukken, de kronieken en de dagboeken. Allereerst Pieter Bas natuurlijk, maar ook een aanzet daartoe, en het nooit gepubliceerde tweede deel daarvan. Dan Erik of het klein insectenboek, een hoogtepunt in Bomans' oeuvre, en Wonderlijke nachten, dat als een soort vervolg op Erik kan worden beschouwd. Vervolgens de curieuze, nooit voltooide Slavenroman, waaraan Bomans tijdens de oorlog heeft gewerkt. Bovendien is er de intieme kroniek van een halve eeuw trappistenleven, over het klooster te Zundert, met het vervolg daarop. Onder de dagboeken bevindt zich een geheel onbekend verslag van het laatste oorlogsjaar, met soms ontroerende passages daarin over de onderduiker die hij toen bescherming bood, een dagboek uit 1957, dat laat zien hoe hij zijn optreden als nationale figuur ervaren heeft, en het dagboek van zijn verblijf op Rottumerplaat, op basis van het oorspronkelijke manuscript. Deel twee omvat de sprookjes, de verhalen en de kinder- | |
[pagina 45]
| |
verhalen, bekende zowel als onbekende. Ook de toneelstukken zijn in dit deel opgenomen, van het ontelbare malen opgevoerde spektakelstuk Bloed en liefde tot nooit op de planken gebracht theater. Vanaf nu zullen de komende jaren nog vijf delen verschijnen: beeldverhalen en feuilletons in deel drie, met de vermaarde Pa Pinkelman, compleet met plaatjes, bijdragen aan de Volkskrant in deel vier, aan Elseviers Weekblad in deel vijf. Het zesde deel bevat de boeken die Bomans naar aanleiding van zijn radio- en televisiewerk schreef. Uit het laatste deel zal blijken, dat Bomans ook voor allerlei andere bladen bijdragen geschreven heeft die het waard zijn om aan de vergetelheid ontrukt te worden. Ook namens Annemarie Feilzer wil ik in de eerste plaats mevrouw Bomans bedanken voor het vertrouwen dat ze in ons heeft gesteld en de onbeperkte vrijheid die ze ons heeft gelaten bij het samenstellen van dit werk. Jan Koen Bangert, de financiële adviseur van de erven Bomans, die de schrijver al leerde kennen in de oorlog, toen zijn ouders op hún beurt de onderduiker Bomans bescherming boden, is steeds op de achtergrond de stuwende kracht geweest, zonder wiens inzet deze editie nooit tot stand zou zijn gekomen. Ik dank de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, die dit project onder haar eerbiedwaardige hoede heeft willen nemen. Ik dank het Literair Produktiefonds, dat ons nuttige adviezen heeft gegeven, en het Godfried Bomans Genootschap, dat ons steeds terzijde heeft gestaan. In de persoon van uitgeefster Marijke Bartels dank ik alle medewerkers van De Boekerij die deze omvangrijke onderneming op hun schouders hebben genomen. En nu de eerste twee delen van de Werken van Godfried Bomans hier vandaag verschijnen, wil ik nog even stilstaan bij wat Bomans voor velen betekend heeft. Er was eens een jongetje, dat op een zomeravond in de jaren vijftig uit Erik werd voorgelezen. Prachtig vond hij dat. Toen las hij helemaal zelf Pieter Bas, dat zich tot zijn grote genoegen voor een deel in zijn geboortestad bleek af te spelen. Daarop wist hij de hand te leggen op de bundels Capriolen en Buitelingen. Misleidende titels, meende hij, want die boeken bleken ook serieuze beschouwingen te bevatten over auteurs uit de negentiende eeuw waar hij nog nooit van gehoord had. Ze heetten Nicolaas Beets, Dickens en Goethe. Die ging hij dus ook lezen. Vooral Dickens beviel hem. Hij bezocht het Dickens House in Londen, schreef twee stukken voor de schoolkrant en stuurde ze op naar de Dickens Fellowship, met het verzoek om lid te mogen worden. Dat mocht, en zo liep hij in de zomer van 1966, nu dertig jaar geleden, met kloppend hart naar Kraantje Lek in Overveen, waar het gezelschap bijeenkwam. Bomans presideerde, en nodigde hem uit, dit vrijpostige verzoek nader toe te lichten. Hij klom, als Pickwick, op zijn stoel en legde een korte verklaring af. ‘Dat is allemaal wel aardig’, zei Bomans streng, ‘maar wat heeft u eigenlijk van Dickens gelézen?’ Hij noemde een aantal titels. Bij de achtste riep Bomans: ‘Hou op! Hou op! Zoveel hebben wij er zelf nog niet eens gelezen!’ En zo werd hij op zijn zeventiende het jongste lid van de club. Niet lang daarna is in Leiden het tienjarig bestaan gevierd. Het jongste lid schreef over die avond een stuk voor een lokale krant. Bomans antwoordde met een buitengewoon hartelijke brief, gedateerd op 22 december 1966. Dat was op de dag af vijf jaar voor zijn dood. De scholier werd student in Amsterdam, schreef zijn doctoraalscriptie over Goethe en de Romantiek, kreeg in Leiden een baan aan de universiteit, promoveerde op Nicolaas Beets en realiseerde zich hoeveel hij aan Bomans te danken had. Dat jongetje was ik, en toen Annemarie Feilzer mij vroeg om haar bij te staan, heb ik dat graag gedaan. Dit verhaal staat niet op zichzelf. Ik denk dat veel mensen in Nederland veel aan Bomans te danken hebben. Hij heeft een aantal generaties geleerd om van literatuur te genieten, en plezier in lezen en schrijven bijgebracht. Hij heeft mensen de ogen geopend voor wat je met taal kunt doen. Hij heeft Erik geschreven, en Pieter Bas, en prachtige sprookjes, van internationaal niveau. Zijn veelzijdige werk weerspiegelt de veranderingen die zich op het maatschappelijke, politieke en religieuze vlak na de oorlog in Nederland hebben voorgedaan. Maar bovenal: hij was een groot stilist. In bijna elke beschouwing van zijn hand tref je formuleringen aan die onnavolgbaar zijn, die je amuseren, ontroeren, doen schaterlachen of tot nadenken stemmen. Officiële letterkundige erkenning heeft hij nooit gekregen. Daarvoor was hij misschien te geliefd, en dat wekt afgunst op, dat mag in Nederland niet. Zijn invloed wordt nog altijd onderschat. En daarom denk ik dat het publiceren van de verzamelde Werken van Godfried Bomans niets anders is dan een daad van eenvoudige rechtvaardigheid. Het stelt ons bovendien in staat om nu, na vijfentwintig jaar, een eerlijk, afgewogen en genuanceerd oordeel over zijn werk te geven. Want ook dat komt hem toe. Peter van Zonneveld |
|