Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 12
(1994)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
Camera Obscura annotata VOp 19 juni 1980 berichtte het Haarlems Dagblad: ‘Het groene koepelhuisje op het voormalig terrein van Tubergen aan de Leidsevaart werd volledig door de jeugd vernield. Het monument werd al beschreven door Hildebrand in de Camera Obscura en is door het bollenbedrijf dat eind 1978 naar Lisse en Hillegom verhuisde 110 jaar in redelijke staat onderhouden.’ Twee jaar eerder, op 6 september 1978, had verslaggever Cor Boos zich in een stuk naar aanleiding van het vertrek van het bedrijf nog zo optimistisch betoond: ‘Van Tubergen laat [...] een stukje historische grond in Haarlem achter met een paar monumenten die voor het nageslacht bewaard blijven. Zoals het groene koepelhuisje, nu nog als koelcel ingericht, waar Hildebrand in de Camera Obscura mr. Buis [sic!] een bezoek liet brengen. Ook wij zijn er binnengelopen en alles was er nog zoals Hildebrand het beschreef.’ Is dat theehuisje (‘zeegroene koepel’ staat er in de Camera Obscura, Een-en-Twintigste, met zorg herziene druk, 1901, blz. 161) op het terrein van Van Tubergen echter wel hetzelfde als Hildebrand beschrijft in ‘Een oude kennis’? In het verhaal is sprake van een ‘zekere Hollandsche stad’ (blz. 150) waarvan de auteur halstarrig de naam weigert te noemen. Er zijn wel enkele vage aanwijzingen: er is een poort die men eerst dan kan passeren na ‘twee aanmerkelijk hooge bruggen’ (blz. 156) beklommen en weer afgedaald te hebben, er is een singel en het Buiten, Veldzicht geheten, is gelegen aan de Meester-Jorislaan: Een laan met die naam bestond echter niet in Haarlem; wel was er een Meesterjoostenlaan, buiten de Kleine HoutpoortGa naar eind1 en een Meesterlottelaan, buiten de Grote Houtpoort, op de grens tussen Heemstede en Haarlem.Ga naar eind2 De eerste naam lijkt nog het meest op die van de kennelijk fictieve laan uit het verhaal, maar ze kan het, gezien de verdere topografische informatie, niet zijn. Omdat er sprake van is dat Veldzicht is gelegen aan een vaart waardoor de trekschuit passeert, is het geen al te stoutmoedige veronderstelling hierin de Leidse Trekvaart te zien. In de daaraan grenzende buurt, gelegen ten westen van de Wagenweg, waren veel tuinen. In het deel van de Volkstelling 1829 waarin deze wijk werd beschreven, tekende dienstdoend ambtenaar vdElst aan: ‘De uitvallende Nummers zijn tuinen of Buiten plaatzen die thans onbewoond zijn en alleen des zoomers door Stadgenoten of van Elders komende Huisgezinnen worden betrokken’. Bij de Volkstelling 1839 werd blijkbaar (gelukkig voor ons) geen genoegen meer genomen met een dergelijke globale beschrijving: van nummer voor nummer binnen de wijk werd precies vermeld of er sprake was van permanente bewoning of niet. Het begon al met nummer 2, een tuin aan de Wagenweg; ook de nummers 5 en 6 (Wagenweg en Steener Laantje), 8 t/m 10 (Steener Laantje en Wagenweg), 14 t/m 21 (Wagenweg, Dievelaantje en Olijslagerslaan), 23 t/m 26 (Olijslagerslaan), 32 t/m 34 en 36 t/m 38 (ZijbalslaanGa naar eind3) waren tuinen. En wat lezen we in de Camera op blz. 160? ‘DeMr. Bruis vraagt de weg in de Meester-Jorislaan. Illustratie door F. Carl Sierig.
heer bruis klopte aan Q 4 No 33.’ De letter Q duidde destijds aan dat het om een wijk buiten de poorten ging, het cijfer 4 het wijknummer en 33 het volgnummer binnen de wijk. Nummer 33 in deze buitenwijk is inderdaad een tuin! En wat nog aardiger is: volgens het Haarlemse Bevolkingsregister 1860-1900 vestigde Cornelis Gerrit van Tubergen (1809-1887) zich op 19 oktober 1868 op de Olyslagerslaan la, een adres dat in het Algemeen adresboek der stad Haarlem en hare buitenwijken, voor 1869-1870 wordt aangeduid als Olyslagerslaan op Zwanenburg, Q.3 - 22. Dit is echter meteen een domper op de feestvreugde: weliswaar begon Van Tubergen zijn onderneming dus in de directe nabijheid van de voormelde tuin aan de Zijbalslaan, maar op de poort van die tuin moet Q 3 No 33 hebben gestaan. Heeft Hildebrand met wijknummers gemanipuleerd om zijn stadgenoten op een dwaalspoor te zetten? Dick Welsink |
|