Twee brieven van Hans Lodeizen
In de voorgaande twee afleveringen van het Magazijn verschenen van mijn hand twee bijdragen over de uitgave van Hans Lodeizens Het innerlijk behang en andere gedichten. In beide artikelen figureert wijlen mr. H.J. Bouman (Groningen 1896 - Zwolle 1983), advocaat te Zwolle en bevriend met onder meer J.C. Bloem, Victor E. van Vriesland en N.E.M. Pareau. Een van zijn zonen, mr. H.A. Bouman te Santpoort-Zuid, firmant van het vooraanstaande Amsterdamse advocatenkantoor Trenité & Van Doorne en raadsheer-plaatsvervanger in het hoofdstedelijk Gerechtshof, gaf mij inzage in de correspondentie tussen zijn vader en leden der familie Lodeizen. Hans Lodeizen blijkt kort voor zijn dood in Lausanne op 26 juli 1950 ten gevolge van leukemie de Zwolse praktizijn twee opmerkelijke brieven te hebben geschreven. Zij worden hier, daar zij zich in particulier bezit bevinden, in extenso gepubliceerd.
Het eerste epistel is ongedateerd. De geadresseerde noteerde na ontvangst in de linkerbovenhoek ‘ontv. 16.6.50’. Het schrijven heeft als briefhoofd ‘Hotel Victoria. Glion.S.Montreux’. De inhoud luidt als volgt:
Beste Heer Bouman,
We zitten hier nu al vijf dagen. Er is een prachtig uitzicht op Montreux vanuit onze kamers en over het meer van Genève. De dag na dat wij aankwamen onweerde het tegen de avond: ik stond een beetje triest voor het hotel naar de regen te kijken, toen Michel, de barman (een jongen van 23) bij mij kwam staan en mij uitnodigde voor een drink. Dat was het begin van mijn eerste avontuur. Ik ben nog geen enkele avond voor 2 uur 's nachts naar bed kunnen gaan. Op een gegeven moment wilden vader en moeder dat ik mijn temperatuur opnam, en ik had koorts. Ze haalden een dokter uit Montreux en die schreef mij rust voor. Men begreep het niet: in zo'n kalme omgeving.
Ik voel me nog wel zwak, maar de afleiding zal me wel beter maken. Om te beginnen is het voornaamste dat ik van Holland weg ben, want ik haat het land. Ik ben er nooit anders dan ongelukkig geweest.
Wat U zei over de telefoon van Genet verbaasde me zeer: geen twee mensen zijn méér verschillend dan Sartre en Genet. Het enigste dat ze gemeen hebben is hun uitgesproken morele levenshouding, maar Sartre is een philosooph, en Genet een dichter; ‘un vrai Dieu’, zoals Rimbaud zou zeggen. In het obscene heeft hij een middel gevonden om het goddelijke uit te drukken. Obsceniteit is alleen goed als ze ergens toe dient, zoals bij de Sade, waar zij een heele moraal vertegenwoordigt, of zoals bij Petronius, waar zij door een vrolijke wervelwind van woorden wordt weggeblazen en aan het hollen gebracht. Hoe gaat het bij U thuis? Heeft U nog steeds zoveel werk? Wat een pest is dat. Ik schrijf U nog wel een lange brief over een paar dagen. Maar vandaag ben ik in een slecht humeur en het regent en daarom dacht ik: laat ik toch maar eens schrijven. Volgende keer beter! Deze brief gaat weg.
Hartelijke groeten van Hans.
Op 6 juli 1950, exact twintig dagen voor zijn sterven, schreef Lodeizen vanuit Lausanne de tweede en laatste brief:
Beste Heer Bouman,
Ik was erg blij met Uw brief. Ik heb U tot nu toe niet kunnen schrijven omdat ik door een onvergefelijke onvoorzichtigheid plotseling verschrikkelijk ziek ben geworden met pijnen zoals ik die mijn leven lang niet gekend heb, en ook niet meer hoop te kennen. Ik lig nu al sinds 10 dagen in de ‘Clinique Cécil’, waar ik vanuit Glion in een oud ziekenautotje heen ben gereden. Ik heb al 3 bloedtransfusies gehad en ontelbare injecties van allerlei soort. Ik sta hier onder behandeling van de beste bloedspecialist, prof. Vannott. Iedere ochtend krijg ik 2 verdovingsinjecties waarmee ik in 3 minuten onder zeil ben voor ongeveer 4 uren. In den beginne was ik de hele tijd vol met verdovingsmiddelen, maar nu alleen nog maar 's nachts. Het zal nog wel even duren voor ik weer iets kan doen (al weken lang heb ik koorts ondanks alles). Het ongeluk achtervolgt me wel, en er is geen plezier of ik betaal er eerlijk voor. Hartelijke groeten ook aan Uw vrouw van
Hans.
E.W.A. Henssen
lay-out/zetwerk/verzorging: grafaria - leiden