Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 10
(1992)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermdEen brief over BlokGa naar eind*Niet opgeruimde zolders vormen soms een eldorado voor de historicus. Zo liggen er enkele mappen op de zolder van de Fryske Akademy met brieven en recensies met betrekking tot het werk van de Groningse historicus I.H. Gosses (1873-1940). Dankzij die mappen komen we onvermoed onder professoren. Na het overlijden van de Leidse historicus P.J. Blok in 1929 publiceerde Gosses in het Jaarboek van de Maatschappij (1929-1930) een necrologie. Gosses had een exemplaar toegestuurd aan zijn Utrechtse collega G.W. Kernkamp. Per brief bedankt Kernkamp zijn Groningse collega. Het epistel kan worden beschouwd als een klein document humain. Verder commentaar laat ik achterwege.
Utrecht, 14 Dec. '30. Amice, Vriendelijk dank voor de toezending van Uw Levensbericht van Blok. Gij hebt mij wel eens gezegd, dat gij het schrijven daarvan een moeilijke taak vondt; dat was het zeer zeker; laat mij nu u zeggen, dat gij u voortreffelijk van deze taak hebt gekweten. Ik heb uw stuk voortdurend met instemming gelezen; gij geeft aan Blok allen lof, die hem rechtmatig toekomt, maar gij prijst hem niet meer dan hij verdient; gij doet ook uitkomen, of laat gevoelen, wat hem ontbrak. Alleen over Blok's Prins Willem I zou mijn oordeel minder waardeerend luiden; maar gij zijt zoo bescheiden u hier op de meening van Japikse te beroepen. Wat mij, bij de lezing van uw Levensbericht opnieuw heeft getroffen, is de beschrijving van Blok's moeilijken studententijd en van zijn intreden in de wetenschappelijke wereld (na zijn promotie), aanvankelijk zonder eenig vooruitzicht. Vooral voor iemand als ik, die mij tot de persoon van Blok nooit aangetrokken heb gevoeld - eerder het tegendeel - is het goed, er weer eens aan herinnerd te worden, welke wilskracht hij heeft bezeten. Voor zijn ijver en zijn werkkracht kan men niet genoeg bewondering hebben; ook zijn initiatief was merkwaardig levendig. Blok's eerste 30 levensjaren verklaren misschien ook het te blijkbaar behagen, dat hij later in zijn positie vond. Op de laatste bladz. van uw stuk roert gij even de vraag aan, of B. zelf zou hebben gevoeld, dat hij in de laatste periode van zijn leven door zijn naaste vakgenooten niet zoo hoog geschat werd als Fruin indertijd door de zijnen. Gemerkt zal hij het zeker hebben; of hij er ook onder geleden heeft, zou ik betwijfelen; maar wie weet dit ten slotte? Laat ons voor Blok hopen, dat ook de gave der zelfkennis hem was onthouden. Nogmaals dank, en de verzekering van mijn groote waardeering voor uw stuk. Met vr. groet, tt, G.W. Kernkamp
Wiebe Bergsma |
|