Dit huis van Tertiarissen leidde, ook al omdat de archieven vrijwel verdwenen zijn, in de literatuur een schimmig bestaan, zo zeer zelfs dat het vaak de Clarissen is toegerekend. Zelfs Van Heel nam het niet op in zijn Tertiarissen van het Utrechtsche Kapittel. Wij hebben nu voor het eerst een boek van dit huis in handen, dat ook bijna 250 jaar na Le Long nog steeds ‘by uitneementheyt sinnelyk bewaart’ mag heten. Want dat het ter plekke geschreven is lijkt wel zeker.
De fraaie openingsinitiaal laat zich zonder moeite in het Noorden van Holland lokaliseren en vertoont hetzelfde eigenaardige groen (misschien het beste nog als kopergroen te typeren) als sommige andere handschriften die aan de Zuiderzeestad kunnen worden toegeschreven zij het om andere redenen dan een ex-libris. Meestal wordt de herkomst afgeleid uit de kalender als op 11 oktober het feest van Sint Gommarus, in het bisdom Utrecht exclusief voor Enkhuizen, als hoogfeest is opgevoerd. Een kalender heeft het hier besproken handschrift nooit gehad, maar het boek was blijkens de onderverdeling van de psalmen (hier natuurlijk zoals overal elders in Holland in de vertaling van Geert Grote-Scutken) naar de kanonieke uren op de dagen van de week stellig voor (para)liturgisch gebruik bestemd. In Sint Clara leidde, evenals elders, een voortschrijdende verstrakking van de conventsregels tot een nauwer op de monastieke liturgie aansluitend gebedsleven, wellicht ten koste van de eenvoudiger getijdenboeken, zij het dat ook hier weer eigenaardige aan klooster of congregatie gebonden varianten optreden. Dat laatste is een kwestie die nog eens verdient uitgezocht.
Sluiten wij het boek dan valt het oog op het fraaie, haarscherp bewaarde paneelstempel voorstellend de moeder Gods met kind met de randspreuk aue gracia plena dominus tecum * maria mater dei * memento mei (78x52 mm). Hetzelfde stempel komt ook op andere banden in Noord-Holland voor, die niet direct met Enkhuizen te verbinden zijn (o.m. hs. Leiden, UB, Ltk. 289).
Uiteraard moest zelfs in deze barre tijden een poging worden gewaagd om het interessante handschrift voor de Maatschappij aan te schaffen, zodat ook dit tweede Enkhuizer handschrift uit het bezit van Le Long - het andere is Ltk. 245 - er een veilig onderdak zou vinden. Dit lukte dank zij het verwervingsfonds van de bibliotheek, dat daarmee andermaal zijn nut bewees; voortaan zal de band bekend staan als hs. Ltk. 2206.
P.F.J. Obbema