Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 10
(1992)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermdHuygens in GroningenIn de zomer van 1648 bezocht stadhouder Willem II het gewest Groningen. Het hoofddoel van zijn reis was de historisch gegroeide en steeds opnieuw oplaaiende twisten tussen de Stad en de Ommelanden zo mogelijk voorgoed te beslechten. In zijn gevolg bevond zich uiteraard Constantijn Huygens, 's prinsen geheimschrijver en eerste raad en rekenmeester. De vredesbesprekingen verliepen niet voorspoedig. Er zat te veel oud zeer, dat zich niet in een handomdraai uit de weg liet ruimen. De traagheid van de onderhandelingen en het toch bij velen aanwezige verlangen naar een toestand van blijvende rust en vrede inspireerden Huygens tot het schrijven van een gedicht in het Latijn, het Prognosticon Physico-Politicum (Natuurlijk-Staatkundige Weervoorspelling). Zoals na een regenachtige dag, in casu 25 augustus 1648, een mooie zomeravond was gevolgd, zouden in Groningen de donkere dagen van strijd plaats maken voor zonniger tijden. Tot degenen die het misschien betreurden dat Huygens dit gelegenheidsgedicht niet had geschreven in voor iedereen verstaanbare taal, behoorde kennelijk de geleerde dichteres Sibylle van Griethuysen (1621-1699), echtgenote van de apotheker Upko Harmens Wytzema in Appingedam. Zeer goed thuis in de theologie, ‘haar hertenlust en zin’, genoot zij vooral bekendheid door haar bundels In rym gestelde claegh-lieden Jeremiae (1645) en Spreeckende Schilderij (1646), gebaseerd op het bijbelboek Hooglied. Volijverig vertaalde zij, onder handhaving van de oorspronkelijke titel, het bovengenoemde Prognosticon in het Nederlands, waarvoor Huygens haar in dichtvorm op hoffelijke wijze lof toezwaaide.Ga naar eind1 We laten van zijn gedicht, dat in de laatste regel een aardige woordspeling bevat, de slotverzen volgen: Verheught U, droeve Stadt en Land,
De rust en vrede is voor de hand.
Ick had gegist, en 't konde missen,
Den hemel soud' Uw tranen wissen,
Doen hij de sijne droogen liet.
Nu giss' ick end' en twijfel niet,
't Moet waer sijn wat ick seggen wille,
't Komt uit den mondt van een Sibylle.
De stadhouder verbleef nog tot in oktober met zijn gevolg in Groningen. Gedurende deze periode ontspon zich een dichterlijke briefwisseling tussen Huygens en Sibylle van Griethuysen, die evenwel in de daaropvolgende jaren niet werd voortgezet. Voor ons is het interessant, op te merken dat Huygens zich tijdens zijn kort verblijf in het noorden des lands al een typisch Groningse gewoonte had eigen gemaakt. De volgende verzen mogen dit illustreren: Sibylle komt noch eens in Stadt,
Heeft yemant niet te deegh gevat,
De Toonen van haar Damsche velen [vedel, viool]
Die maer de twistige vervelen,
Sy spreeckt op nieuws 's Lands welvaert aen
En doet sich meesterlyck verstaen,
En heeft elck, of ick ben bedrogen,
Den lesten nadocht uytgetoogen. [bezorgdheid]
De bedoelde Groningse gewoonte is de aanduiding van de hoofdstad der provincie door ‘Stad’. Stad, zowel gebezigd in de volksmond als geijkt in officiële benamingen, is voor iedere Groninger een begrip (een dagje naar Stad, mijn oma in Stad, toen ik nog in Stad woonde; Stad en Ommeland, Stadskanaal, Stadspolder, Stadsweg). Zelfs Groningers die hun geboortegrond reeds lang hebben verlaten, spreken soms nog, misschien met een zekere nostalgie, over Stad als ze de stad Groningen bedoelen. Treffende voorbeelden hiervan vinden we onder meer in de artikelenreeks ‘Gerezen wit’ door Reinold Kuipers, gepubliceerd in het tijdschrift Het Oog in 't Zeil (1984-1988) en naderhand (1990) onder dezelfde titel in boekvorm uitgegeven. | |||||
[pagina 11]
| |||||
Had Huygens in de nazomer en in de herfst van 1648 zijn oor wat meer te luisteren kunnen leggen in de Ommelanden, dan zou een bijvoeglijk naamwoord als ‘Damsche’, in Damsche velen (zie hierboven) hem niet uit de pen zijn gevloeid. Volgens de plaatsnaamkundige W. de Vries is de benaming Appingedam, voor een stadje gelegen ‘langs de oevers van een oud riviertje’, te herleiden tot ‘dam in [de] Appinge’. Vandaar op oude kaarten en in oude geschriften vaak de verkorte vormen Dam, Damme, den Dam en 'n Dam om de centrumplaats in de landstreek Fivelingo aan te duiden. Ook tegenwoordig zijn deze korte vormen ten dele nog levend. Zo is, om een enkel voorbeeld te noemen, in Delfzijl de Weg naar den Dam een officiële straatnaam. Een inwoner van Appingedam is een Damster, en Damster, niet Damse, is ook het bijvoeglijk naamwoord, van de plaatsnaam afgeleid (Damsterdiep, de Damster markt, de Damster synagoge, Damster Schaakclub, Stichting Damster Klokkenspel enz.). Het ligt voor de hand dat Huygens het woord Damsche heeft gevormd naar het voorbeeld van adjectieven als Amsterdamse en Rotterdamse, maar zoals we weten is niet iedere analogieformatie correct.
De correspondentie tussen Huygens van Sibylle van Griethuysen beperkte zich in 1648 tot een gering aantal brieven. Wei stuurde de dichter haar tien jaar later een exemplaar van zijn pas verschenen Korenbloemen. Het lijkt niet gewaagd hieruit te concluderen, dat het contact met de Damster apothekersvrouw voor de Heer van Zuilichem wel iets heeft betekend. J. van Delden | |||||
Literatuur:
|
|