Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 9
(1991)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Uit de bibliotheek | |
Versregels van Jan van HoutHistorici die zich hebben beziggehouden met de middeleeuwse of vroeg-moderne geschiedenis van de stad Leiden hebben nimmer hun bewondering voor de onverzadigbare werklust van stadssecretaris Jan van Hout (1542-1609) onder stoelen of banken gestoken. Terecht heeft de enkele jaren geleden opgerichte vereniging van vrienden van het Gemeentearchief Leiden haar naam verbonden met die van de ‘eerste archivaris’ van de stad. Het is verheugend dat ook van de zijde van neerlandici de laatste jaren een hernieuwde belangstelling voor het werk van deze energieke figuur waarneembaar is.Ga naar eind1 Het voornemen bestaat zelfs, zijn gehele letterkundige oeuvre in druk te laten verschijnen.Ga naar eind2 Een ernstige belemmering doet zich hierbij voor: Van Hout vermaakte zijn ‘poeterijen’ bij testament aan zijn vriend Pieter de Bert (Petrus Bertius) en sindsdien zijn zij spoorloos verdwenen. Alleen door de verspreid bewaard gebleven restanten van zijn dichtwerk bijeen te sprokkelen, kunnen we ons een beeld vormen van zijn Iiteraire activiteiten. We treffen deze overblijfselen op allerlei plaatsen aan, dikwijls tussen de officiële stukken die Van Hout voor de stad vervaardigde.
Uit hoofde van zijn functie als stadssecretaris was Van Hout in 1592 en 1593 betrokken bij de aanleg van de Herensteeg, de Salomonsteeg en de Nieuwsteeg. Hij leidde de onderhandelingen betreffende de aankoop van de grond en zorgde voor de administratie van de uitgifte van de nieuw te bebouwen percelen.Ga naar eind3 Willem Thomasz., ‘snijder van Burchlooy’ in het land van Luik, was een van de kopers van een nog onbebouwd erf. Er werd in tweevoud een document opgesteld waarin de verkoop van dit stukje grond, ter hoogte van het huidige perceel Nieuwsteeg 7, juridisch werd vastgelegd. Een van beide oorkonden wordt thans bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Leiden.Ga naar eind4 Het betreft een perkamenten blad van ca. 295x435 mm met op de vleeszijde de oorkondetekst, geschreven door een aan Van Hout ondergeschikte klerk. Het stuk draagt de datum 11 juni 1592, maar is door de stadssecretaris pas op 4 december 1593 voorzien van zijn handtekening.Ga naar eind5 Het is echter niet de oorkondetekst, maar de achterzijde van het document waar onze aandacht naar uitgaat. We lezen daar, in een keurig ‘humanistisch’ schuinschrift uit omstreeks 1600:
Tzijn twee gelijcken; quaet te doen,
Of, mogende, tquaet niet verhoen.
Dezelfde schrijver wijzigde dit naderhand in:
Tes effen veel, of quaet te doen,
Of, alsmen mach, tquaet niet verhoen.
Daaronder, in dezelfde hand, volgt:
Des winnings rooc
Es lief en zoet:
Wat stanc of smooc
Deselve ooc voet
Het is verleidelijk te veronderstellen dat de stadssecretaris zelf deze versregels aan het perkament heeft toevertrouwd. Vergelijking van het schrift met dat van de inscriptie die Jan van Hout op 13 september 1591 eigenhandig aanbracht in het album amicorum van de Enkhuizer medicus Berend ten Broecke (Bernardus Paludanus),Ga naar eind6 maakt dit zeer waarschijnlijk. Het formele schrifttype staat evenwel een definitieve toeschrijving aan Van Hout in de weg. Is op een andere wijze aannemelijk te maken dat Van Hout de auteur is? Uit vouwen rondom en uit kleine prikgaatjes blijkt dat de oorkonde ooit dienst heeft gedaan als kaft van een boek van ongeveer 240x170 mm. Wanneer we in gedachten de oorkonde weer rond dit boek vouwen, vallen enkele zaken op. Zo blijkt uit de positie van de versregels op het denkbeeldige voorplat dat de tekstjes pas geschreven zijn op het moment dat de oorkonde reeds fungeerde als boekkaft. Boven de versregels en op de rug van het boek staat de letter E. Uit dezelfde tijd, contemporain aan de versjes, stamt het merk 72.a linksboven op het voorplat en rechtsboven op het achterplat. Aantekeningen uit de negentiende eeuw tonen aan dat niet alleen de oorkonde zelf, maar het gehele oorspronkelijke boek in bezit van de Maatschappij der Nederlande Letterkunde is gekomen: het bezittersmerk van de Maatschappij staat - op z'n kop - rechtsbovenaan de achterzijde van de oorkonde, dus bovenaan op het verso van het voorplat van het verworven boek. Een plakker met de cijfers [.]285 is over de rug geplakt. Een fraai ex libris uit de negentiende eeuw siert het achterplat. Dit ex libris is geïdentificeerd als dat van jonkheer meester Isaac Lambertus Cremer van den Berch van Heemstede (1811-1879), student te Leiden van 1827 tot 1835 en later afgevaardigde van de stad in de Staten van Holland en in de Tweede Kamer.Ga naar eind7 Deze heer van Heemstede schonk tussen 1848 en 1862 enkele boeken aan de Maatschappij, waaronder een Keurboek van de stad | |
[pagina 12]
| |
uit 1583 en een exemplaar van de Ordonnantie ende onderrichtinge vande ordre ofte geregeltheyt die van nu voorts-aen ter Secretarye of schrijf-camere dezer Stadt Leyden zal werden onderhouden, in december 1592 opgesteld door Van Hout en nog in dat jaar gedrukt op het raadhuis. Beide drukken bevatten aantekeningen van de stadssecretaris. De in 1864 uitgegeven catalogus van de bibliotheek van de Maatschappij vermeldt bij het laatste werk: ‘Schijnt het handexemplaar van J. van Hout, wiens handschrift op den band zigtbaar is’.Ga naar eind8 De toenmalige bibliothecaris plaatste in zijn exemplaar van de catalogus het nummer ‘8285’ in de marge.Ga naar eind9 Tegenwoordig heeft de Ordonnantie die Van den Berch van Heemstede aan de Maatschappij schonk, met zekerheid te herkennen aan het nummer ‘8285’, een negentiende-eeuwse kartonnen band zonder aantekeningen. Hieruit trekken we de conclusie dat de oorkonde uit 1592 met de versregels op de achterzijde in 1864 nog de kaft van dit boek vormde. De resten van het bij binnenkomst in de bibliotheek toegekende nummer ‘8285’ zijn, zoals vermeld, nog op een plakker te zien. De maten van de Ordonnantie zijn thans ongeveer 215x170 mm; bij het opnieuw binden zal iets van het boekblok zijn afgesneden. Dit heeft plaatsgevonden vóór 1877. De catalogus van de bibliotheek van de Maatschappij uit dat jaar vermeldt de perkamenten acte uit 1592 voor het eerst afzonderlijk.Ga naar eind10 Het is niet bekend hoe Van den Berch van Heemstede in bezit van de Ordonnantie is gekomen. Jan van Hout heeft in 1606 bij testamentaire beschikking vastgelegd wat er na zijn dood met zijn boeken moest gebeuren. De medicus Pieter Pauw, gehuwd met Van Houts dochter Maria, zou alle boeken krijgen die hij wilde hebben en ook Van Houts kleinkinderen mochten een keuze maken. De rest moest met zoveel mogelijk winst voor de erfgenamen verkocht worden. Uitgezonderd hiervan was een aantal boeken, ‘alle te samen gebonden in ommeslagen meest van hoorn of pargament’, die Van Hout vermaakte aan zijn collega de griffier meester Joost van Swanenburch. Hieronder bevond zich ook ‘een bouc in formaet van vieren daer verscheyden ordonnantien innestaen nuo 72.a’.Ga naar eind11 Dit nummer komt overeen met dat op de oorspronkelijke band van de Ordonnantie. Ergens tussen 1594 en 1606 moet de oorkonde betreffende de verkoop van grond aan Willem Thomasz. zijn waarde als juridisch instrument hebben verloren. Op een andere wijze kon het document de spaarzame Jan van Hout nog wel van nut zijn. Om er een boek mee te kaften en er versjes op te schrijven. Ed van der Vlist |
|