Een monument voltooid
Tijdens een rijkelijk besproeide lunch ten huize van Uitgeverij Singel 262 waarbij enkele vertegenwoordigers van de pers aanwezig waren, zijn vrijdag 3 mei jongstleden de laatste twee delen van het verzamelde proza van Slauerhoff, te weten Schuim en as en Het leven op aarde, gepresenteerd. Daarmee is vijfenvijftig jaar na de dood van de zeevarende arts en schrijver eindelijk een verantwoorde teksteditie beschikbaar van al zijn verhalen en romans.
Nadat Joost Nijsen, directeur van Nijgh & Van Ditmar, een toelichting had verstrekt op de weinig rooskleurige financieel-economische kant van de uitgave en de weigering op het laatste moment van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur haar te subsidiëren, nam hoofdredacteur Vic van de Reijt het woord. Hij leidde tekstverzorger K. Lekkerkerker in, vanaf de oprichting in 1937 lid van de ‘Commissie voor de verzorging van de nalatenschap van J. Slauerhoff’ en na het overlijden van D.A.M. Binnendijk in 1984 de laatste overlevende. In de inleiding van Het China van Slauerhoff, in november 1985 verschenen in de reeks Achter het Boek van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, heeft Lekkerkerker in het kort het ontstaan en de eerste werkzaamheden van die commissie geschetst.
De moeilijkheden en tegenslagen waarmee de commissie van het begin af geconfronteerd werd, zijn legio. Het handschrift van Slauerhoff bleek nauwelijks te ontcijferen, de leden Ter Braak en Marsman kwamen ten gevolge van de oorlogsomstandigheden reeds in 1940 om het leven, het zetsel van de eerste vier delen van de Verzamelde werken ging bij het bombardement van Rotterdam verloren, directeur Doeke Zijlstra van Nijgh & Van Ditmar werd, vermoedelijk per abuis, doodgeschoten toen hij ging kijken wat er restte van het pand van de uitgeverij en A.A.M. Stols die meende enig recht te hebben op de uitgave van het verzameld werk, had de door Slauerhoff en Du Perron gereedgemaakte drukkerskopij voor een derde druk van Archipel met belangrijke varianten en nieuwe gedichten met opzet achtergehouden. Deel V zag eerst kort na de oorlog het licht, de delen VI en VII volgden in respectievelijk 1947 en 1954 en van deel VIII (Critisch proza) stond de uitgever in de persoon van directeur J.Th. Piek het recht tot uitgave grootmoedig af aan K. Lekkerkerker die het in 1958 op eigen kosten liet verschijnen.
Ondanks deze en nog tal van andere hindernissen is Lekkerkerker onvermoeibaar voortgegaan met het telkens opnieuw bestuderen, voor zover bewaard gebleven, van kladversies, handschriften, typescripten, proeven en de verschillende tijdens het leven van Slauerhoff (die in juli 1932 het hem aangeboden lidmaatschap van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde weigerde) verschenen drukken van zijn romans en verhalenbundels, hetgeen geresulteerd heeft in deze betrouwbare, van uitgebreide en minutieuze verantwoordingen voorziene, niet-wetenschappelijke want herspelde editie van het proza. Het eerste deel, Het lente-eiland en andere verhalen, verscheen in 1982 in een oplage van 2000 exemplaren bij de uitgeverijen bzztôh en Nijgh & Van Ditmar gezamenlijk, maar nadat eerstgenoemde firma binnen een half jaar na de verschijning van deel vier, Verwonderd saam te zijn (1987), alle delen in de ramsj had gegooid, stokte het project. Na het nodige juridische geharrewar werd de zaak ten slotte in der minne geschikt en verkreeg Nijgh & Van Ditmar het alleenrecht op deze ook wat de vormgeving betreft monumentale uitgave. Lekkerkerker werkt intussen aan een nieuwe editie van de verzamelde gedichten en aan de uitgave van de door Slauerhoff her en der gepubliceerde reisschetsen.
Dick Welsink